ECLI:NL:RBAMS:2024:6367

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 oktober 2024
Publicatiedatum
21 oktober 2024
Zaaknummer
24/5395
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening intrekking urgentieverklaring wegens weigering woningaanbod

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. Verzoekster had op 8 februari 2024 een urgentieverklaring ontvangen van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, die haar recht gaf op een eenmalig woningaanbod. Echter, op 30 mei 2024 weigerde verzoekster de aangeboden woning, wat leidde tot de intrekking van haar urgentieverklaring op 12 augustus 2024. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen deze intrekking en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter constateert dat de aanvraagprocedure niet correct is gevolgd, aangezien de medische redenen van verzoekster niet zijn meegenomen in de beoordeling. De voorzieningenrechter oordeelt dat het belang van verzoekster om de urgentieverklaring te behouden zwaarder weegt dan het belang van het college. Daarom wordt het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen, en wordt de intrekking van de urgentieverklaring geschorst tot zes weken na de beslissing op bezwaar. Tevens moet het college de proceskosten vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 24/5395

uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 oktober 2024 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit Amsterdam, verzoekster

(gemachtigde: mr. R.H. Bouwman),
en
het college van burgemeester & wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder, hierna: het college
(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen de intrekking van haar urgentieverklaring.
1.2.
Op 8 februari 2024 heeft het college verzoekster een urgentieverklaring verstrekt in het kader van de openbare orde en veiligheid. Met deze verklaring had verzoekster recht op een eenmalig woningaanbod van een woningcorporatie in Amsterdam. Op 30 mei 2024 is verzoekster een woning aangeboden aan de [adres] [Huisnummer] door de Alliantie. Verzoekster heeft de woning niet geaccepteerd.
1.3.
In het bestreden besluit van 12 augustus 2024 heeft het college de urgentieverklaring van verzoekster ingetrokken, omdat zij de woning heeft geweigerd. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.4.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 8 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigde van het college. De moeder van verzoekster en haar begeleidster van perMens, mevrouw [Begeleidster] , waren ook aanwezig tijdens de zitting.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2.
2.1.
Verzoekster verzoekt om een voorlopige voorziening te treffen inhoudende dat het bestreden besluit wordt geschorst tot op het bezwaar is beslist.
2.2.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Spoedeisend belang
3.
3.1.
De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als onverwijlde spoed dat vereist. Verzoekster heeft op 8 februari 2023 een urgentieverklaring gekregen in het kader van de openbare orde en veiligheid door een ernstig bedreigend incident. Het zit in de aard van de toekenning van deze woningurgentie besloten dat verzoekster in een woonsituatie verkeert die onhoudbaar is. De intrekking van de urgentieverklaring heeft dan ook grote negatieve gevolgen voor verzoekster. De voorzieningenrechter ziet hierin een spoedeisend belang.
Heeft het bezwaar een redelijke kans van slagen?
4.
4.1.
De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Dit rechtmatigheidsoordeel is een voorlopig oordeel. In een eventuele beroepsprocedure is de bodemrechter daar niet aan gebonden.
4.2.
Verzoekster voert aan dat er bij zowel de verlening als bij de intrekking van de urgentieverklaring geen rekening is gehouden met het feit dat er naast een veiligheidsreden ook medische redenen bestaan voor de urgentie. Voordat het ernstig bedreigend incident zich voordeed was eiseres daarom al bezig met het aanvragen van een medische urgentie. Verzoekster lijdt aan ADD en stemmingswisselingen. Haar ADD veroorzaakt ernstige concentratieproblemen en impulsiviteit. Het is voor haar zeer belangrijk om zich terug te kunnen trekken in een afgesloten prikkelarme ruimte. Volgens verzoekster is er bij de toewijzing van de woning geen rekening gehouden met haar gezondheidsproblemen en is deze woning ook niet passend. De toegewezen woning zou een twee kamerappartement zijn, echter is de slaapkamer niet afgezonderd van de woonkamer. Er is namelijk geen muur en deur geplaatst om de slaapkamer af te zonderen. De toegewezen woning betreft een open ruimte. Een afgescheiden ruimte is echter noodzakelijk voor verzoekster haar (mentale) gezondheid. Vanwege het bovenstaande kon verzoekster de woning niet betrekken. Onlangs herhaalde pogingen van verzoekster om haar probleem te bespreken met het college, is haar urgentieverklaring ingetrokken. Dit heeft als verstrekkend gevolg dat verzoekster de komende twee jaar geen urgentie meer mag aanvragen, terwijl de gronden voor haar urgentie onveranderd blijven.
4.3.
De gemachtigde van het college heeft op zitting toegelicht dat de aanvraag van verzoekster voor een urgentieverklaring niet via de reguliere route is binnen gekomen bij het college. Het college heeft de urgentieverklaring verstrekt in het kader van de openbare orde en veiligheid. Wanneer onder de aandacht was gebracht dat er zwaarwegende medische redenen waren, dan had het college hier rekening mee kunnen houden en een advies aan de GGD kunnen vragen. Dit is niet gebeurt. Het college heeft geen medische beoordeling kunnen laten uitvoeren, waardoor het onterecht is om de woning te weigeren vanwege medische redenen.
4.4.
De voorzieningenrechter kan het standpunt van het college niet volgen. Op zitting heeft verzoekster uitgelegd dat zij na het incident is aangemeld bij het jongerenpunt van de gemeente Amsterdam. Samen met twee medewerkers van het Actiecentrum [Zorginstelling] en een medewerker van de GGD is verzoekster in gesprek gegaan om haar casus te bespreken. In dit gesprek is de medische problematiek van verzoekster besproken. Verzoekster had haar medische stukken ook meegenomen naar dit gesprek. Vervolgens heeft verzoekster twee formulieren moeten invullen, waarop zij heeft aangekruist dat zij urgentie aanvraagt op grond van zowel de openbare orde en veiligheid als op medische redenen. Het Actiecentrum [Zorginstelling] heeft de aanvraag voor een urgentieverklaring ingediend bij het college. Tegen verzoekster is gezegd dat het verkrijgen van een urgentieverklaring via de route van de openbare orde en veiligheid sneller zou gaan, maar verzoekster was in de veronderstelling dat haar medische problematiek wel meegenomen zou worden bij het vinden van een passende woning. De voorzieningenrechter constateert dat de stukken rondom de aanvraagprocedure zich niet in het dossier bevinden. De gemachtigde van het college kon op de zitting niet toelichten hoe de aanvraagprocedure is gegaan of verklaren waarom deze stukken zich niet in het dossier bevinden. De voorzieningenrechter gaat dan ook uit van het verhaal van verzoekster en dat op het aanvraagformulier zowel de openbare orde en veiligheid als medische redenen zijn aangekruist als redenen voor het verkrijgen van een urgentieverklaring. Het had dan op de weg van het college gelegen om onderzoek te doen naar de medische situatie van verzoekster en dit te betrekken bij de urgentieverklaring. Vervolgens ligt het op de weg van het college om dit ook betrekken bij de intrekking van de urgentieverklaring. Tot slot zijn de negatieve gevolgen van de intrekking van de urgentieverklaring ten onrechte helemaal niet betrokken bij het bestreden besluit. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het bezwaar van verzoekster bij de huidige stand van zaken dan ook een redelijke kans van slagen heeft.
Belangenafweging
5.
5.1.
De voorzieningenrechter weegt de belangen van verzoekster die pleiten vóór het treffen van een voorlopige voorziening en de belangen van het college die pleiten tegen het treffen daarvan. De voorzieningen weegt de betrokken belangen als volgt af.
5.2.
De intrekking van de eerder verleende urgentieverklaring heeft ernstige negatieve gevolgen voor verzoekster. Het bestreden besluit heeft namelijk als gevolg dat eiseres geen andere woning krijgt aangeboden omdat haar urgentieverklaring is ingetrokken terwijl de urgentieverklaring aan haar is verleend in het kader van haar veiligheid. Mede gelet op de redelijke kans van slagen van het bezwaar weegt naar het oordeel van de voorzieningenrechter het belang van verzoekster om weer te kunnen beschikken over de urgentieverklaring op dit moment zwaarder dan het belang van het college.

Conclusie en gevolgen

6.
6.1.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit is geschorst tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Dat betekent dat de eerder aan verzoekster verleende urgentieverklaring van
8 februari 2024 weer herleeft. Het college moet weer een éénmalig woningaanbod doen aan verzoekster met een woning die passend is, waarbij het college er rekening mee moet houden dat de aangeboden woning een twee kamerwoning betreft met twee afgesloten kamers. Dat betekent dus dat de slaapkamer is afgesloten van de woonkamer met een muur en een deur.
6.2.
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst moet het college het griffierecht aan verzoekster vergoeden. Daarom krijgt verzoekster ook een vergoeding van haar proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoekster een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 875,-. De vergoeding van de proceskosten bedraagt dan in totaal € 1.750,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het bestreden besluit tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 187,- aan verzoekster moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Broek, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. G. dos Santos 't Hoen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
22 oktober 2024.
buiten staat om
te tekenen
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.