ECLI:NL:RBAMS:2024:6357

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 oktober 2024
Publicatiedatum
18 oktober 2024
Zaaknummer
10869655 CV EXPL 24-338
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Consumentenovereenkomst kinderopvang en herroepingsrecht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 15 oktober 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting Kinderrijk en een consument, aangeduid als [gedaagde]. De zaak betreft een consumentenovereenkomst voor kinderopvang die op afstand is gesloten. De gedaagde had op 14 maart 2023 een plaatsingsovereenkomst ondertekend, maar heeft deze op 20 oktober 2023 willen beëindigen. Kinderrijk vorderde betaling van openstaande facturen, maar de gedaagde stelde dat zij niet goed was geïnformeerd over haar herroepingsrecht. De kantonrechter oordeelde dat Kinderrijk niet voldoende duidelijke en begrijpelijke informatie had verstrekt over het herroepingsrecht, waardoor de termijn van 14 dagen werd verlengd. De gedaagde had de overeenkomst binnen deze verlengde termijn kosteloos kunnen ontbinden. De vordering van Kinderrijk werd afgewezen, en de stichting werd veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de verplichtingen van handelaren om consumenten correct te informeren over hun rechten bij overeenkomsten op afstand.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 10869655 CV EXPL 24-338
vonnis van: 15 oktober 2024
fno.: 364

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

de stichting KINDERRIJK

gevestigd te Amstelveen
eiseres, nader te noemen: Kinderrijk
gemachtigde: mr. O.J. Boeder, gerechtsdeurwaarder
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde, nader te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het procesdossier bestaat uit:
- de dagvaarding van 3 januari 2024, met producties;
- de conclusie van antwoord;
- het instructievonnis, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
- de dagbepaling van de mondelinge behandeling.
De mondelinge behandeling is bepaald op 3 juni 2024. Voor Kinderrijk is [gemachtigde] als gemachtigde verschenen. [gedaagde] is niet verschenen. De kantonrechter heeft aan de gemachtigde van Kinderrijk enkele vragen gesteld, waarna vonnis is bepaald. Na de zitting bleek dat de oproepbrief voor [gedaagde] naar een verkeerd adres was verstuurd. Daarop is een nieuwe mondelinge behandeling bepaald op 10 september 2024, waarvoor partijen opnieuw zijn opgeroepen.
Gemachtigde [gemachtigde] is voor Kinderrijk verschenen. [gedaagde] heeft aan de zitting deelgenomen per videoverbinding. Partijen hebben hun standpunten toegelicht en vragen van de kantonrechter beantwoord. Daarna is opnieuw een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1.1.
[gedaagde] heeft haar kind via de website van Kinderrijk ingeschreven voor een plek voor kinderopvang. Op 14 maart 2023 heeft [gedaagde] van Kinderrijk een plaatsingsovereenkomst ontvangen met een begeleidende brief, waarin onder meer is vermeld:
“(...)
Hoe verderEen pedagogisch medewerker van KinderRijk [naam] maakt telefonisch een afspraak voor een kennismakingsgesprek op de locatie met je. Tijdens dit kennismakingsgesprek maak je met de pedagogisch medewerker afspraken over de kennismakingsfase waarmee de plaatsing begint. De kennismakingsfase start op de eerste dag van het contract. (...).”
1.2.
In artikel 5 van de plaatsingsovereenkomst is opgenomen:

Art. 5 Herroepen van de overeenkomst en vroegtijdig (gedeeltelijke) annulering van de overeenkomst5.1 Na de datum van ondertekenen van de overeenkomst heeft ouder/verzorger
14 dagen bedenktijd en mag ouder/verzorger de overeenkomst zonder opgaaf van redenen en per direct herroepen, het herroepen van de overeenkomst dient schriftelijk, per email (..) te gebeuren.
5.2 Indien de ouder/verzorger minder dan één maand voor aanvang van de geplande opvang de overeenkomst geheel of gedeeltelijk annuleert dan is de ouder/verzorger een bedrag verschuldigd gelijk aan de berekende kosten voor de kinderopvang voor een maand.
5.3
Indien de ouder/verzorger meer dan één maand voor aanvang van de geplande opvang de overeenkomst geheel of gedeeltelijk annuleert dan is de ouder/verzorger geen bedrag verschuldigd.
(...).”
1.3.
[gedaagde] heeft de plaatsingsovereenkomst op 14 maart 2023 digitaal ondertekend en geretourneerd. De aanvangsdatum van de overeenkomst (het begin van de kinderopvang) was 14 augustus 2023 voor twee dagen kinderopvang per week en per 4 september 2023 voor vier dagen in de week.
1.4.
Bij e-mail van 20 oktober 2023 heeft [gedaagde] geschreven:
“(...) Via deze weg wil ik de overeenkomst stoppen 1 November omdat het sluit niet meer bij mijn tevredenheid. (...).”
1.5.
De opzegging is geaccepteerd per 19 november 2023, omdat volgens Kinderrijk een opzegtermijn van een maand gold.
1.6.
De factuur over de maand oktober 2023 en de factuur over de periode tot
19 november 2023 heeft [gedaagde] niet betaald.

Het geschil

2. Kinderrijk vordert veroordeling van [gedaagde] tot betaling van:
- € 3.176,68 aan hoofdsom;
- € 535,63 aan buitengerechtelijke kosten;
- € 41,43 aan wettelijke rente tot de dag van dagvaarding;
- de wettelijke rente over € 3.753,74 vanaf de dag van dagvaarding;
- de proceskosten.
3. Kinderrijk stelt dat de overeenkomst tussen partijen op afstand is gesloten, waarbij [gedaagde] nadrukkelijk is gewezen op het herroepingsrecht van 14 dagen. [gedaagde] heeft daarvan geen gebruik gemaakt, maar heeft vervolgens de overeenkomst per e-mail van 20 oktober 2023 opgezegd. Volgens Kinderrijk is [gedaagde] daarom het tot de einddatum van de overeenkomst, 19 november 2023, gefactureerde bedrag van € 3.176,68 verschuldigd. [gedaagde] heeft dat bedrag niet voldaan, is daarna in verzuim geraakt en is daardoor ook de wettelijke rente verschuldigd, naast de buitengerechtelijke kosten die Kinderrijk heeft gemaakt.
4. [gedaagde] heeft in haar antwoord uitgelegd onder welke omstandigheden zij destijds de overeenkomst is aangegaan. Zij stelt verder dat zij schulden heeft en dat zij de gemachtigde van Kinderrijk heeft benaderd voor een afbetalingsregeling. [gedaagde] wil graag van haar schulden af.

Beoordeling

5. Kinderrijk is een handelaar en [gedaagde] is de overeenkomst aangegaan als consument. De overeenkomst tussen partijen wordt daarom aangemerkt als een consumentenovereenkomst. Dat betekent dat de kantonrechter uit zichzelf (ambtshalve) moet onderzoeken of Kinderrijk bij het aangaan van de overeenkomst met [gedaagde] heeft voldaan aan de informatieplichten van afdeling 2b van titel 5 van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Daarnaast moet ambtshalve worden beoordeeld of in de overeenkomst oneerlijke bedingen staan in de zin van Richtlijn 93/13 EG (richtlijn oneerlijke bedingen). Dat moet ook als hierop geen verweer is gevoerd of als is erkend dat nog bedragen openstaan die moeten worden betaald.
6. Kinderrijk heeft ter zitting toegelicht dat de gebruikelijke gang van zaken eruit bestaat dat als de klant zich heeft ingeschreven, Kinderrijk per e-mail een aanbod doet aan de klant. Nadat de klant dat plaatsingsaanbod (digitaal) heeft aanvaard en de overeenkomst is gesloten, komt deze naar de locatie toe en is er een kennismakingsgesprek. Uit deze toelichting en de (geautomatiseerde) stukken die zijn overgelegd wordt opgemaakt dat de overeenkomst tussen partijen is gesloten ‘in het kader van een georganiseerd systeem voor verkoop of dienstverlening op afstand zonder gelijktijdige persoonlijke aanwezigheid van handelaar en consument en waarbij, tot en met het moment van het sluiten van de overeenkomst, uitsluitend gebruik wordt gemaakt van een of meer middelen voor communicatie op afstand’. Derhalve is sprake van een overeenkomst op afstand (zie artikel 6:230g lid 1 sub e BW), zodat Kinderrijk bij het sluiten van de overeenkomst onder meer moest voldoen aan de informatieplichten van artikel 6:230m en artikel 230v BW.
7. Dat betekent dat Kinderrijk aan [gedaagde] , voordat zij was gebonden aan de overeenkomst, op duidelijke en begrijpelijke wijze informatie moest verstrekken over (onder meer) het recht om de overeenkomst te ontbinden, de voorwaarden en de termijn die daarvoor golden en op welke wijze [gedaagde] dat recht kon uitoefenen. Kinderrijk heeft in artikel 5 lid 1 van de overeenkomst wel informatie verstrekt over het ontbindingsrecht, maar die is, gelezen in combinatie met de overige leden van artikel 5, niet volledig.
8. Uit het eerste lid van artikel 5 van de overeenkomst volgt immers niet dat kosteloos van het ontbindingsrecht gebruik kon worden gemaakt, terwijl volgens artikel 6:230s lid 5 onder a sub 1 BW de consument geen kosten draagt voor de uitvoering van diensten die geheel of gedeeltelijk tijdens de ontbindingstermijn zijn verleend, indien de handelaar heeft nagelaten de informatie overeenkomstig artikel 6:230m lid 1 sub h BW te verstrekken.
9. Volledigheidshalve had Kinderrijk dat in haar voorwaarden moeten vermelden, nu in het tweede lid van artikel 5 van de overeenkomst expliciet is bepaald dat kosten zijn verschuldigd wanneer de overeenkomst wordt ‘geannuleerd’ minder dan een maand voordat de opvang ingaat. Uit de combinatie van de artikelleden zou ten onrechte kunnen worden begrepen dat aan het ontbindingsrecht van lid 1 (onder bepaalde omstandigheden) kosten zijn verbonden, terwijl zij sowieso het recht had de overeenkomst binnen 14 dagen na het ondertekenen zonder kosten te ontbinden. Dat deze termijn in haar geval niet viel binnen de maand dat de kinderopvang zou beginnen (de situatie van lid 2 van artikel 5) maakt dat oordeel niet anders, nu Kinderrijk als handelaar de plicht heeft om in alle gevallen en ongeacht de precieze omstandigheden, de juiste informatie van artikel 6:230m BW te verstrekken.
10. Verder is in artikel 5 lid 1 bepaald dat ‘het herroepen’ schriftelijk per e-mail moet gebeuren, terwijl in artikel 6:230o lid 3 BW is bepaald dat de consument zijn ontbindingsrecht kan uitoefenen door een daartoe strekkende ondubbelzinnige verklaring te doen aan de handelaar. Daaruit volgt dat het beroep op het ontbindingsrecht dus niet perse schriftelijk hoeft te gebeuren, zodat [gedaagde] ook op dit punt niet goed is voorgelicht en is beperkt in de wijze waarop ze het ontbindingsrecht kon uitoefenen.
11. Gelet op het voorgaande heeft Kinderrijk de informatie over het ontbindingsrecht – de voorwaarden waaronder en de wijze waarop [gedaagde] daarvan gebruik kon maken – niet voldoende duidelijk en begrijpelijk verstrekt. In dat geval wordt de termijn van 14 dagen kort gezegd verlengd met twaalf maanden (zie artikel 6:230o lid 2 BW). Deze wettelijke sanctie geldt ongeacht of [gedaagde] binnen die 14 dagen heeft willen ontbinden.
12. De datum dat [gedaagde] de overeenkomst uiteindelijk heeft beëindigd, te weten
20 oktober 2023, valt binnen die verlengde ontbindingstermijn. Dat betekent dat [gedaagde] op dat moment kosteloos, zonder reden en vormvrij de overeenkomst kon ontbinden. Het ‘stoppen’ van de overeenkomst kwalificeert als zodanig, nu van [gedaagde] , anders dan Kinderrijk bepleit, redelijkerwijs niet kan en hoeft te worden verwacht dat zij een onderscheid maakt tussen ontbinden en opzeggen van de overeenkomst. Overigens heeft [gedaagde] in haar e-mail vermeld de overeenkomst te willen stopzetten omdat zij niet tevreden is, waarin eerder een ontbinding van de overeenkomst valt te lezen dan een opzegging ervan.
13. Slotsom is dat [gedaagde] de openstaande facturen niet is verschuldigd en de vordering daarom wordt afgewezen. Kinderrijk wordt als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten belast, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] begroot op nihil.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt Kinderrijk in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. Brokkaar, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 oktober 2024 in tegenwoordigheid van mr. T.C. van Andel, griffier.
De griffier De kantonrechter