ECLI:NL:RBAMS:2024:6354

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 oktober 2024
Publicatiedatum
18 oktober 2024
Zaaknummer
9933059 CV EXPL 22-7786
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatieplicht luchtvaartmaatschappij bij vertraging door buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 17 oktober 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen AirHelp Germany GmbH (eiseres) en Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V. (gedaagde) over de compensatieplicht van de luchtvaartmaatschappij na een vertraagde vlucht. De passagier had een vlucht geboekt van Valencia naar Luxemburg met een overstap in Amsterdam, maar arriveerde met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming. De vertraging was het gevolg van het ontbreken van de-icing faciliteiten op de luchthaven van Valencia, wat leidde tot een vertraging van de vlucht.

AirHelp vorderde compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, maar de vervoerder voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk winterse omstandigheden die niet gebruikelijk zijn in Valencia. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende had onderbouwd dat de vertraging niet te voorkomen was, ondanks het treffen van redelijke maatregelen. De rechter concludeerde dat de vervoerder niet in redelijkheid kon verwachten dat er ijsvorming op het toestel zou ontstaan en dat de omstandigheden niet inherent waren aan de normale uitoefening van de luchtvaart.

De vordering van AirHelp werd afgewezen, en de kantonrechter veroordeelde AirHelp in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt de noodzaak voor luchtvaartmaatschappijen om bij de planning van vluchten rekening te houden met mogelijke vertragingen door buitengewone omstandigheden en de verplichting om redelijke maatregelen te treffen om deze te voorkomen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 9933059 CV EXPL 22-7786
vonnis van: 17 oktober 2024
fno.: 569

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

de vennootschap naar het recht harer vestiging AirHelp Germany GmbH

gevestigd te Berlijn
eiseres
nader te noemen: AirHelp
gemachtigde: mr. D.E. Lof
t e g e n

de naamloze vennootschap Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V.

gevestigd te Amstelveen
gedaagde
nader te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. R.L.S.M. Pessers.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

  • dagvaarding van 24 mei 2022, met producties;
  • antwoord met producties;
  • repliek met producties;
  • dupliek met producties;
  • akte uitlating producties;
  • dagbepaling vonnis.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat vast:
1.1.
[naam] – hierna de passagier – heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier op 30 januari 2022 diende te vervoeren van Valencia naar Luxemburg via Amsterdam.
1.2.
De vlucht van Valencia naar Amsterdam is met een vertraging van 3 uur en 2 minuten vertrokken en gearriveerd met een vertraging van 3 uur en 10 minuten. De passagier heeft de aansluitende vlucht naar Luxemburg gemist en is met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming gearriveerd.
1.3.
In het OCC rapport van vlucht [vluchtnummer] is opgenomen:
‘VLC: de-icing required. No de-icing facilities available at VLC station.
1.4.
In de ‘airport info’ van Valencia is opgenomen:
‘3.5 De-icingNot AVBL’
1.5.
De passagier heeft de vordering aan Airhelp gecedeerd.
1.6.
Airhelp heeft de vervoerder schriftelijk gesommeerd tot betaling van compensatie. De vervoerder heeft geweigerd de compensatie te betalen.

Vordering en verweer

2. Airhelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
a. € 250,00 aan hoofdsom;
b. wettelijke rente over € 250,00 vanaf de datum van de vlucht tot aan de dag van
betaling;
c. de proceskosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na vonnis;
3. AirHelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
4. AirHelp betwist dat er sprake is geweest van een buitengewone omstandigheid als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening die zou verhinderen dat de vervoerder is gehouden tot betaling van de compensatie. Sneeuwval en mogelijke ijsvorming komen voor maar zijn geen bijzonder omstandigheid in de winter en is inherent aan de normale uitoefening van het bedrijf van de luchtvaartmaatschappij. Daarnaast heeft vervoerder geen redelijke maatregelen getroffen. De overstaptijd bedroeg 45 minuten, de minimal connecting time is 40 minuten op Schiphol. Daarnaast is niet meegedeeld door de vervoerder op welk tijdstip de aansluitende vlucht is vertrokken zodat onvoldoende is onderbouwd dat de passagier bij voldoende buffer deze vlucht zou hebben gehaald. De vervoerder heeft geen redelijke maatregelen getroffen in het stadium van de planning van de vlucht om de buitengewone omstandigheid te voorkomen (HvjEU Egilitis C-294/10, 12 mei 2011).
5. De vervoerder voert verweer en voert – kort gezegd –aan dat de vertraging het gevolg is van een buitengewone omstandigheid die ondanks het treffen van redelijke maatregelen, als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening, niet voorkomen had kunnen worden. Er was sprake van zeer winterse omstandigheden in Valencia die niet gebruikelijk zijn. Door het ontbreken van de-icing faciliteiten moest gewacht worden tot zonsopkomst. De passagier is omgeboekt op de eerstvolgende beschikbare vlucht. Een sneller alternatief was er niet.
6. De overige stellingen en verweren komen voor zover van belang bij de beoordeling aan de orde.

Beoordeling

7. Vast staat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming. Gelet daarop is de vervoerder in beginsel gehouden de passagier te compenseren, tenzij de vervoerder op grond van artikel 5, lid 3 van de Verordening kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden en dat de vertraging, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen, niet voorkomen had kunnen worden.
8. Tussen partijen is niet in geschil dat de vertraging is ontstaan door de ontstane ijsvorming op het vliegtuig. Tevens is gebleken dat ter plaatse geen “de-icing equipment” aanwezig was en dat gewacht moest worden tot zonsopkomst. Dit is door de vervoerder afdoende onderbouwd door het verstrekken van de Metar data, het OCC rapport en de ‘airport info’.
9. De vervoerder hoeft in redelijkheid niet te verwachten dat op het toestel in Zuid Spanje ijsvorming zou ontstaan, ook niet in januari. Dit wordt ondersteund door het feit dat op de luchthaven in Valencia ook geen apparatuur beschikbaar is voor de-icing, waaruit kan worden geconcludeerd dat dit niet vaak voorkomt. De vervoerder heeft voldoende onderbouwd dat hij niets anders kon doen dan te wachten tot het ijs was gesmolten. Gelet op deze omstandigheden is er sprake van een omstandigheid die niet inherent is aan de normale uitoefening van het bedrijf van de luchtvaartmaatschappij en slaagt het beroep van de vervoerder op buitengewone omstandigheden.
10. Voor een geslaagd beroep op artikel 5 lid 3 van de Verordening dient de vraag beantwoord te worden of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagier(s) te voorkomen. Het Hof van Justitie heeft in het Eglitis arrest (ECLI:EU:C:2011:303) (C-294/10) van 12 mei 2011 bepaald dat een luchtvaartmaatschappij in het stadium van de planning van de vlucht redelijkerwijs rekening dient te houden met risico op vertraging die het gevolg kan zijn van een eventuele buitengewone omstandigheid. Dit arrest, dat in beginsel ziet op een casus waarbij het de reservetijd bij de planning van de vlucht van A naar B betreft, kan gelet op het doel van de redelijke maatregelen analoog worden toegepast op de reservetijd tussen aansluitende vluchten. De Minimal Connecting Time (MCT) voor vluchten binnen de Europese Unie (continentale vluchten) bedraagt 40 minuten. De geplande overstaptijd bedroeg 45 minuten. De kantonrechter is gelet op voornoemd arrest van oordeel dat de luchtvaartmaatschappij waarbij de aansluitende vluchten geboekt worden, naast deze MCT, nog een buffer van ten minste 20 minuten moet hanteren om langdurige vertraging door een gemiste aansluitende vlucht te voorkomen. Dat is niet gebeurd. Er is een buffer van 5 minuten gehanteerd. Dit neemt echter niet weg dat in dit geval de passagier de vlucht van Amsterdam naar Luxemburg ook zou hebben gemist indien de reservetijd van 20 minuten wel in acht zou zijn genomen, gelet op de duur van de vertraging. Dat de vervoerder niet heeft onderbouwd wanneer de aansluitende vlucht is vertrokken doet daar niet aan af bij een vertraging van 3 uur en 10 minuten. Gelet daarop beroept de vervoerder zich op goede gronden op artikel 5 lid 3 van de Verordening. Dat betekent, anders dan AirHelp stelt, dat in dit geval niet de conclusie is gerechtvaardigd dat de vervoerder niet alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te beperken reeds door het niet hanteren van voldoende reservetijd tussen aansluitende vluchten.
11. Niet betwist is dat de passagier door de vervoerder op de eerst beschikbare alternatieve vlucht is geboekt. De vervoerder heeft derhalve in het onderhavige geval alle redelijke maatregelen getroffen.
12. De vordering van Airhelp wordt gelet op het voorgaande afgewezen. Airhelp wordt veroordeeld in de proceskosten als hierna te melden.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt Airhelp in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van de vervoerder begroot op € 80,00 aan salaris gemachtigde, voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt Airhelp in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 19,00 aan salaris gemachtigde, voor zover van toepassing inclusief btw;
verklaart de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Pennink, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.