ECLI:NL:RBAMS:2024:6349

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 april 2024
Publicatiedatum
18 oktober 2024
Zaaknummer
13/092987-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Valse werkgeversverklaring en salarisspecificatie leiden tot oplichting en witwassen

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 18 april 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting, het opzettelijk gebruik maken van valse geschriften en witwassen. De verdachte heeft door middel van een valse werkgeversverklaring en een valse salarisspecificatie De Volksbank N.V. ertoe bewogen een hypothecaire geldlening van € 265.300,- te verstrekken voor de aankoop van een woning. De feiten vonden plaats tussen 1 juli 2018 en 25 januari 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een ander heeft gehandeld en dat hij wist dat de documenten vals waren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uur, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 30 dagen indien de taakstraf niet naar behoren wordt uitgevoerd. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden met ongeveer anderhalf jaar, wat heeft geleid tot een matiging van de straf. De vordering van de benadeelde partij, De Volksbank N.V., is afgewezen omdat de gevorderde onderzoekskosten niet als rechtstreekse schade zijn aangemerkt. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard.

Uitspraak

verkort vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/092987-21
Datum uitspraak: 18 april 2024
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [gebooretplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1987,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres 1].

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 april 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. E. de Bruijn, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. C.T. Pittau, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich in Nederland heeft schuldig gemaakt aan
1. medeplegen van oplichting van De Volksbank N.V. in de periode van 1 juli 2018 tot en met 21 september 2018;
2. medeplegen van het opzettelijk gebruik maken van valse geschriften in de periode van 1 juli 2018 tot en met 2 augustus 2018;
3. witwassen van een geldbedrag van € 265.300,-, en/of een hypothecaire geldlening en/of een woning in de periode van 21 september 2018 tot en met 25 januari 2021..
De volledige tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit verkort vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle feiten kunnen worden bewezen.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het bewijs geen verweer gevoerd.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen in het dossier en de bekennende verklaring van verdachte van oordeel dat alle feiten kunnen worden bewezen. Gelet op de standpunten
van de officier van justitie en de verdediging behoeft dit oordeel geen nadere motivering.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
1.
in de periode van 1 juli 2018 tot en met 21 september 2018 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen, De Volksbank N.V. heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van 265.300 euro, en het aangaan van een schuld, te weten een (hypothecaire) geldlening (ter waarde van 265.300 euro) (ten behoeve van de aankoop van het pand aan de [adres 2]), door
valselijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid, een valse werkgeversverklaring van KLM d.d. 24 juli 2018 en een valse salarisspecificatie van KLM betreffende de maand juli 2018 (waarin ten onrechte valse werkgeversgegevens en salarisgegevens van de verdachte en/of anderszins valse en/of vervalste gegevens waren opgenomen), in te dienen bij [hypotheekspecialist] te Uithoorn, en een hypotheekofferte van [naam bedrijf] (onderdeel van De Volksbank) (waarin in strijd met de waarheid de inkomensgegevens van de verdachte zijn opgenomen) te ondertekenen.
2.
in de periode van 1 juli 2018 tot en met 2 augustus 2018 in Nederland tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van
a. a) een valse werkgeversverklaring (van KLM d.d. 24 juli 2018), en:
b) een valse salarisspecificatie (van KLM betreffende maand juli 2018),
zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware deze echt en onvervalst, bestaande die valsheden hierin dat in strijd met de waarheid (onder meer):
(onder a) voornoemde werkgeversverklaring zou zijn opgemaakt door KLM en is vermeld dat hij, verdachte sinds 12 februari 2007 bij de KLM in dienst was, en dat hij, verdachte bij KLM een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd had (in de functie van Billing Specialist), en het bruto jaarsalaris van hem, verdachte (ongeveer) 49.309,44 euro bedroeg,
en
(onder b) op voornoemde salarisspecificatie is vermeld dat hij, verdachte een bruto maandloon zou ontvangen van 4.109,12 euro (terwijl er geen sprake was van enig dienstverband) en dat hij, verdachte sinds 12 februari 2007 in dienst was bij KLM:
bestaande dat gebruik maken hierin dat hij, verdachte, en zijn mededader die werkgeversverklaring en die salarisspecificatie hebben verstrekt of doen toekomen aan [hypotheekspecialist] te Uithoorn (ten behoeve van een hypotheekaanvraag) terwijl hij, verdachte, wist, dat die werkgeversverklaring en die salarisspecificatie bestemd waren tot gebruik als ware deze geschriften (telkens) echt en onvervalst;
3.
in de periode van 21 september 2018 tot en met 25 januari 2021 in Nederland een geldbedrag van (ongeveer) 265.300 euro, en een (hypothecaire) geldlening (ter waarde van 265.300 euro), en een woning (gevestigd aan de [adres 2]),
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet,
terwijl hij wist dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig (eigen) misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 30 dagen. De officier van justitie heeft daarbij naar voren gebracht dat zij bij het bepalen van deze strafeis nadrukkelijk rekening heeft gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. Hij heeft geen relevant strafblad en hij heeft eenmalig een verkeerde keuze gemaakt. Vanwege zijn lichamelijke klachten is het lastig voor verdachte om een taakstraf uit te voeren. Gelet op de forse overschrijding van de redelijke termijn heeft de raadsman verzocht om de eis van de officier van justitie nog meer te matigen en aan verdachte een geheel voorwaardelijke taakstraf op te leggen.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich, al dan niet samen met een ander, schuldig gemaakt aan oplichting, het opzettelijk gebruik maken van valse geschriften en witwassen. Door gebruik te maken van een valse werkgeversverklaring en een valse salarisspecificatie is De Volksbank N.V. ertoe bewogen een hypothecaire geldlening van € 265.300,- aan verdachte te verstrekken ten behoeve van de aankoop van een woning. Geldleningen spelen een belangrijke rol in het economisch verkeer. Voor de beoordeling van de kredietwaardigheid van de aanvragen zijn hypotheekverstrekkers afhankelijk van de juistheid van de overgelegde stukken, zoals werkgeversverklaringen en loongegevens. Verdachte heeft misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer pleegt te worden gesteld in schriftelijke stukken met een bewijsbestemming alsook van het vertrouwen van de hypotheekverstrekker die ervan uit moet kunnen gaan dat overgelegde documenten naar waarheid zijn opgemaakt.
Daarnaast heeft verdachte voornoemd geldbedrag, de geldlening en de aangekochte woning witgewassen. De integriteit van het financiële en economische verkeer is daardoor aangetast.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 20 februari 2024. Hieruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke misdrijven.
Als uitgangspunt geldt dat een verdachte recht heeft op berechting van zijn zaak binnen een termijn van twee jaar. Het startmoment voor de redelijke termijn is het moment waarop een verdachte in redelijkheid kan verwachten dat hij door het Openbaar Ministerie voor een bepaald strafbaar feit zal worden vervolgd. De redelijke termijn in onderhavige zaak begon te lopen op 23 oktober 2020, de dag van het eerste verhoor van verdachte. Het einde van de periode is 18 april 2024, de dag waarop de rechtbank uitspraak doet. De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn is overschreden met ongeveer één jaar en zes maanden, wat niet te wijten is aan de ingewikkeldheid van de zaak of de invloed van de verdediging. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding een aanzienlijke matiging van de op te leggen straf tot gevolg moet hebben.
Gezien de ernst van de feiten ziet de rechtbank geen ruimte om aan verdachte een geheel voorwaardelijke taakstraf op te leggen, zoals de raadsman heeft bepleit. Over het standpunt van de raadsman ten aanzien van de (on)uitvoerbaarheid van een op te leggen taakstraf, overweegt de rechtbank dat de reclassering een passende werkplek voor verdachte kan vinden, rekening houdend met zijn lichamelijke klachten.
Alles afwegende acht de rechtbank de eis van de officier van justitie passend en geboden. Zij zal aan verdachte een taakstraf van 60 uur opleggen. Als verdachte deze werkstraf niet of niet naar behoren uitvoert, wordt deze vervangen door 30 dagen hechtenis. Het overschrijden van de redelijke termijn heeft tot gevolg dat de rechtbank een lagere taakstraf oplegt dan het geval zou zijn geweest als de redelijke termijn niet zou zijn overschreden.

9.Vordering van de benadeelde partij

De benadeelde partij De Volksbank N.V. vordert € 1.952,- aan vergoeding van materiële schade bestaande uit onderzoekskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de gevorderde onderzoekskosten niet zijn aan te merken als rechtstreekse schade, nu op de zitting is gebleken dat het onderzoek naar fraude tot de vaste werkzaamheden behoort van de werknemers van de afdeling Veiligheidszaken van De Volksbank N.V. en er geen externe deskundigen voor dit onderzoek zijn ingehuurd. De vordering wordt daarom afgewezen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 47, 57, 63, 225, 326 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
medeplegen van oplichting;
Ten aanzien van feit 2:
medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 3:
witwassen, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 60 (zestig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 30 (dertig) dagen.
Wijst de vordering van De Volksbank N.V. af.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. K.M.A. van der Heijden, voorzitter,
mrs. P.K. Oosterling - Van der Maarel en E.M. de Bie, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. van Gerven, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 april 2024.
[...]