Op 9 augustus 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 4 december 2023 in Amsterdam een poging tot doodslag en zware mishandeling heeft gepleegd. De verdachte heeft meermalen met een bijl in de richting van het gezicht en lichaam van de aangever geslagen. Tijdens de zitting heeft de officier van justitie, mr. A. van de Venn, gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld voor de poging tot zware mishandeling. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. D.M. Moes, pleitte voor vrijspraak van de zwaardere aanklachten, stellende dat er onvoldoende bewijs was voor zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de poging tot doodslag en zware mishandeling niet bewezen kon worden, maar dat er wel voldoende bewijs was voor de poging tot zware mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de aangever zwaar lichamelijk letsel zou oplopen door met een bijl te slaan. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 150 dagen, waarvan 78 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is er een schadevergoeding van €2.000,- toegewezen aan de benadeelde partij, te vermeerderen met wettelijke rente.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd en de persoon van de verdachte. De verdachte heeft een lange geschiedenis van verslaving, maar heeft in de afgelopen vijf jaar geen strafbare feiten gepleegd. De rechtbank heeft geen bijzondere voorwaarden opgelegd, omdat de verdachte niet wilde meewerken aan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, rekening houdend met de ernst van de schade en vergelijkbare zaken.