ECLI:NL:RBAMS:2024:6334

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 september 2024
Publicatiedatum
17 oktober 2024
Zaaknummer
11082352 CV EXPL 24-4197
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Consumentenkoop van een puppy met parvovirus en schadevergoeding voor dierenarts- en crematiekosten

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam, gaat het om een consumentenkoop van een puppy, genaamd [naam puppy], die door eiseres op 12 oktober 2023 is gekocht van gedaagde voor € 750,00. Kort na de aankoop werd de puppy ziek en werd vastgesteld dat hij besmet was met het parvovirus. Eiseres vorderde schadevergoeding voor de dierenarts- en crematiekosten, omdat de puppy niet voldeed aan de koopovereenkomst. De kantonrechter oordeelde dat gedaagde aansprakelijk was voor de kosten, omdat de puppy bij aflevering al ziek was, wat werd ondersteund door het bewijsvermoeden uit artikel 7:18a lid 2 BW. De bepalingen in de koopovereenkomst die de aansprakelijkheid van gedaagde uitsloten, werden vernietigd wegens strijd met dwingend recht. Eiseres had voldaan aan haar schadebeperkingsplicht, en de kantonrechter kende de gevorderde schadevergoeding van € 6.467,67 toe, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten werden ook aan gedaagde opgelegd, en de veroordelingen werden uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 11082352 \ CV EXPL 24-4197
Vonnis van 13 september 2024
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres,
gemachtigden: [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2] , werkzaam bij Stichting Rechtswinkel Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. H. den Besten.
Partijen worden hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd.
Waar gaat deze zaak over?
In deze zaak gaat het om een puppy, genaamd [naam puppy] , die [eiseres] van [gedaagde] heeft gekocht. Kort na de aankoop is [naam puppy] ziek geworden en behandeld door verschillende dierenartsen. Bij [naam puppy] is het parvovirus vastgesteld en uiteindelijk is hij ingeslapen. [eiseres] wil vergoeding van de dierenarts- en crematiekosten van [gedaagde] , maar [gedaagde] is het hier niet mee eens. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] die kosten van [eiseres] moet vergoeden, zodat de vordering van [eiseres] wordt toegewezen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 8 april 2024,
- het herstelexploot van de dagvaarding van 18 april 2024, met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties,
- het tussenvonnis van 18 juni 2024 waarin de mondelinge behandeling is bepaald,
- de mondelinge behandeling van 26 juli 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt die zich in het dossier bevinden.
1.2.
Daarna is bepaald dat vandaag een vonnis wordt uitgesproken.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] heeft op 12 oktober 2023 een dwergteckel pup, genaamd [naam puppy] , gekocht van [gedaagde] voor een bedrag van € 750,00.
2.2.
Voor het geval er vragen of problemen zijn met betrekking tot de gezondheid van [naam puppy] , bevat de tussen partijen gesloten koopovereenkomst de volgende bepaling:
“(…) De koper zal bijvragen of vermeende problemen met betrekking tot de gezondheid van de pupgedurende de garantieperiode (zie hierna)te allen tijde éérst de verkoper telefonisch consulteren(b.g.g. email sturen naar[e-mailadres]
. U wordt binnen een dag teruggebeld of gemaild). Indien naar mening van de verkoper behandeling dan wel een diagnose door een dierenarts noodzakelijk dan wel wenselijk is, kan de koper op kosten van de verkoper gebruik maken van de dierenarts die verbonden is aan de kennel van de verkoper. Indien de koper hier geen gebruik van kan of wil maken, dan komen dierenartskosten niet voor vergoeding door verkoper is aanmerking. (…)
2.3.
De koopovereenkomst bevat onder meer ook de volgende bepaling:
“(…) Elke vorm van aansprakelijkheid vervalt indien zonder uitdrukkelijke toestemming van de verkoper wordt overgegaan tot euthanaseren van de pup. (…)”.
2.4.
[naam puppy] is op 20 oktober 2023 ziek geworden. [eiseres] is op diezelfde dag met hem naar Dierenarts Purmerend gegaan. Op 21 oktober 2023 is [eiseres] nogmaals met [naam puppy] naar Dierenarts Purmerend gegaan. De dierenarts heeft [naam puppy] toen doorverwezen naar het Medisch Centrum voor Dieren (hierna: MCD).
2.5.
[eiseres] is in de ochtend van 21 oktober 2023 met [naam puppy] naar het MCD gegaan. In het MCD is [naam puppy] onderzocht en is vastgesteld dat [naam puppy] het parvovirus had.
2.6.
[eiseres] heeft [gedaagde] in de middag van 21 oktober 2023 gebeld en hem – samengevat – verteld dat [naam puppy] ziek was geworden en gevraagd of er andere pups uit het nest van [naam puppy] ziek waren geworden.
2.7.
In de avond van 21 oktober 2023 heeft [eiseres] [gedaagde] een e-mail gestuurd. In deze e-mail heeft [eiseres] (nogmaals) meegedeeld dat bij [naam puppy] het parvovirus is vastgesteld. Verder geeft zij aan dat er inmiddels al € 1.000,- aan dierenartskosten is gemaakt, dat [naam puppy] in de kliniek moet verblijven om zijn leven te redden, dat dit verblijf elke dag € 2.000,- kost en dat [naam puppy] mogelijk vier dagen moet blijven.
2.8.
Op 22 oktober 2023 heeft [gedaagde] gereageerd op de e-mail van [eiseres] . In deze e-mail heeft hij onder meer het volgende geschreven:
“(…) Ik vind het jammer dat je niet zoals afgesproken eerder contact met ons hebt opgenomen toen [naam puppy] ziek werd. Zoals afgesproken (in de koopovereenkomst) had je op onze kosten naar onze dierenarts kunnen gaan en had je zelf geen dierenartskosten gehad.
Ik hoop dat [naam puppy] het red en mocht er bij ons in de kennel een pup ziek worden dan meld ik mij.
Sterkte en ik hoop op een goede afloop.(…)”.
2.9.
[naam puppy] is van 21 tot 25 oktober 2023 behandeld door het MCD, waarna hij op 25 oktober 2023 is ingeslapen.
2.10.
[naam puppy] is op 27 oktober 2023 gecremeerd. Diezelfde dag heeft [eiseres] een e-mail gestuurd naar [gedaagde] , waarin zij – samengevat – vermeldt dat [gedaagde] een zieke pup aan haar heeft geleverd en zij hem daarom aansprakelijk stelt voor de door haar gemaakte dierenarts- en crematiekosten. Ook verzoekt [eiseres] aan [gedaagde] om het aankoopbedrag aan haar terug te betalen.
2.11.
[gedaagde] heeft het aankoopbedrag van € 750,00 op 7 december 2023 terugbetaald aan [eiseres] .
2.12.
[eiseres] heeft op 16 januari 2024 per e-mail de vernietiging van de in 2.2 geciteerde bepaling uit de koopovereenkomst ingeroepen.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert na eiswijziging - samengevat - dat [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis wordt veroordeeld tot betaling van € 6.467,67, vermeerderd met rente en kosten. [eiseres] vordert daarnaast te bepalen dat zij de bepaling die hiervoor in 2.2 is geciteerd rechtsgeldig heeft vernietigd, of deze in ieder geval alsnog te vernietigen. Verder vordert zij om de bepaling die hiervoor in 2.3 is geciteerd, te vernietigen. De vorderingen die zien op de vernietiging van de bepalingen in de koopovereenkomst staan niet opgenomen in het petitum van de dagvaarding, maar tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat voor partijen duidelijk was dat dit wel de bedoeling was.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres] , dan wel tot afwijzing van haar vorderingen, met veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, indien nodig, ingegaan.

4.De beoordeling

Toetsingskader
4.1.
Vooropgesteld wordt dat dieren geen zaken zijn (artikel 3:2a lid 1 Burgerlijk Wetboek, hierna: BW), maar dat de wettelijke bepalingen met betrekking tot zaken wel op dieren van toepassing zijn (artikel 3:2a lid 2 BW).
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat het in deze zaak gaat om een consumentenkoop in de zin van artikel 7:5 BW. Het gaat hier om de koop van een roerende zaak, namelijk [naam puppy] . De verkoper, [gedaagde] , heeft gehandeld vanuit zijn bedrijf HCI. [eiseres] is een koper die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
4.3.
Omdat sprake is van een consumentenkoop, is artikel 7:17 BW van toepassing en moest [naam puppy] aan de overeenkomst beantwoorden. In het tweede lid van dit artikel is bepaald dat een zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt indien zij, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Als dit het geval is, is sprake van non-conformiteit. Een koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen.
4.4.
Bij een consumentenkoop wordt vermoed dat de zaak bij aflevering niet aan de overeenkomst heeft beantwoord, indien de afwijking van hetgeen is overeengekomen zich binnen één jaar na aflevering openbaart (artikel 7:18a lid 2 BW). Uit de wetsgeschiedenis volgt dat het enkele feit dat de verkochte zaak een dier betreft, niet aan toepassing van dit bewijsvermoeden in de weg staat. [1]
[naam puppy] beantwoordde niet aan de overeenkomst
4.5.
De kantonrechter stelt voorop dat [eiseres] mocht verwachten dat [naam puppy] bij aflevering niet besmet was met het parvovirus.
4.6.
Omdat [naam puppy] binnen één jaar na aflevering ziek is geworden, wordt vermoed dat [naam puppy] bij aflevering al ziek was en toen dus niet aan de overeenkomst heeft beantwoord (dit volgt uit artikel 7:18a lid 2 BW).
4.7.
[gedaagde] kan niet volstaan met het ontzenuwen van het bewijsvermoeden van artikel 7:18a lid 2 BW, maar moet daadwerkelijk bewijzen dat [naam puppy]
nietziek was ten tijde van de levering. Daarin is hij niet geslaagd.
4.8.
Volgens [gedaagde] zijn de andere pups uit het nest van [naam puppy] niet ziek geworden. [eiseres] heeft echter een bericht overgelegd dat een andere koper van een pup van HCI haar op 25 oktober 2023 heeft gestuurd. Daarin staat dat deze koper haar pup heeft moeten laten inslapen wegens besmetting met het parvovirus en dat de koper denkt dat [naam puppy] uit hetzelfde nestje komt als haar pup. [gedaagde] heeft onvoldoende aangevoerd om dit bericht terzijde te schuiven. [gedaagde] heeft toegelicht dat de naam van de andere koper (die [eiseres] een bericht heeft gestuurd) niet in zijn administratie voorkomt, maar dat niet is uitgesloten dat deze overeenkomst is gesloten op bijvoorbeeld de naam van haar partner. [gedaagde] herkent de pup op de foto bij het bericht daarnaast niet, maar heeft daarbij aangegeven dat hij zo’n 150 honden per jaar fokt. Voor de kantonrechter speelt verder mee dat [naam puppy] bij [eiseres] geen contact heeft gehad met honden waarvan hij het parvovirus heeft kunnen krijgen. [eiseres] heeft verteld dat zij [naam puppy] buiten huis altijd heeft opgetild, niet op straat heeft laten lopen en dat zij [naam puppy] in huis zijn behoefte liet doen. [eiseres] heeft nog een andere hond, maar die is ingeënt tegen het parvovirus en is ook niet ziek geworden.
4.9.
Bij deze stand van zaken heeft [gedaagde] onvoldoende gesteld om het wettelijk bewijsvermoeden te weerleggen. Daarom gaat de kantonrechter ervan uit dat [naam puppy] bij aflevering al ziek was en dus niet aan de overeenkomst heeft beantwoord.
4.10.
Partijen hebben een koopovereenkomst gesloten waarbij een unieke zaak is verkocht. De overeenkomst betreft immers niet een willekeurige hond, maar specifiek deze puppy. [naam puppy] voldeed niet aan de overeenkomst, omdat hij bij levering besmet was met het parvovirus. Correcte nakoming was daarmee blijvend onmogelijk. [gedaagde] kan in een dergelijk geval namelijk niet alsnog [naam puppy] – maar dan zonder besmetting met het parvovirus – leveren. Omdat nakoming blijvend onmogelijk was, was [gedaagde] in verzuim. [2]
4.11.
Omdat [naam puppy] niet beantwoordde aan de koopovereenkomst, moet [gedaagde] in beginsel de schade vergoeden die [eiseres] als gevolg daarvan heeft geleden. Dit volgt uit het bepaalde in artikel 7:24 lid 1 BW.
Vernietiging bepalingen uit de koopovereenkomst
4.12.
In de koopovereenkomst staan twee bepalingen die de aansprakelijkheid van [gedaagde] voor de door [eiseres] geleden schade uitsluiten (zie de bepalingen die zijn geciteerd in 2.2 en 2.3). [eiseres] vordert te bepalen dat zij de bepaling die in 2.2 is geciteerd rechtsgeldig heeft vernietigd, of deze in ieder geval alsnog te vernietigen. Verder vordert zij om de bepaling die in 2.3 is geciteerd, te vernietigen.
4.13.
In geval van non-conformiteit, zoals hier het geval, heeft de koper op grond van artikel 7:24 lid 1 BW recht op schadevergoeding. Als uitgangspunt geldt dat iedere tekortkoming in de nakoming van een verbintenis de schuldenaar verplicht de schade te vergoeden die de schuldeiser daardoor leidt. Verder geldt dat artikel 7:24 BW van dwingend recht is. Daarvan mag niet ten nadele van de koper worden afgeweken. [3] Dit betekent dat de rechten en vorderingen die de wet aan de koper ter zake van een tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen van de verkoper toekent, niet kunnen worden beperkt of uitgesloten.
4.14.
Daarvan is in dit geval wel sprake. De geciteerde bepalingen sluiten namelijk elke vorm van aansprakelijkheid van de verkoper – hier [gedaagde] – uit. Deze bepalingen zijn dan ook in strijd met een dwingende wetsbepaling en daarmee vernietigbaar. [4] De kantonrechter zal bepalen dat [eiseres] de bepaling die in 2.2 is geciteerd rechtsgeldig heeft vernietigd en zal de bepaling die in 2.3 is geciteerd, vernietigen.
Voldaan aan schadebeperkingsplicht
4.15.
[gedaagde] stelt dat [eiseres] voorafgaand aan haar bezoek aan de dierenarts met [gedaagde] in overleg had moeten treden, zodat hij in overleg met zijn eigen dierenarts had kunnen mee beslissen over hoe het verder moest met [naam puppy] en dat de dierenartskosten in dat geval voor zijn rekening zouden komen. Omdat [eiseres] dit niet heeft gedaan, heeft zij volgens [gedaagde] haar schadebeperkingsplicht geschonden. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] gewezen op een uitspraak van de rechtbank Limburg, in een zaak waar hij de gedaagde partij was. In die uitspraak heeft de rechtbank Limburg geoordeeld dat de koper van een zieke pup zelf tekort is geschoten in een op haar rustende verbintenis uit de tussen partijen gesloten overeenkomst door [gedaagde] (de verkoper) niet mede te delen dat de pup ziek was geworden, opgenomen moest worden en uiteindelijk moest worden geëuthanaseerd.
4.16.
De kantonrechter stelt voorop dat voor het antwoord op de vraag of een benadeelde zijn schadebeperkingsplicht heeft geschonden, bepalend is of hij in de gegeven omstandigheden onredelijk heeft gehandeld. Of dat het geval is, is sterk afhankelijk van de omstandigheden van het geval. De maatstaf daarbij is of een normaal voorzichtig en redelijk mens in dezelfde omstandigheden in redelijkheid dezelfde keuzes zou kunnen maken.
4.17.
In dit geval is sprake van een andere situatie dan de door [gedaagde] geschetste situatie (zie hiervoor in 4.15), omdat [eiseres] in dit geval wél aan [gedaagde] heeft medegedeeld dat [naam puppy] ziek was geworden en werd behandeld door het MCD. De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] daarbij niet onredelijk heeft gehandeld. [naam puppy] was een levend wezen, waar [eiseres] zich snel aan gehecht heeft. Het is daarom voorstelbaar dat de gezondheid en het behandelen van [naam puppy] voorop stonden op het moment dat hij ziek werd en dat [eiseres] daardoor niet direct heeft bedacht om contact op te nemen met [gedaagde] . [eiseres] wist daarnaast pas na het consult bij het MCD in de ochtend van 21 oktober 2023 wat de ernst van de situatie was en dat aan de behandeling hoge kosten waren verbonden. [eiseres] heeft [gedaagde] toen gebeld. De ernst van de situatie maakt dat niet redelijkerwijs van [eiseres] kon worden verwacht dat zij toen alsnog naar de dierenarts van [gedaagde] zou gaan die op een veel grotere afstand ligt. Daarnaast heeft [eiseres] uit de e-mail van [gedaagde] van 22 oktober 2023 (zie 2.8) mogen begrijpen dat [gedaagde] het goed vond dat [naam puppy] in het MCD werd behandeld en dat [gedaagde] op dat moment niet meer verlangde dat (alsnog) gebruik werd gemaakt van zijn eigen dierenarts. Het is ook niet onredelijk dat [eiseres] met [naam puppy] naar het MCD is gegaan, aangezien zij dat deed op advies van haar dierenarts. De kantonrechter oordeelt daarom dat de gemaakte dierenartskosten niet aan [eiseres] kunnen worden verweten en dat zij niet onredelijk heeft gehandeld. [eiseres] heeft haar schadebeperkingsplicht daarom niet geschonden, zodat [eiseres] recht heeft op schadevergoeding.
Schadevergoeding
4.18.
[eiseres] heeft de door haar gevorderde schade afdoende onderbouwd middels overlegging van facturen. Het door haar gevorderde bedrag van € 6.467,67 aan dierenarts- en crematiekosten is dan ook toewijsbaar.
4.19.
[gedaagde] zal daarom aan [eiseres] een schadevergoeding van € 6.467,67 moeten betalen. De daarover gevorderde wettelijke rente vanaf 18 april 2024 is ook toewijsbaar zoals gevorderd.
4.20.
[eiseres] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. [eiseres] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag van
€ 698,38 aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal dan ook worden toegewezen.
Kosten
4.21.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding € 136,72
- griffierecht € 248,00
- salaris gemachtigde € 678,00 (2 punten x tarief: € 339,00)
- nakosten € 135,00 (plus de kosten zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.197,72
4.22.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.23.
De veroordelingen tot betaling worden uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit betekent dat de veroordelingen ook moeten worden uitgevoerd als tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld en zolang daarop niet anders is beslist.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
bepaalt dat [eiseres] de volgende bepaling uit de koopovereenkomst rechtsgeldig heeft vernietigd:
“(…) De koper zal bijvragen of vermeende problemen met betrekking tot de gezondheid van de pupgedurende de garantieperiode (zie hierna)te allen tijde éérst de verkoper telefonisch consulteren(b.g.g. email sturen naar[e-mailadres]
. U wordt binnen een dag teruggebeld of gemaild). Indien naar mening van de verkoper behandeling dan wel een diagnose door een dierenarts noodzakelijk dan wel wenselijk is, kan de koper op kosten van de verkoper gebruik maken van de dierenarts die verbonden is aan de kennel van de verkoper. Indien de koper hier geen gebruik van kan of wil maken, dan komen dierenartskosten niet voor vergoeding door verkoper is aanmerking. (…)
5.2.
vernietigt de volgende bepaling uit de koopovereenkomst:
“(…) Elke vorm van aansprakelijkheid vervalt indien zonder uitdrukkelijke toestemming van de verkoper wordt overgegaan tot euthanaseren van de pup. (…)”,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 6.467,67, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 18 april 2024, tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 698,38 aan buitengerechtelijke incassokosten,
5.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.197,72, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.6.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.7.
verklaart de veroordelingen onder 5.3 tot en met 5.6 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Breugem, kantonrechter, bijgestaan door mr. J.D. Tameris, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 september 2024.

Voetnoten

1.Kamerstukken I, 2002-2003, 27 809, nr. 32a, p. 4 en Handelingen I, 2002-2003, 19, p. 596-598.
2.Artikel 6:81 BW.
3.Artikel 7:6 lid 1 BW.
4.Artikel 3:40 lid 2 BW.