ECLI:NL:RBAMS:2024:6310

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 oktober 2024
Publicatiedatum
16 oktober 2024
Zaaknummer
23/2449
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beëindiging schuldhulpverlening op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 15 oktober 2024, in de zaak met nummer 23/2449, is het beroep van eiser tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam om zijn schuldhulpverlening te beëindigen, beoordeeld. Eiser, die in verband met zijn schulden van € 51.033,79 in 2019 was toegelaten tot een schuldhulpverleningstraject, had niet voldaan aan de vereiste documentatie, waaronder een arbeidsovereenkomst. Het college had eiser een hersteltermijn gegeven om de ontbrekende stukken aan te leveren, maar eiser heeft deze termijn niet nageleefd. Het college besloot daarop het schuldhulpverleningstraject te beëindigen op basis van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs). De rechtbank oordeelde dat het college in redelijkheid tot deze beslissing kon komen, ondanks dat eiser aanvoerde dat hij niet eerder om formalisering van zijn situatie was gevraagd. De rechtbank concludeerde dat de onzorgvuldigheid in de primaire besluitvorming was hersteld in de bezwaarfase, waar alle relevante documenten van eiser zijn meegenomen in de beoordeling. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk kreeg en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontving.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/2449

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. N.H.G. Beltman),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam

(gemachtigde: [gemachtigde van verweerder] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van 15 september 2021 (het primaire besluit) om het lopende schuldhulpverleningstraject van eiser te beëindigen op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs).
1.1.
Met het bestreden besluit van 20 maart 2023 op het bezwaar van eiser is het college bij dat besluit gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 27 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

2.1.
De rechtbank beoordeelt of het college in redelijkheid het lopende schuldhulpverleningstraject kon beëindigen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2.2.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
2.3.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Achtergrond
2.4.
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiser is in verband met zijn schulden van € 51.033,79 per 27 november 2019 toegelaten tot een schuldhulpverleningstraject op grond van de Wgs, uitgevoerd door [naam] . Op 23 april 2020 tekende eiser voor de samenstelling van de crediteurenlijst en tekende eiser een schuldregelingsovereenkomst, naast een concept-saneringsvoorstel. In dat voorstel was eisers maandinkomen € 1.650,00 en het vrij te laten bedrag € 1.247,19, zodat eiser een aflossingscapaciteit had van € 402,81 per maand. Eiser was ten tijde van het toetreden tot de schuldhulpsanering inwonend in het pand van zijn broer, waar hij taken als huismeester verrichte. Daarvoor ontving hij een vergoeding van € 800,- en een verblijfplek.
Besluitvorming
3.1.
Op 30 augustus 2021 heeft het college een brief verzonden met als onderwerp ‘hersteltermijn schuldhulpverlening’. Daarin heeft het college eiser erop gewezen dat hij veertien dagen de tijd heeft om diverse ontbrekende noodzakelijke stukken in te dienen in het kader van de schuldhulpverlening. Het college heeft hierbij onder andere gevraagd om een arbeidsovereenkomst waaruit een wettelijk geldig loondienstverband blijkt om aan te kunnen tonen dat eiser de afgelopen jaren aan de belastingverplichtingen heeft voldaan. Eiser heeft niet binnen veertien dagen de gevraagde documenten overgelegd. [naam] heeft daarop aangekondigd het schuldhulpverleningstraject op grond van de Wsg te beëindigen.
3.2.
Met het primaire besluit van 15 september 2021 heeft verweerder het schuldhulpverleningstraject beëindigd op grond van artikel 6 en artikel 7 van de Wgs en artikel 5, eerste lid, aanhef en onder b van de Beleidsregels Schuldhulpverlening Amsterdam (de Beleidsregels). In dat besluit overweegt het college:
“Onlangs hebben wij u een formele hersteltermijn gestuurd omdat u de voorwaarden van het traject niet bent nagekomen. Via de hersteltermijn hebben wij u de gelegenheid gegeven om het dienstverband alsnog officieel vast te laten leggen. U heeft op 9 september 2021 aangegeven hiermee bezig te zijn en ons op tijd de documenten te sturen. Helaas heeft u niet binnen de termijn de gevraagde stukken aangeleverd, om die reden moeten wij uw dossier sluiten.”
3.3.
In het bestreden besluit van 20 maart 2023 heeft het college het primaire besluit gehandhaafd.
Mocht verweerder het schuldhulpverleningstraject beëindigen?
4.1.
Eiser heeft aangevoerd dat het college het traject niet had mogen beëindigen. Eiser is al vanaf 2019 onder dezelfde omstandigheden, namelijk dat hij inkomsten en onderdak krijgt van zijn broer, toegelaten tot de schulphulpverlening, en er nooit eerder om formalisering op papier van deze omstandigheden gevraagd. De eis dat van formalisering van deze omstandigheden en dat [naam] binnen twee weken documentatie verwacht is onredelijk. Eiser beroept zich daarbij ook op de communicatie met een medewerker van [naam] toen hij had gevraagd om uitstel van de termijn om stukken aan te leveren. Door uitlatingen van deze medewerker verkeerde eiser gerechtvaardigd in de veronderstelling dat de termijn voor het aanleveren van stukken was uitgesteld. Toen eiser de situatie aan de medewerker voorlegde, zei deze medewerker namelijk dat hij ‘intern overleg zou plegen’. Toen eiser vervolgens niets meer van de medewerker vernam, ging hij ervan uit dat de termijn om documenten aan te leveren was uitgesteld. Daar komt bij dat eiser in bezwaar alle benodigde stukken heeft overlegd waardoor de schuldhulpverlening in de heroverweging niet beëindigd had hoeven worden. Een van deze documenten is een arbeidsovereenkomst per 1 juli 2021.
4.2.
De rechtbank constateert dat eiser vanaf 2019 tot en met 2021 toegang heeft gehad tot de schuldhulpverlening. Het is door het college niet betwist dat [naam] bij de aanvang van de schuldhulpverlening heeft nagelaten om de standaard benodigde documenten van eiser op te vragen. Dit laat echter onverlet dat [naam] ook dan nog steeds de bevoegdheid heeft om gedurende de schuldhulpverlening documentatie en medewerking te verlangen in de zin van artikel 6 en artikel 7 van de Wgs. Wanneer eiser deze medewerking nalaat is het college bevoegd om de schuldhulpverlening op grond van artikel 5, eerste lid, aanhef en onder b van de Beleidsregels te beëindigen.
4.4.
De rechtbank is het met eiser eens dat [naam] eiser een te krappe termijn heeft geboden voor het aanleveren van de gevraagde documenten. Nu het ging om formalisering van de woon- en werkomstandigheden van de afgelopen twee jaar was twee weken onvoldoende tijd. Hoewel het besluit dus op dit onderdeel onzorgvuldig is genomen, volgt de rechtbank het standpunt van het college dat er in bezwaar een volledige heroverweging heeft plaatsgevonden. Omdat eiser in bezwaar alle benodigde documenten heeft overgelegd, heeft het college deze kunnen meenemen in de volledige heroverweging in de bezwaarfase. De onzorgvuldigheid in de primaire besluitvormingsfase is daardoor weggenomen in de bezwaarfase.
4.5.
Anders dan eiser is de rechtbank van oordeel dat het college in het bestreden besluit een volledige heroverweging heeft verricht waarbij alle door eiser overgelegde stukken zijn meegenomen in de beoordeling. Tevens is de rechtbank van oordeel dat verweerder op basis van deze heroverweging eiser op goede gronden de toegang tot de schuldhulpverlening heeft ontzegd. Het college heeft hierbij terecht betrokken dat niet objectief verifieerbaar is vast te stellen hoe de feitelijke woon- en financiële situatie van eiser er nu precies heeft uitgezien over de jaren sinds de start van de schuldhulpverlening. Eiser heeft immers twee jaar lang niet over de vereiste documentatie beschikt. Doordat het dienstverband kennelijk al langer bestaat dan vanaf 1 juli 2021, maar pas geformaliseerd is per 1 juli 2021, worden er pas vanaf die datum werkgevers- en werknemerslasten afgedragen en zijn er mogelijk schulden ontstaan bij de belastingdienst en het UWV door achterstallige loon-/inkomstenbelasting en premies werknemersverzekeringen. Er bestaat geen zekerheid dat de belastingdienst en het UWV eiser daarvoor niet gaan aanspreken, omdat de schriftelijke vastlegging van het dienstverband in strijd met de eerdere opgave en in nauwe overeenstemming met eisers werkgever is gebeurd. Omdat eiser dan mogelijk een schuld opbouwt na toekenning van de schuldhulpverlening, is dit een grondslag voor het college om de schuldhulpverlening te beëindigen. Hoewel de kans klein is dat er op deze wijze nieuwe schulden ontstaan heeft het college op grond hiervan terecht besloten om de schuldhulpverlening te beëindigen. Het feit dat eiser op de zitting heeft verklaard inmiddels niet meer over een formeel dienstverband te beschikken, vergroot de kans dat er schulden (zijn) ontstaan die met terugwerkende kracht kunnen worden gevorderd van eiser.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J.M. Baldinger, rechter, in aanwezigheid van
mr. W.L. van der Pijl, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 oktober 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet gemeentelijke schuldhulpverlening

Artikel 6. Inlichtingenplicht

De cliënt doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op de op hem van toepassing zijnde schuldhulpverlening of voor de uitvoering van deze wet, voor zover gegevens over deze feiten en omstandigheden niet door het college kunnen worden verkregen.

Artikel 7. Medewerkingsplicht

1. De cliënt is verplicht aan het college desgevraagd de medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet.
2. Het college stelt bij de uitvoering van deze wet de identiteit van de cliënt vast aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1° tot en met 3°, van de Wet op de identificatieplicht.
3. Een ieder is verplicht aan het college desgevraagd een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht terstond ter inzage te verstrekken, voor zover dit redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet.
Beleidsregels schuldhulpverlening Amsterdam

Artikel 4. Verplichtingen Schuldhulpverlening

De verzoeker is verplicht aan het college, dan wel aan het dagelijks bestuur op verzoek of onmiddellijk uit eigen beweging mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op de schuldhulpverlening, zowel bij de aanvraag, als gedurende de looptijd van het schuldhulpverleningstraject, zoals is bedoeld in artikel 6 van de wet.
De verzoeker is verplicht alle medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is gedurende de aanvraagperiode en tijdens het schuldhulpverleningstraject, zoals bedoeld in artikel 7 van de wet. Indien redelijkerwijs nodig kunnen naast algemene voorwaarden ook bijzondere voorwaarden worden gesteld, gelet op de bijzondere persoonlijke omstandigheden van de verzoeker. Deze voorwaarden hebben betrekking op elke vorm van ondersteuning die het welslagen van de schuldhulpverlening bevordert en belemmeringen wegneemt. Deze voorwaarden kunnen onder andere bestaan uit:
a. het nakomen van afspraken gedurende de aanvraagperiode en het schuldhulpverleningstraject;
b. het niet aangaan van nieuwe financiële verplichtingen;
c. het hebben van een zorgverzekering;
d. het verrichten van voldoende inspanningen om het inkomen te vergroten;
e. het verrichten van voldoende inspanningen om de financiële vaardigheden te vergroten;
f. eventuele bezittingen te gelde maken indien zij vermogen opleveren of indien hiermee kosten worden verminderd.

Artikel 5. Weigerings- en beëindiginggronden

1. Onverminderd de overige bepalingen in deze beleidsregels en de bepalingen in de wet besluit het college, dan wel het dagelijks bestuur, tot weigering dan wel beëindiging van de schuldhulpverlening indien:
a. de noodzaak voor schuldhulpverlening niet (langer) aanwezig wordt geacht;
b. de verzoeker niet of in onvoldoende mate de verplichtingen nakomt zoals bedoeld in artikel 4;
c. de gestelde doelen zijn gerealiseerd;
d. de verzoeker zijn beschikbare aflossingscapaciteit niet gebruikt voor de aflossing van schulden;
e. op grond van later gebleken onjuiste gegevens schuldhulpverlening aan de verzoeker is toegekend, en een andere beslissing zou zijn genomen als deze gegevens ten tijde van de besluitvorming bij het college, dan wel het dagelijks bestuur, bekend waren geweest;
f. de verzoeker zich misdraagt jegens personen die werkzaam zijn bij de uitvoerende instellingen voor schuldhulpverlening. Onder misdraging wordt in elk geval verstaan: verbaal geweld, discriminatie, lichamelijk geweld of dreiging met lichamelijk geweld, gijzelneming, huis- of lokaalvredebreuk met geweld en dreiging met geweld;
g. de geboden schuldhulpverlening, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verzoeker, niet (langer) passend is;
h. de verzoeker niet langer te beschouwen is als inwoner.
2. Alvorens te besluiten tot weigering dan wel beëindiging van schuldhulpverlening, wordt de verzoeker een redelijke hersteltermijn geboden om alsnog, binnen de gestelde termijn, de gevraagde medewerking te verlenen of informatie te verstrekken.