ECLI:NL:RBAMS:2024:6302

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 oktober 2024
Publicatiedatum
16 oktober 2024
Zaaknummer
23-5617
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking urgentieverklaring woning door gemeente Amsterdam in verband met medische situatie dochter

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 16 oktober 2024, wordt het beroep van eiser tegen de intrekking van zijn urgentieverklaring voor een woning behandeld. Eiser had op 2 januari 2023 een urgentieverklaring gekregen op basis van een positief advies van de GGD, vanwege de medische beperkingen van zijn dochter, die moeite heeft met traplopen. Na het afwijzen van een woningaanbod op 21 april 2023, werd de urgentieverklaring op 12 mei 2023 ingetrokken. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college van burgemeester en wethouders heeft het bezwaar afgewezen. De rechtbank heeft op 10 september 2024 de zaak behandeld, waarbij ook een kindgesprek met de dochter van eiser heeft plaatsgevonden. De rechtbank oordeelt dat het college onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van het kind. De rechtbank concludeert dat de intrekking van de urgentieverklaring niet voldoende is gemotiveerd en dat de belangen van de dochter van eiser niet adequaat zijn afgewogen. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het besluit van 3 augustus 2023 en draagt het college op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de belangen van het kind in acht worden genomen. Tevens moet het college het griffierecht vergoeden aan eiser.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/5617

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit Amsterdam, eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
(gemachtigde: mr. J.H.G. van den Boorn).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de intrekking van de urgentieverklaring van eiser.
1.2.
Op 2 januari 2023 werd op basis van een positief advies van de GGD wegens de medische beperkingen van de dochter van eiser een urgentie verleend. Voor zijn dochter is het lopen van trappen een probleem, waardoor het gezin in aanmerking kwam voor een verhuisurgentie naar een woning op de begane grond of een woning met een lift. Op
21 april 2023 heeft eiser een eenmalig woningaanbod afgewezen. Als gevolg daarvan is de urgentieverklaring van eiser op 12 mei 2023 ingetrokken (het primaire besluit). Met het bestreden besluit van 3 augustus 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 10 september 2024 op zitting behandeld. Voorafgaand aan de zitting heeft de rechter in een kindgesprek apart met de 10-jarige dochter van eiser gesproken. Eiser en de gemachtigde van verweerder hebben deelgenomen aan de zitting. De inhoud van het kindgesprek is ter zitting met partijen besproken. Aan de dochter van eiseres is gelijktijdig met de uitspraak een brief verzonden om de uitspraak aan haar uit te leggen. Deze brief is als bijlage aan deze uitspraak gehecht en maakt hiervan onderdeel uit.

Beoordeling door de rechtbank

2.1.
De rechtbank beoordeelt of verweerder de urgentieverklaring van eiser terecht heeft ingetrokken. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2.2.
Het beroep is gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Kon verweerder de urgentieverklaring intrekken?
3.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat eiser een woning heeft geweigerd. Eiser stelt zich ten eerste op het standpunt dat het onredelijk is dat hij slechts twee weken de tijd heeft gekregen om zelf een woning te vinden via WoningNet. Hij heeft immers een urgentieverklaring gekregen op 2 januari 2023, terwijl op 16 januari 2023 de regels werden gewijzigd. Vanaf dat moment kon hij zelf niet meer zoeken via WoningNet maar viel hij onder de nieuwe regels waarbij slechts eenmaal een woningaanbod wordt gedaan aan een woningzoekende door een woningcorporatie. Eiser vindt dit oneerlijk omdat hij zijn aanvraag al in november 2022 heeft gedaan en hij bezig was om via WoningNet zo snel mogelijk een woning te vinden en al had gereageerd op een geschikte woning. Verder voert eiser aan dat het aanbod niet passend was, omdat de woning op de vierde verdieping lag. Indien de lift kapot gaat, kan zijn dochter wegens haar medische beperking de woning alsnog niet bereiken.
3.2.
De rechtbank stelt voorop dat de nieuwe regeling van directe bemiddeling door middel van een eenmalig aanbod via het overgangsrecht van artikel 5.1, eerste lid, van de Huisvestingsverordening (Hvv) op eiser van toepassing is. In dat artikel is immers bepaald dat urgentieverklaringen verleend op grond van de Hvv zoals deze gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van de onderhavige verordening, gelden als urgentieverklaringen als bedoeld in deze verordening. Dit betekent ook dat het recht om zelf met een urgentie een woning te zoeken via WoningNet in een door eiser gewenste wijk, is komen te vervallen per 16 januari 2023. Het is voor eiser spijtig dat hij net een te korte tijd heeft gehad om zelf een woning te zoeken. Verweerder wijst er echter terecht op dat eiser meerdere malen duidelijk is geïnformeerd over de nieuwe regeling en ook heeft getekend voor de nieuwe voorwaarden bij de verlening van de urgentie.
3.3.
De vraag is vervolgens of verweerder de urgentieverklaring kon intrekken doordat eiser een woning heeft geweigerd. De rechtbank is van oordeel dat eiser de urgentie heeft kunnen intrekken op grond van artikel 2.10.10, eerste lid, sub d van de Hvv. Op basis van het advies van de GGD-arts kwam het gezin in aanmerking voor een woning op de begane grond of een woning met een lift. De woning die aan eiser is aangeboden voldeed aan deze voorwaarden. Dat de lift ook weleens kapot kan gaan, doet hier niet aan af. Ook bevond de woning zich niet in het door eiser uitgesloten stadsdeel Zuidoost.
3.4.
Het betoog van eiser slaagt niet. Verweerder heeft de urgentie kunnen intrekken.
Hardheid / evenredigheid
4.1
Eiser voert aan dat een andere woning nodig is voor de gezondheid van zijn dochter. Op de zitting heeft hij ook benadrukt dat het hem alleen om het belang van haar gaat. Verweerder heeft in het bestreden besluit opgemerkt dat zij begrijpen dat de weigering van de woning nadelige gevolgen heeft voor eisers dochter, maar dat dit een gevolg is van de keuze van eiser waarvoor hij de verantwoordelijkheid moet dragen. Urgenties kunnen vanwege de dramatische situatie op de Amsterdamse woningmarkt slechts mondjesmaat worden verstrekt en met specifieke woonwensen, ook van urgent woningzoekenden, kan slecht zeer beperkt rekening worden gehouden door één wijk in Amsterdam uit te sluiten. Het weigeren van een passende woning kan dus grote gevolgen hebben. Verder is er volgens verweerder geen sprake van een levensbedreigende situatie als bedoeld in paragraaf 24 van de Nadere regels, zodat de urgentie op grond van de hardheid niet kan worden verlengd met een volgend aanbod van een woning.
4.2.
De rechtbank stelt voorop dat verweerder de hardheidsclausule bij urgentiezaken zeer terughoudend en alleen bij zeer uitzonderlijke, zeer schrijnende situaties toepast. Op grond van de nadere regels moet het dan gaan om situaties waarbij sprake is van een acuut levensbedreigend probleem. Dat daarvan in dit geval geen sprake is, kan de rechtbank volgen. De rechtbank merkt vervolgens op dat het besluit in dit geval met name de dochter van eiser aangaat. Zij is immers degene die de nadelige gevolgen van het besluit ondervindt. Op grond van het evenredigheidsbeginsel mogen de nadelige gevolgen van een besluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. Op grond van artikel 3 van het IVRK [1] rust er een verplichting op het bestuursorgaan om bij besluiten die over kinderen gaan, de belangen van het kind de eerste overweging vormen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder onvoldoende rekenschap gegeven van het belang van de dochter van eiser. Het enkel benoemen dat het besluit nadelige gevolgen voor het kind heeft, is daarvoor onvoldoende. Verweerder had moeten motiveren dat het besluit ook “onder de streep” evenwichtig is en niet onredelijk bezwarend voor de dochter van eiser. [2] Hierbij dient verweerder rekening te houden met het feit dat het hier gaat om een intrekkingssituatie en dat, anders dan bij een aanvraag, er al een rapport van een GGD-arts ligt waarin is geconcludeerd dat de huidige woning waarin het gezin verblijft op de vierde verdieping niet passend is voor de dochter van eiser gelet op de aard en de ernst van haar medische problematiek. De belangenafweging die op grond van het evenredigheidsbeginsel moet plaatsvinden, is dus onvoldoende kenbaar gedaan.
4.3.
Gelet op het voorgaande bevat het besluit een motiveringsgebrek en slaagt het beroep van eiser.

Conclusie en gevolgen

5.1.
Het beroep is gegrond. Het besluit komt voor vernietiging in aanmerking. Gelet op de discretionaire bevoegdheid van verweerder ziet de rechtbank geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien. Dit betekent dat de rechtbank verweerder dus niet zal verplichten opnieuw een eenmalig te doen aan eiser, maar dat verweerder de opdracht krijgt om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen waarbij de belangen van het kind worden meegenomen.
5.2.
Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiseres vergoeden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 3 augustus 2023;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 51,- aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.H.W. Franssen, rechter, in aanwezigheid van
mr. W.L. van der Pijl, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 oktober 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage

16 oktober 2024
Beste [naam 1] ,
Op 10 september 2024 hebben wij met elkaar gepraat bij de rechtbank. Supergoed van jou dat je bent gekomen en mij hebt verteld wat je vindt van de zaak over jullie huis.
Je hebt mij verteld dat jij last hebt van het traplopen in huis. Het is daarom moeilijk dat jullie op de vierde verdieping wonen. Aan het eind van ons gesprek hebben we samen afgesproken wat ik uit ons gesprek mocht vertellen op de rechtszitting. Ook hebben we toen samen afgesproken dat ik jou zou laten weten wat mijn beslissing zou zijn. Daarom schrijf ik je nu deze brief.
Nadat wij samen hadden gepraat, was de rechtszitting. Toen heb ik gepraat met jouw vader en een meneer van de gemeente. Ik heb op de zitting verteld wat jij vindt van de situatie. Jouw vader en de meneer van de gemeente hebben toen ook verteld wat zij vinden van de situatie van jullie gezin en dat jij moeilijk bij jullie huis kan komen. Na de zitting heb ik nagedacht over mijn beslissing.
Mijn beslissing is dat de gemeente op dit moment nog niet goed heeft uitgelegd waarom zij jullie niet kunnen helpen met het vinden van een huis zonder trappen of met een lift. Jouw vader heeft een nieuw huis geweigerd dat de gemeente had gevonden voor jullie. Daarom mocht de gemeente eigenlijk zeggen dat ze jullie niet meer gingen helpen. Ik vind alleen dat de gemeente te weinig naar jouw belang heeft gekeken. Jij moet namelijk elke dag worstelen met die trap. Ik heb daarom de gemeente gezegd dat ze nog een keer moeten kijken naar jullie situatie. Het kan dat de gemeente na er nog een keer over na te denken jullie gaat helpen met het vinden van een nieuw huis. Maar dat hoeven ze niet te doen. Als zij jullie niet gaan helpen, dan moeten zij wel beter uitleggen waarom niet.
Het blijft voor jou dus nog even spannend wat er gaat gebeuren. Misschien helpt de gemeente met een nieuw huis, maar het kan ook van niet. Ik begrijp dat dit voor jou best een gekke brief is. Nu weet je nog steeds niet of je een nieuw huis krijgt. Helaas moeten jullie dus nog even afwachten tot jullie iets horen van de gemeente. Ik heb gezegd dat de gemeente zes weken mag nadenken over wat ze gaan doen. Soms duurt het iets langer, want het kan soms druk zijn bij de gemeente.
Ik hoop dat het voor jou zo duidelijk is wat ik heb beslist, en waarom ik die beslissing heb genomen. Verder hoop ik dat het goed met jou zal gaan.
Groetjes,
De kinderrechter: Margot Franssen

Voetnoten

1.Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind.
2.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 26 maart 2024, ECLI:NL:CBB:2024:190, waarin is bepaald dat ook bij de toetsing van een gebonden besluit aan de evenredigheid kan worden getoetst.