ECLI:NL:RBAMS:2024:6300

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 oktober 2024
Publicatiedatum
16 oktober 2024
Zaaknummer
13/011075-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Integrale vrijspraak van verdachte in zaak van voorbereidingshandelingen voor moord en wapenbezit

In de zaak tegen de verdachte, geboren in 2004, heeft de rechtbank Amsterdam op 15 oktober 2024 uitspraak gedaan. De verdachte werd vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten, waaronder het medeplegen van voorbereiding van moord op een slachtoffer en het voorhanden hebben van een wapen met munitie. De rechtbank oordeelde dat het bewijs onvoldoende was om te concluderen dat de verdachte betrokken was bij het criminele plan van de medeverdachte. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gevoerd op 11 april, 5 juli en 1 oktober 2024, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de voorbereidingen voor de moord of het wapenbezit. De verklaringen van getuigen en de verdachte zelf gaven geen steun aan de beschuldigingen. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte was opgelegd. De rechtbank gelastte de teruggave van een in beslag genomen personenauto aan de verdachte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/011075-24
Datum uitspraak: 15 oktober 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren in [geboortegegevens] 2004,
wonende op het adres [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 11 april 2024, 5 juli 2024 en 1 oktober 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. W.J. Nijkerk, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. E. Boskma, naar voren hebben gebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van wat de advocaat van de benadeelde partij, mr. W. van Egmond, naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 9 januari 2024 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan
1. het medeplegen van het voorbereiden van moord op [slachtoffer] ;
2. het medeplegen van het voorhanden hebben van een wapen met munitie van categorie III, onder 1, van de Wet wapens en munitie;
De volledige tenlastelegging is opgenomen in een
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Beoordeling

4.1.
Feiten en omstandigheden
Op 9 januari 2024 stonden rond 20:45 uur verdachte en medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) in de buurt van de woning van [slachtoffer] . Getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben verdachten even later aangesproken. [medeverdachte] bleef staan, maar verdachte rende weg. Hij verloor daarbij zijn zwarte pet en een Samsung telefoon.
[getuige 2] heeft deze telefoon later opgepakt en zag toen dat er verschillende berichten binnenkwamen. Hij heeft foto’s van deze berichten gemaakt en aan de politie gegeven. Uit onderzoek aan de telefoon, bleek dat deze toebehoorde aan verdachte. [getuige 2] heeft ook verklaard dat hij die middag een jongen in een gele jas met een soort bivakmuts had gezien in de [adres] . In de avond zag hij diezelfde jongen weer, nu op de Burgemeester Tellegenstraat.
[getuige 1] , die bij [medeverdachte] was gebleven, heeft een geladen vuurwapen aangetroffen in de jaszak van [medeverdachte] . Hij heeft deze eruit gehaald en [medeverdachte] naar een winkel in de buurt geleid in afwachting van de komst van de gealarmeerde politie.
[medeverdachte] heeft tegenover de verbalisanten ter plaatse verklaard dat het vuurwapen niet van hem was, maar dat hij het net had gekregen. Hij heeft daarnaast verklaard dat hij de jongen met wie hij buiten stond, niet kent. [medeverdachte] heeft tevens verklaard dat hij naar de woning van [slachtoffer] moest om op hem te schieten, maar dat hij het niet wilde doen. [medeverdachte] heeft gezegd dat hij dit moest doen van een vriend, omdat hij anders problemen zou krijgen. Bij het verhoor op het politiebureau heeft [medeverdachte] gezegd dat dit niet goed is opgeschreven door verbalisanten. Verder heeft [medeverdachte] zich op zijn zwijgrecht beroepen.
Verdachte heeft ter zitting van 1 oktober 2024 (nogmaals) verklaard te zijn benaderd via Instagram om iemand als snorder te vervoeren. Verdachte is op de aanvraag ingegaan en zou een bedrag van 200 tot 300 euro krijgen voor de ‘klus’. Verdachte heeft zijn auto geparkeerd op station Sloterdijk en is met de tram naar de [adres] gegaan. Verdachte droeg die avond een balaclava vanwege de kou. Verdachte heeft zijn eigen auto niet gebruikt voor de klus omdat hij een vermoeden had dat er iets niet helemaal in de haak was. Eenmaal aangekomen op de [adres] , werd hij aangesproken door [medeverdachte] met de vraag of hij de chauffeur was. [medeverdachte] moest toen nog ‘iets’ doen. Verdachte heeft verklaard dat hij naar een leenauto is gaan zoeken. Verdachte heeft twintig minuten op de hoek van de [adres] gestaan, tot het moment dat hij naar eigen zeggen verbaal agressief werd aangesproken. Verdachte is toen weggerend. Verdachte zegt dat hij niets te maken had met een moordplan en er ook geen weet van heeft gehad.
4.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken. Er zijn aanwijzingen dat verdachte wist of moet hebben geweten van het moordplan, maar het daartoe vereiste opzet, kan niet worden bewezen. Ten aanzien van het voorhanden hebben van het vuurwapen biedt het dossier eveneens onvoldoende bewijs voor een bewezenverklaring. Niet is gebleken dat verdachte het vuurwapen voorhanden heeft gehad, dat hij het aan medeverdachte [medeverdachte] heeft gegeven of dat hij op andere wijze enige betrokkenheid daarbij heeft gehad..
4.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich – kort gezegd - op het standpunt gesteld dat er onvoldoende bewijs is om verdachte te veroordelen voor de aan hem ten laste gelegde feiten. Verdachte heeft vanaf het begin openheid van zaken gegeven. Hij heeft zijn woning in de middag niet verlaten, dat blijkt ook uit de camerabeelden. Zijn verklaring strookt ook op andere punten met de bevindingen uit het politieonderzoek. Verdachte en [medeverdachte] kennen elkaar niet en hebben ook geen detentieverleden samen.
4.4.
Het oordeel van de rechtbank
De vraag die voorligt is of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorbereiden van moord op [slachtoffer] en het daartoe voorhanden hebben van voorbereidingsmiddelen, te weten een voertuig, een vuurwapen en gezichtbedekkende kleding, en zo ja, of sprake is geweest van medeplegen.
4.4.1.
Het wettelijk kader
Op grond van artikel 46, eerste lid, Sr is sprake van strafbare voorbereiding wanneer de dader opzettelijk middelen verwerft, vervaardigt, invoert, doorvoert of voorhanden heeft die bestemd zijn tot het begaan van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van 8 jaar of meer is gesteld. Bij de beantwoording van de vraag of de in het eerste lid vermelde voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten of vervoermiddelen (hierna gezamenlijk ook als ‘voorwerpen’ aan te duiden) bestemd zijn tot het begaan van het misdrijf in de zin van deze bepaling, dient te worden beoordeeld of deze voorwerpen afzonderlijk, dan wel gezamenlijk, naar hun uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen dienstig kunnen zijn voor het misdadige doel dat de verdachte met het gebruik van de voorwerpen voor ogen had. Voldoende is dat uit de bewijsvoering kan worden afgeleid dat de bewezenverklaarde gedragingen van de verdachte strekten ter voorbereiding van dat misdrijf en dat zijn opzet op het begaan daarvan was gericht. Daar komt bij dat aan de verdachte het medeplegen van voorbereidingshandelingen ten laste is gelegd. Deze deelnemingsvorm vereist een nauwe en bewuste samenwerking, alsmede opzet van de verdachte op de door hemzelf verrichte gedragingen en op de samenwerking.
4.4.2.
Beoordeling
De rechtbank overweegt het volgende naar aanleiding van de verklaring van verdachte (tijdens verhoor en ter terechtzitting) en gezien de overige inhoud van het dossier.
De verklaring van verdachte over wat hij heeft gedaan op 9 januari 2024 wordt niet weersproken door enig bewijsmiddel in het dossier. De ANPR registraties van het kenteken van zijn auto laten zien dat hij Amsterdam in en uit is gereden via de Coentunnel. Er is niet vastgesteld waar in Amsterdam hij is geweest. Het kan zijn dat hij inderdaad naar station Sloterdijk is gegaan zoals hij heeft verklaard. Dat een onbekende hem na zijn vlucht voor – de verbaal agressieve - getuigen [getuige 1] en [getuige 2] naar het station terug zou hebben gebracht is niet op voorhand zo ongeloofwaardig dat het niet waar kan zijn. De verklaring van verdachte over wat hij heeft gedaan nadat hij is weggegaan uit Amsterdam, naar een vriend gegaan en getankt, wordt wel ondersteund door ANPR informatie en door camerabeelden bij het door hem genoemde tankstation. De verklaring van getuige [getuige 2] dat hij verdachte in de middag al bij de woning van [slachtoffer] heeft gezien vindt geen steun in het dossier. Op de camerabeelden voor de ingang van de woning van verdachte is hij op 9 januari 2024 voor het eerst te zien rond 18:00 uur. Dit terwijl de camerabeelden vanaf 8 januari 2024 zijn uitgekeken.
Het komt de rechtbank op zich vreemd voor om een ‘taxi’-klus aan te nemen en dan op een afgesproken locatie een leenauto te zoeken. Gelet op de afgesproken prijs was het verdachte ook wel duidelijk dat het om iets dubieus ging. Daaruit kan echter niet worden afgeleid dat verdachte wist of moest vermoeden wat de op te halen passagier voor misdadig plan had.
Ook de berichten uit de telefoon van verdachte leiden de rechtbank niet tot de conclusie dat deze over een ophanden zijnde moord (moeten) gaan.
Het ontbreekt derhalve aan bewijs voor de vaststelling dat verdachte zelf betrokken was bij het voorbereiden van moord of dat hij op de hoogte was van het misdadige plan van [medeverdachte] . De rechtbank kan om die reden niet vaststellen dat verdachte wist – ook niet in de vorm van voorwaardelijk opzet – van het criminele oogmerk van [medeverdachte] . De rechtbank is daarom van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorbereiden van moord op [slachtoffer]
Het voorgaande leidt er ook toe dat niet bewezen kan worden dat [verdachte] een vuurwapen met munitie voorhanden heeft gehad.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder feit 1. en feit 2. aan hem ten laste gelegde.

5.Beslag

Onder verdachte is het volgende voorwerp in beslag genomen:
- 1 STK Personenauto [kenteken] (Omschrijving: PL1300-2024007136-G6449968).
Nu verdachte is vrijgesproken van het hem ten laste gelegde wordt dit voorwerp teruggegeven aan verdachte.

6.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert € 1.500,00 aan vergoeding van immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente
.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat aan verdachte geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht niet is toegepast.
De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.

7.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde
niet bewezenen spreekt verdachte daarvan vrij.
Gelast de teruggave aan [verdachte] van:
- 1 STK Personenauto [kenteken] (Omschrijving: PL1300-2024007136-G6449968).
Verklaart [slachtoffer] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.M.M. Gabel, voorzitter,
mrs. E.G.M.M. van Gessel en A.S. Dogan, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. van den Berg griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 oktober 2024.