Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
the Circuit Court in Świdnica,Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
the District Court of Law in Dzierżoniówvan 19 juni 2023 (referentienummer: II K 767/22), onherroepelijk geworden op 27 juni 2023.
4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW; heropening onderzoek
in absentia, is er wel sprake van een schending van het recht op een eerlijk proces indien de
in absentiaveroordeelde persoon niet in staat wordt gesteld alsnog de beschuldiging aan te vechten, zowel ten aanzien van het recht als ten aanzien van de feiten, tenzij vastgesteld wordt dat hij afstand heeft gedaan van zijn recht om zichzelf te verdedigen, dan wel indien hij zich aan het proces heeft willen onttrekken. [4] Artikel 6 EVRM verzet zich er niet tegen dat een beschuldigde persoon vrijwillig afstand doet van zijn aanwezigheidsrecht, maar een dergelijke afstandsverklaring dient ondubbelzinnig te worden vastgesteld. De enkele omstandigheid dat de persoon als ‘fugitive’ wordt aangemerkt, zonder een feitelijke basis voor de vaststelling daarvan, is onvoldoende om aan te nemen dat die persoon afstand heeft gedaan van het recht om zichzelf te verdedigen. Voordat kan worden gezegd dat een beschuldigde persoon door zijn gedrag afstand heeft gedaan van een recht als bedoeld in artikel 6 EVRM, moet worden aangetoond dat hij redelijkerwijs kon hebben voorzien wat de gevolgen van zijn gedrag zouden zijn. Op een in staat van beschuldiging gestelde persoon mag niet de bewijslast rusten dat hij niet aan zijn berechting heeft getracht te ontkomen of dat zijn afwezigheid het gevolg was van ‘force majeure’. Het wordt aan de nationale autoriteiten gelaten om na te gaan of de beschuldigde een goede reden had voor zijn afwezigheid of dat er sprake was van omstandigheden die buiten zijn macht lagen. [5]
de enkele omstandigheiddat de opgeëiste persoon er tijdens een politieverhoor op is gewezen dat i) hij in geval van vervolging op het door hem opgegeven adres zou worden opgeroepen en ii) hij naar Pools recht verplicht was de autoriteiten over eventuele adreswijzigingen in te lichten, niet zonder meer tot de conclusie leiden dat de opgeëiste persoon stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn aanwezigheidsrecht of kennelijk onzorgvuldig heeft gehandeld, wanneer hij op dat adres tevergeefs is opgeroepen en niet ter zitting verschijnt. Uit die omstandigheid kan immers alleen al niet zonder meer worden afgeleid dat de opgeëiste persoon voldoende op de hoogte was van de concrete beschuldiging jegens hem. Dit laatste is wel een vereiste voordat kan worden vastgesteld dat de opgeëiste persoon (al dan niet impliciet) afstand heeft gedaan van zijn aanwezigheidsrecht dan wel met betrekking tot de uitoefening van dat aanwezigheidsrecht kennelijk onzorgvuldig heeft gehandeld. [6]