Op 18 september 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de rechtbank Eger in Hongarije. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1983 in Hongarije, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB in behandeling genomen. De opgeëiste persoon was aanwezig op de zitting en werd bijgestaan door haar raadsman, mr. R.M.F.R. Ketwaru, en een tolk in de Hongaarse taal. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon afstand heeft gedaan van haar recht om ter zitting te verschijnen in de procedure in hoger beroep, maar dat zij wel bij een eerdere zitting aanwezig was. De officier van justitie heeft betoogd dat de overlevering kan worden toegestaan, omdat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de procedure in hoger beroep en vertegenwoordigd werd door een gemachtigd advocaat. De rechtbank heeft geoordeeld dat de overlevering niet in strijd is met de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon, ondanks dat zij niet op alle zittingen aanwezig was.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan, waarbij het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, is aangemerkt als een zogenoemd lijstfeit dat in Nederland onder de OLW valt. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee rechters in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.