ECLI:NL:RBAMS:2024:6260
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling inzageverzoek op grond van de Wet politiegegevens door de rechtbank Amsterdam
In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 16 oktober 2024, wordt het beroep van eiser tegen de gedeeltelijke afwijzing van zijn inzageverzoek op grond van artikel 25 van de Wet politiegegevens (Wpg) beoordeeld. Eiser had op 6 augustus 2021 een verzoek om inzage ingediend bij de korpschef van de politie, waarin hij vroeg om toegang tot zijn persoonsgegevens die door de nationale politie waren verwerkt, met name in verband met een aantal demonstraties en evenementen. De korpschef had dit verzoek gedeeltelijk toegewezen, maar eiser was het niet eens met de afwijzing van andere delen van zijn verzoek.
De rechtbank oordeelt dat de korpschef niet voldoende heeft gemotiveerd hoe hij heeft gezocht naar de persoonsgegevens van eiser, en dat de eerdere uitspraak van de meervoudige kamer van de rechtbank niet in acht is genomen. De rechtbank draagt de korpschef op om een nieuw besluit te nemen, waarbij de zoekslag naar de gegevens van eiser gemotiveerd moet worden uiteengezet. Tevens wordt er een dwangsom van € 150,- per dag opgelegd voor elke dag dat de korpschef in gebreke blijft, met een maximum van € 10.000,-. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit van 28 december 2023, waarbij de korpschef ook het griffierecht en proceskosten aan eiser moet vergoeden.
De rechtbank benadrukt dat de korpschef in het nieuwe besluit moet aantonen welke zoekslag is gemaakt en waarom het verzoek van eiser niet als buitensporig kan worden aangemerkt. Dit is essentieel om te voldoen aan het motiveringsbeginsel, dat vereist dat besluiten goed onderbouwd zijn. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.