ECLI:NL:RBAMS:2024:6260

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 oktober 2024
Publicatiedatum
15 oktober 2024
Zaaknummer
AMS 24/27
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling inzageverzoek op grond van de Wet politiegegevens door de rechtbank Amsterdam

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 16 oktober 2024, wordt het beroep van eiser tegen de gedeeltelijke afwijzing van zijn inzageverzoek op grond van artikel 25 van de Wet politiegegevens (Wpg) beoordeeld. Eiser had op 6 augustus 2021 een verzoek om inzage ingediend bij de korpschef van de politie, waarin hij vroeg om toegang tot zijn persoonsgegevens die door de nationale politie waren verwerkt, met name in verband met een aantal demonstraties en evenementen. De korpschef had dit verzoek gedeeltelijk toegewezen, maar eiser was het niet eens met de afwijzing van andere delen van zijn verzoek.

De rechtbank oordeelt dat de korpschef niet voldoende heeft gemotiveerd hoe hij heeft gezocht naar de persoonsgegevens van eiser, en dat de eerdere uitspraak van de meervoudige kamer van de rechtbank niet in acht is genomen. De rechtbank draagt de korpschef op om een nieuw besluit te nemen, waarbij de zoekslag naar de gegevens van eiser gemotiveerd moet worden uiteengezet. Tevens wordt er een dwangsom van € 150,- per dag opgelegd voor elke dag dat de korpschef in gebreke blijft, met een maximum van € 10.000,-. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit van 28 december 2023, waarbij de korpschef ook het griffierecht en proceskosten aan eiser moet vergoeden.

De rechtbank benadrukt dat de korpschef in het nieuwe besluit moet aantonen welke zoekslag is gemaakt en waarom het verzoek van eiser niet als buitensporig kan worden aangemerkt. Dit is essentieel om te voldoen aan het motiveringsbeginsel, dat vereist dat besluiten goed onderbouwd zijn. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 24/27

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. A.S. Schollaardt),
en
de korpschef van politie, namens deze, de politiechef van Eenheid Amsterdam, verweerder
(gemachtigde: mr. G. Hagens).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de gedeeltelijke afwijzing van zijn inzageverzoek op grond van artikel 25 van de Wet politiegegevens (Wpg).
1.1.
Met het besluit van 4 november 2021 heeft de korpschef dit verzoek gedeeltelijk toegewezen.
1.2.
Met een uitspraak van 28 september 2023 heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank het beroep van eiser gegrond verklaard en de korpschef opgedragen binnen acht weken een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak.
1.3.
Op 2 januari 2024 heeft eiser beroep ingesteld vanwege het niet tijdig nemen van een (nieuwe) beslissing op zijn verzoek door de korpschef.
1.4.
De korpschef heeft per brief van 23 januari 2024 gereageerd dat op
28 december 2023 al een nieuw besluit is genomen (het bestreden besluit) en dat dit besluit ook aan eiser is verzonden.
1.5.
Eiser heeft vervolgens op 7 februari 2024 aangegeven het beroep te handhaven omdat hij zich niet kan vinden in het bestreden besluit.
1.6.
Door de korpschef is geen verweerschrift ingediend.
1.7.
De rechtbank heeft het beroep op 6 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de korpschef. De gemachtigde van de korpschef heeft ter zitting aangegeven een mondelinge toelichting te willen geven over de zoekslag waar eiser dan op kan reageren. De rechtbank heeft aangegeven deze gang van zaken niet acceptabel te vinden.
1.8.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en de korpschef een termijn van vier weken gegund om schriftelijk het motiveringsgebrek ten aanzien van de zoekslag te herstellen. Een reactie van de korpschef is vervolgens uitgebleven.
1.9.
Nadat partijen in de gelegenheid zijn gesteld om aan te geven of zij een nadere zitting wensen, heeft de rechtbank het onderzoek op 9 oktober 2024 gesloten.

Totstandkoming van het besluit

2. Op 6 augustus 2021 heeft eiser bij de korpschef een verzoek om inzage gedaan in
alle persoonsgegevens die de nationale politie van hem verwerkt en, in het bijzonder, registraties die verband houden met een veertigtal door hem in het verzoek vermelde demonstraties, protesten en evenementen. De korpschef heeft dit verzoek aangemerkt als een verzoek op grond van artikel 25 van de Wpg.
3. Met het besluit van 4 november 2021 heeft de korpschef het inzageverzoek gedeeltelijk toegewezen. Eiser heeft volledige inzage gekregen in 31 registraties die bij
onderscheidenlijk de politie-eenheden Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Noord-
Nederland zijn verwerkt. Inzage in een registratie van de politie-eenheid Amsterdam is op
grond van artikel 27, eerste lid, onder d (bescherming rechten en vrijheden van derden), van
de Wpg gedeeltelijk geweigerd. Inzage in vijf registraties van de politie-eenheid Rotterdam,
waarin eiser als verdachte voorkomt, is gedeeltelijk toegewezen.
4. Eiser verzoekt daarnaast om inzage in zijn persoonsgegevens die zijn verwerkt in - onder meer - databases, computerbestanden en audio- en videodragers. Ook verzoekt eiser om inzage in de verwerking van zijn persoonsgegevens in correspondentie, waaronder schriftelijke correspondentie (brief en fax) en correspondentie per e-mails, gesprekverslagen van telefoongesprekken en WhatsApp-berichten, Twitterberichten, Facebook Messenger of
anderszins uitgewisselde berichten. Het gaat hierbij om interne communicatie en ook om
communicatie met derde partijen.
5. Dit verzoek heeft de korpschef afgewezen op grond van artikel 27, eerste lid, onder f, van de Wpg, omdat het verzoek volgens de korpschef buitensporig is. Het verzoek brengt een grote administratieve last met zich mee en levert een onevenredige belasting van het politieapparaat op, aldus de korpschef.
6. Met de uitspraak van 28 september 2023 heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank het beroep van eiser tegen dit besluit gegrond verklaard. De korpschef heeft namelijk nagelaten om voldoende inzichtelijk te maken op welke wijze hij heeft gezocht naar persoonsgegevens van eiser. Het is niet onaannemelijk dat er meer politiegegevens van eiser zijn verwerkt door de korpschef dan uit het bestreden besluit blijkt. Ook heeft de korpschef de gestelde onevenredigheid van de werklast die het verzoek meebrengt onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank heeft de korpschef opgedragen een nieuw besluit te nemen waarin de zoekslag en de gestelde onevenredigheid van de werklast gemotiveerd uiteen moet worden gezet.
7. Met het bestreden besluit blijft de korpschef bij de gedeeltelijke afwijzing van het inzageverzoek. De documenten die aan eiser ter inzage zijn aangeboden en de documenten die hem (deels) zijn geweigerd in het besluit van 4 november 2021, zijn onveranderd gebleven. Wel is de motivering veranderd op het punt van de buitensporigheid van het verzoek. Het verzoek brengt een grote administratieve last met zich mee. Het verzoek is zo omvangrijk dat het daardoor te kostbaar wordt om hieraan te voldoen. Het zou een onevenredige belasting van de politiecapaciteit opleveren. Het is enorm arbeidsintensief en tijdrovend om alle opsporingsambtenaren van de politie te benaderen met de vraag of zij in de aangegeven periode via e-mail en/of WhatsApp over eiser gecommuniceerd hebben. Dit
geldt tevens voor het raadplegen van alle gegevensdragers in eigendom van de politie om te achterhalen of deze wellicht audio- en/of video-opnamen bevatten waarop eiser(s) (stemgeluid) waarneembaar is. Een gerichtere zoektocht is niet mogelijk, omdat het niet mogelijk is om te achterhalen welke specifieke collega’s binnen de politie contact met of over eiser hebben gehad. Van veel van de door eiser genoemde demonstraties is geen mutatie opgemaakt. Daarmee is dus ook niet meer te achterhalen welke collega’s daarbij
destijds aanwezig zijn geweest, waardoor alle collega’s die in die periode in die regio werkzaam waren bevraagd zouden moeten worden. Dit betekent dat de politie honderden uren moet investeren om te zoeken naar gegevens die vrijwel zeker niet (meer) in het bezit zijn van de politie. Dat is een dusdanig omvangrijke, tijdrovende exercitie, waarvan de opbrengst vrijwel zeker niks, of vrijwel niks, zal zijn.

Beoordeling door de rechtbank

8. De rechtbank beoordeelt of de korpschef het inzageverzoek van eiser terecht gedeeltelijk heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
9. Het beroep is gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Motivering ten aanzien van de gemaakte zoekslag
10. Eiser stelt zich op het standpunt dat het bestreden besluit in strijd is met het motiveringsbeginsel. De eerder door de rechtbank geconstateerde zorgvuldigheidsgebreken zijn namelijk niet weggenomen. Weliswaar is de motivering van de gestelde buitensporigheid uitgebreid, maar er is nog altijd geen inzicht verschaft over de zoekslag. Door de korpschef wordt slechts gesteld, maar niet onderbouwd, dat de door eiser genoemde ontbrekende gegevens er niet zijn. Dat terwijl eiser er alles aan heeft gedaan wat binnen zijn macht ligt om concrete gegevens te verstrekken.
11. De rechtbank volgt eiser in zijn standpunt. In overweging 14 van de uitspraak van 28 september 2023 van de meervoudige kamer van de rechtbank staat: “de rechtbank draagt de korpschef op een nieuw besluit te nemen en daarbij het volledige verzoek van eiser te betrekken. Bij de nieuw te verrichten zoekslag dient de korpschef gemotiveerd uiteen te zetten op welke persoonsgegevens is gezocht, bij welke afdelingen zoekvragen zijn uitgezet, wat het resultaat daarvan is, of naar aanleiding van dat resultaat een nadere zoekslag is, en zo ja, wat deze zoekslag inhoudt.” In het bestreden besluit heeft de korpschef echter op geen enkele manier gemotiveerd welke zoekslag is gemaakt bij de beoordeling van het verzoek van eiser. Ook heeft de korpschef, nadat hij hiertoe in de gelegenheid is gesteld na de zitting, geen schriftelijk motivering ten aanzien van de zoekslag ingediend. De korte, mondelinge uiteenzetting van de zoekslag op de zitting acht de rechtbank onvoldoende om het motiveringsgebrek in het bestreden besluit te herstellen. Deze beroepsgrond slaagt. De rechtbank draagt de korpschef daarom (wederom) op om een nieuwe beslissing op het verzoek van eiser te nemen en daarin de gemaakte zoekslag gemotiveerd uiteen te zetten. De rechtbank zal hier een dwangsom aan verbinden om te voorkomen dat eiser onnodig nog langer moet wachten op het nieuwe besluit.
Buitensporigheid van het verzoek
12. Eiser stelt verder dat, nu de gemaakte zoekslag niet gemotiveerd uiteen is gezet, hij de korpschef niet kan volgen in zijn stelling dat zijn verzoek buitensporig zou zijn op grond van artikel 24a, vierde lid, van de Wpg.
13. De rechtbank overweegt ten aanzien van dit punt als volgt. Nu niet is gebleken welke zoekslag is gemaakt met betrekking tot het verzoek van eiser, kan niet worden beoordeeld in hoeverre het verzoek buitensporig is in de zin van artikel 24a, vierde lid, van de Wpg. De korpschef zal in het nieuwe besluit dus eerst een motivering van de zoekslag moeten geven voordat kan worden beoordeeld of het verzoek van eiser al dan niet als buitensporig kan worden aangemerkt.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met het motiveringsbeginsel. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit en bepaalt dat de korpschef een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft de korpschef hiervoor zes weken. De rechtbank bepaalt dat de korpschef een dwangsom van € 150,- moet betalen voor elke dag waarmee deze termijn wordt overschreden. Daarbij geldt een maximum van € 10.000,-.
14.1.
Omdat het beroep gegrond is moet de korpschef het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten.
De korpschef moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.750,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn geen kosten gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 28 december 2023;
- draagt de korpschef op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het verzoek van eiser met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat de korpschef aan eiser een dwangsom van € 150,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 10.000,-;
- bepaalt dat de korpschef het griffierecht van € 187,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt de korpschef tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. van de Water, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.A.H. Gonera, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
16 oktober 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.