ECLI:NL:RBAMS:2024:6178

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 oktober 2024
Publicatiedatum
10 oktober 2024
Zaaknummer
13.090597.24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van een gewapende overval op een brillenwinkel in Amstelveen

Op 8 oktober 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van een gewapende overval op een brillenwinkel in Amstelveen op 14 maart 2024. De verdachte, geboren in 2004, heeft samen met een medeverdachte de winkel overvallen, waarbij zij personeel en klanten bedreigden. De overvallers hebben brillen van het merk Cartier ter waarde van € 8.149,- ontvreemd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, mede op basis van zijn bekennende verklaring en DNA-bewijs. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 270 dagen, waarvan 160 dagen onvoorwaardelijk, en 110 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder begeleiding door jeugdreclassering en een locatiegebod. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die immateriële schade hebben geleden door de overval. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen vastgesteld op € 2.500,- per persoon, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de overval.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13.090597.24
Parketnummer vordering tul: 10.152806.23
Datum uitspraak: 8 oktober 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2004,
wonende op het adres [adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 september 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. L. Lopez de Vries en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. G.A.J. Purperhart, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt – kort gezegd – verweten dat hij op 14 maart 2024 te Amstelveen, samen met een ander of anderen, een gewapende overval heeft gepleegd op [winkel] .
De volledige tenlastelegging is opgenomen in bijlage 1 die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Inleiding
De rechtbank gaat op grond van de bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden [1] .
Overval [winkel] te Amstelveen
Op 14 maart 2024 rond 10:30 uur is [winkel] , gelegen aan de [adres] , overvallen. [2] Op dat moment waren vier personeelsleden, te weten [naam 1] [3] , [naam 2] [4] , [naam 3] [5] en [naam 4] [6] , en twee klanten, te weten [klant 1] [7] en [klant 2] [8] , in de winkel aanwezig. Twee in het donker geklede mannen met bivakmutsen kwamen de winkel binnenrennen. Eén van hen had een groot vuurwapen in zijn handen. De twee mannen sommeerden de aanwezigen om in de door hen aangewezen ruimte op de grond te gaan liggen. Daarbij heeft de man met het vuurwapen dit wapen tegen de achterkant van de nek van [naam 1] gedrukt. De overvallers vroegen waar de kluis was. Eén van de klanten, [klant 1] , weigerde met de overvallers mee te gaan en bleef in de winkelruimte zitten. Hij heeft 112 gebeld. [naam 4] wist zich in de oogmeetruimte te verschuilen. De man zonder wapen heeft met een groot stalen sleepoog een glazen vitrine met Cartier brillen kapot geslagen en de brillen in een tas gedaan. De beide mannen zijn daarna met de buit de winkel uitgerend. In totaal zijn 21 brillen van het merk Cartier ontvreemd, met een totale waarde van € 8.149,-. [9]
Er is door de politie uitgebreid onderzoek gedaan. Er heeft onder meer DNA-onderzoek plaatsgevonden aan een aangetroffen bloedspoor aan de binnenkant van de toegangsdeur van de winkel. Het aangetroffen DNA-profiel is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA in deze bemonstering afkomstig is van verdachte [verdachte] , dan wanneer het DNA in deze bemonstering afkomstig is van een willekeurige onbekende persoon. [10]
Het politieonderzoek heeft uiteindelijk geleid tot de aanhouding van verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] . Verdachte heeft in zijn verhoor op 3 juli 2024 bekend dat hij de overvaller is geweest die de vitrine heeft ingeslagen en de brillen heeft meegenomen. [11] Op de terechtzitting van 24 september 2024 heeft hij zijn bekennende verklaring bevestigd. Ook heeft hij op de terechtzitting verklaard dat hij de dag voor de overval door iemand op Snapchat is benaderd om mee te doen met de overval. De nacht voor de overval is hij thuis in [plaats] opgehaald en de volgende ochtend, op de dag van de overval, is hij ’s ochtends naar Amstelveen gebracht. [12] [medeverdachte 1] heeft in zijn verhoor van 24 juli 2024 bekend dat hij de overvaller met het wapen is geweest. [13] Kort na de overval is onder een geparkeerde auto een soortgelijk wapen aangetroffen. Dit bleek na onderzoek een nabootsing te zijn, gelijkend op een automatisch machinepistool type UZI. [14]
3.2
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
3.3
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft ter terechtzitting zijn eerdere verklaring, dat hij de overvaller is geweest die de vitrine heeft ingeslagen en de brillen heeft meegenomen, bevestigd.
De raadsman heeft zich met betrekking tot de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.4
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van verdachte, bewezen dat verdachte zich op 14 maart 2024 samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan de ten laste gelegde overval op [winkel] te Amstelveen.
Partieel vrijspraak met betrekking tot [naam 5]
heeft vanaf de straat de overval zien gebeuren en heeft, zoals ook op de camerabeelden is te zien, geprobeerd om de toegangsdeur tot de winkel met een stoel te blokkeren. Hij is uiteindelijk weggelopen omdat hij werd geconfronteerd met de verdachten en het wapen dat één van de overvallers bij zich had. De rechtbank acht het bewijs echter onvoldoende om bewezen te achten dat dit wapen opzettelijk op [naam 5] is gericht. Zij zal verdachte daarom van dit onderdeel vrijspreken.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
op 14 maart 2024 te Amstelveen,
in de [winkel] winkel aan de [adres] ,
tezamen en in vereniging met anderen,
brillen van het merk Cartier, die aan [winkel] toebehoorden, heeft weggenomen,
met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen medewerkers en klanten van voornoemde winkel, te weten [naam 1] en [naam 2] en [naam 3] en [klant 2] en [klant 1] en [naam 4] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door
- geheel in het donker gekleed en met bivakmutsen en/of zwarte maskers op en met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, de winkel binnen te komen rennen en
- daarbij tegen de voornoemde personen te zeggen dat ze op de grond moesten gaan liggen en dat de kluis open moest en
- een wapen op die voornoemde [naam 1] te richten en een wapen tegen de achterkant van de nek van die [naam 1] te drukken en
- met een sleepoog de glazen vitrinekast kapot te slaan.

5.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf en maatregel

7.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie acht toepassing van het jeugdstrafrecht op zijn plaats en heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie van 9 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, en de bijzondere voorwaarden zoals vermeld in het reclasseringsadvies van 10 juli 2024.
De vordering tenuitvoerlegging moet worden toegewezen.
Daarnaast heeft zij gevorderd dat de vorderingen van de benadeelde partijen hoofdelijk worden toegewezen, met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij de straftoemeting ten gunste van verdachte rekening te houden met diens proceshouding. Hij is open geweest over zijn eigen aandeel bij de overval. Hij heeft samen met een medeverdachte de overval gepleegd maar heeft geen rol gehad in de voorbereiding ervan. Zijn rol bij de uitvoering was bovendien beperkter dan die van de andere overvaller, nu verdachte geen wapen bij zich droeg en alleen de vitrine heeft ingeslagen en de brillen heeft gepakt. Hij heeft zelf geen geweld tegen de aanwezigen gebruikt en heeft daar ook niet mee gedreigd. Verdachte heeft ook geen financiële vergoeding ontvangen voor zijn aandeel en heeft ook anderszins niet gedeeld in de buit.
Verdachte heeft spijt van zijn handelen en is erg geschrokken van de gevolgen daarvan, zowel wat betreft detentie en strafdreiging als ook van de gevolgen voor de benadeelden.
Een eventuele terugkeer in detentie doorkruist de positieve ontwikkeling die is ingezet en is daarom onwenselijk. Verdachte heeft zich de afgelopen periode goed aan de hem opgelegde schorsingsvoorwaarden gehouden.
De raadsman acht met de reclassering toepassing van het jeugdstrafrecht geïndiceerd. Hij verzoekt om een gevangenisstraf op te leggen waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, en een voorwaardelijk strafdeel met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, met uitzondering van het locatieverbod.
De raadsman heeft zich met betrekking tot de vordering tenuitvoerlegging primair gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Subsidiair heeft hij verzocht om de proeftijd te verlengen.
De vorderingen van de benadeelde partijen zijn aan de hoge kant en dienen gematigd te worden. De raadsman heeft verzocht om de vorderingen niet hoofdelijk toe te wijzen maar voor iedere verdachte een gelijk deel. Dit om problemen tussen de schuldenaren onderling te voorkomen.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een overval op een brillenwinkel. Hij is met één van de mededaders de winkel binnengegaan, waarbij deze mededader het aanwezige personeel en twee klanten heeft bedreigd met een op een automatisch vuurwapen gelijkend voorwerp. Verdachte heeft met een door hem meegenomen stalen sleepoog een glazen vitrine ingeslagen, waarna hij brillen uit deze vitrine heeft weggenomen. Dat verdachte niet zelf het wapen heeft vastgehad, betekent niet dat dit hem niet kan worden aangerekend.
De overval heeft een grote impact gehad op de betreffende medewerkers en klanten. Zij vreesden voor hun leven toen zij met de daders en het door hen meegenomen wapen werden geconfronteerd. Uit hun verklaringen en de door hen ingediende vorderingen blijkt dat zij ook langere tijd na de overval nog steeds veel last hebben van angstklachten, slaapstoornissen, herbelevingen en depressieve gevoelens. De medewerkers hebben enige weken niet kunnen werken of zijn zelfs arbeidsongeschikt geraakt.
Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan een bijzonder ernstig strafbaar feit.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij op 25 oktober 2023 door de kinderrechter is veroordeeld voor een winkeldiefstal waarbij hij geweld heeft gepleegd. Daarnaast is hij op 5 oktober 2023 veroordeeld tot een forse jeugddetentie voor een poging tot doodslag. Deze laatste veroordeling is nog niet onherroepelijk maar de genoemde veroordelingen vergroten wel de zorgen omtrent verdachte.
In het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van 10 juli 2024 is te lezen dat sprake is van een instabiele leefsituatie. Verdachte heeft geen zinvolle dagbesteding
in de vorm van (on)betaald werk en/of opleiding, geen inkomen en heeft openstaande boetes, waarvoor nog geen betalingsregeling is getroffen. Daarnaast zijn er aanwijzingen voor een afhankelijkheid van cannabis en een deels negatief sociaal netwerk.
Naast deze risico verhogende factoren ziet de reclassering ook positieve factoren. Zo heeft verdachte huisvesting bij zijn moeder en lijkt er sprake van een steunende familierelatie.
De reclassering adviseert, met toepassing van het jeugdstrafrecht, een deels voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden begeleiding door de jeugdreclassering, ambulante behandeling, een contactverbod met de medeverdachten, een locatieverbod, een locatiegebod, het meewerken aan het vinden van een zinvolle dagbesteding en meewerken aan middelencontrole.
De voorlopige hechtenis van verdachte is met ingang van 29 juli 2024 geschorst onder een groot aantal voorwaarden. Hij wordt begeleid door mw. [naam 6] , jeugdbeschermer bij de Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond. Zij is ter terechtzitting als deskundige gehoord, waarbij zij verklaarde dat verdachte zich goed aan de hem opgelegde voorwaarden houdt en ook inzet toont. Hij is inmiddels gestart met een opleiding MBO-2, dienstverlening, richting Sport en Bewegen. Hij is aangemeld bij Fivoor en kan daar naar verwachting in november 2024 beginnen. Verdachte moet wel ‘achter de broek’ worden gezeten omdat hij vaak moeite heeft om vol te houden. Hij moet leren om meer zelfredzaam te worden. Met de reclassering ziet de deskundige nog mogelijkheden voor pedagogische beïnvloeding. Zij ondersteunt daarom het gegeven advies van de reclassering betreffende toepassing van het jeugdstrafrecht en de bijzondere voorwaarden.
De rechtbank neemt de bevindingen van de reclassering en de deskundige over. Zij ziet, conform het advies van de reclassering, in de persoon van verdachte aanleiding om het jeugdstrafrecht toe te passen.
Anders dan door de officier van justitie is gevorderd vindt de rechtbank het onwenselijk dat verdachte opnieuw vast komt te zitten. Na zijn schorsing uit de voorlopige hechtenis heeft hij zich goed aan de hem opgelegde voorwaarden gehouden en heeft hij belangrijke stappen in de goede richting gezet om zijn leven in goede banen te leiden. Een detentie kan deze ontwikkeling doorbreken met mogelijk negatieve gevolgen voor verdachte én de samenleving. De ernst van het feit maakt dat de rechtbank aan verdachte, naast een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, een groot voorwaardelijk strafdeel zal opleggen. Aan dit voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden, inclusief elektronische controle, maar met uitzondering van het locatieverbod. Op dit moment ziet de rechtbank geen meerwaarde meer in dit verbod. Verdachte dient er van doordrongen te zijn dat er veel voor hem op het spel staat als hij zich opnieuw met strafbare feiten bezighoudt, dan wel de hem opgelegde voorwaarden niet nakomt.
Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij
[naam 4]vordert € 1.250,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij
[naam 3]vordert € 6.000,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij
[naam 1]vordert € 4.000,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij
[naam 2]vordert € 6.000,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partijen door het bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek hebben de benadeelde partijen recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien de benadeelde partijen ten gevolge van het strafbare feit geestelijk letsel hebben opgelopen en er een ernstige inbreuk is gepleegd op hun persoonlijke levenssfeer.
De rechtbank constateert dat de gevorderde bedragen sterk uiteenlopen, terwijl het voor haar moeilijk is om te onderscheiden tussen de gevolgen die het gebeurde heeft gehad voor elk van de benadeelde partijen afzonderlijk. Duidelijk is dat de overval op alle vier een grote impact heeft gehad waarvan zij ook langere tijd na de overval nog nadeel van ondervinden.
Op grond van de door de benadeelde partijen gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schade voor ieder van de benadeelde partij naar billijkheid op
€ 2.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 maart 2024, zijnde het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Dit betekent dat de rechtbank met betrekking tot de benadeelde partij [naam 4] de schade op een hoger bedrag vaststelt dan door hem is gevorderd. De rechtbank zal zijn vordering in zijn geheel toewijzen, en daarnaast de schadevergoedingsmaatregel opleggen voor dit hogere bedrag. De rechtbank zal de schadevergoedingen hoofdelijk opleggen. Anders dan de raadsman ziet zij onvoldoende aanleiding om van de wettelijke regeling op dit punt af te wijken.
De benadeelde partijen [naam 3] , [naam 1] en [naam 2] zullen voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vordering.
Voorts dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zullen maken.
In het belang van de vier voornoemde benadeelde partijen wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich de op 24 juni 2024 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 10-152806-23, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 25 oktober 2023 van de kinderrechter te Rotterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke straf te gelasten.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 77c, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievan
270 dagen.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
160 dagen, van deze jeugddetentie
nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Begeleiding door jeugdreclassering
Veroordeelde werkt mee aan het toezicht door de jeugdreclassering en meldt zich op afspraken met de jeugdreclassering zo vaak de jeugdreclassering dat nodig vindt.
Ambulante behandeling
Veroordeelde laat zich behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Contactverbod
Veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met de mededaders/medeverdachten, te weten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
Locatiegebod (met elektronische monitoring)
Veroordeelde wordt geboden zich gedurende de periode van het toezicht te bevinden op het adres Kleermaker 19, 3201 TD te Spijkenisse. Daarbij heeft hij een aaneengesloten blok van 12 dan wel 15 uur ter invulling van zijn activiteiten (sport, hobby’s, school, werk, behandeling), zoals met de jeugdreclassering wordt afgesproken. Als de jeugdreclassering het noodzakelijk acht om voor een doelmatige uitvoering van het toezicht op de naleving van de bijzondere voorwaarden de periode, tijd of locatie aan te passen dan zal zij hierover overleggen met de opdrachtgever. Het locatiegebod zal worden gecontroleerd door middel van een elektronisch monitoringmiddel. Dit locatiegebod en de elektronische monitoring geldt voor een periode van maximaal zes maanden na vonnisdatum.
Dagbesteding
Veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van (on)betaald werk en/of opleiding en/of ander dagbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
Meewerken aan middelencontrole
Veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van softdrugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd.
Geeft opdracht aan de jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[naam 4]toe tot een bedrag van
€ 1.250,-(twaalfhonderd en vijftig euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 maart 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam 4] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander of anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam 4] , aan de Staat
€ 2.500,-(tweeduizend en vijfhonderd euro) te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander of anderen is betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 maart 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van maximaal 35 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[naam 3]toe tot een bedrag van
€ 2.500,-(tweeduizend en vijfhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 maart 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam 3] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander of anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam 3] , aan de Staat € 2.500,- (tweeduizend en vijfhonderd euro) te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander of anderen is betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 maart 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van maximaal 35 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[naam 1]toe tot een bedrag van
€ 2.500,-(tweeduizend en vijfhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 maart 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam 1] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander of anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam 1] , aan de Staat € 2.500,- (tweeduizend en vijfhonderd euro) te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander of anderen is betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 maart 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van maximaal 35 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[naam 2]toe tot een bedrag van
€ 2.500,-(tweeduizend en vijfhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 maart 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam 2] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander of anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam 2] , aan de Staat € 2.500,- (tweeduizend en vijfhonderd euro) te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander of anderen is betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 maart 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van maximaal 35 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Gelast de tenuitvoerlegging van de bij genoemd vonnis van 25 oktober 2023 met parketnummer 10-152806-23 opgelegde voorwaardelijke straf, namelijk een taakstraf bestaande uit een
werkstraf voor de duur van 60 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 30 dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.M.R. Vastenburg, voorzitter,
mrs. C.M. Berkhout en S. Houtman, rechters,
in tegenwoordigheid van B. de Hoogh, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 oktober 2024.

Voetnoten

1.In de hierna volgende voetnoten wordt telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, voor zover mogelijk volgens de in dat dossier toegepaste nummering.
2.Proces-verbaal van aangifte [naam 7] , PL1300-2024060778-41, blz. 1 e.v.
3.Proces-verbaal van aangifte [naam 1] , PL1300-2024060778-5, blz. 14 e.v.
4.Proces-verbaal van aangifte [naam 2] , PL1300-2024060778-6, blz. 19 e.v.
5.Proces-verbaal van aangifte [naam 3] , PL1300-2024060778-12, blz. 23 e.v.
6.Proces-verbaal van aangifte [naam 4] , PL1300-2024060778-2, blz. 27 e.v.
7.Proces-verbaal van aangifte [klant 1] , PL1300-2024060778-3, blz. 30 e.v.
8.Proces-verbaal van aangifte [klant 2] , PL1300-2024060778-7, blz. 36 e.v.
9.Overzicht weggenomen brillen [winkel] , blz. 83.
10.Rapport Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 15 maart 2024, opgemaakt door dr. L.H.J. Aarts, blz. 205 e.v.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 3 juli 2024, 2024060778, [verdachte] blz. 3-011 e.v.
12.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 24 september 2024.
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 24 juli 2024, 2024060778, [medeverdachte 1] blz. 4-027.
14.Pv wapenonderzoek, d.d. 14 maart 2024, PL1300 – 2024060778, blz. 60 e.v.