ECLI:NL:RBAMS:2024:6177

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 oktober 2024
Publicatiedatum
10 oktober 2024
Zaaknummer
13.089654.24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan gewapende overval op brillenwinkel in Amstelveen

Op 8 oktober 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan een gewapende overval op een brillenwinkel in Amstelveen, gepleegd op 14 maart 2024. De verdachte fungeerde als chauffeur voor de overvallers. Tijdens de overval werden vier personeelsleden en twee klanten bedreigd met een vuurwapen, terwijl de daders brillen ter waarde van € 8.149,- ontvreemden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van de plannen voor de overval en dat hij een actieve rol speelde door de uitvoerders naar de plaats delict te vervoeren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte medeplichtig was aan de overval, maar sprak hem vrij van medeplegen, omdat zijn bijdrage niet voldoende was voor nauwe en bewuste samenwerking. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 20 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en deelname aan een gedragsinterventie. Daarnaast werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die geestelijk letsel hadden opgelopen door de overval.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13.089654.24
Parketnummer vordering tul: 16.162555.21
Datum uitspraak: 8 oktober 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2001,
wonende op het adres [adres] ,
thans gedetineerd te: [detentieadres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 september 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. L. Lopez de Vries, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.T.H.M. Mühren, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt – kort gezegd – verweten dat hij op 14 maart 2024 te Amstelveen, samen met een ander of anderen, een gewapende overval heeft gepleegd op [winkel] (primair), dan wel dat hij bij deze overval medeplichtig is geweest (subsidiair).
De volledige tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Inleiding
Overval [winkel] te Amstelveen
Op 14 maart 2024 rond 10:30 uur is [winkel] , gelegen aan de [adres] , overvallen. [1] Op dat moment waren vier personeelsleden, te weten [naam 1] [2] , [naam 2] [3] , [naam 3] [4] en [naam 4] [5] , en twee klanten, te weten [klant 1] [6] en [klant 2] [7] , in de winkel aanwezig. Twee in het donker geklede mannen met bivakmutsen kwamen de winkel binnenrennen. Eén van hen had een groot vuurwapen in zijn handen. De twee mannen sommeerden de aanwezigen om in de door hen aangewezen ruimte op de grond te gaan liggen. Daarbij heeft de man met het vuurwapen dit wapen tegen de achterkant van de nek van [naam 1] gedrukt. De overvallers vroegen waar de kluis was. Eén van de klanten, [klant 1] , weigerde met de overvallers mee te gaan en bleef in de winkelruimte zitten. Hij heeft 112 gebeld. [naam 4] wist zich in de oogmeetruimte te verschuilen. De man zonder wapen heeft met een groot stalen sleepoog een glazen vitrine met Cartier brillen kapot geslagen en de brillen in een tas gedaan. De beide mannen zijn daarna met de buit de winkel uitgerend. In totaal zijn 21 brillen van het merk Cartier ontvreemd, met een totale waarde van € 8.149,-. [8]
Er is door de politie uitgebreid onderzoek gedaan, dat uiteindelijk heeft geleid tot de aanhouding van de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] heeft in zijn verhoor op 3 juli 2024 bekend dat hij de overvaller is geweest die de vitrine heeft ingeslagen. [9] [medeverdachte 1] heeft in zijn verhoor van 24 juli 2024 bekend dat hij de overvaller met het wapen is geweest. [10] Voor het overige wilden zij niets zeggen over andere personen die bij de overval betrokken zijn geweest.
Verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 3] zijn enige uren na de overval aangehouden in een Toyota met kenteken [kenteken] , waarbij [medeverdachte 3] in het bezit was van drie bij de overval weggenomen brillen.
3.2
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte als medepleger van de overval kan worden aangemerkt, zodat het primair tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard.
3.3
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niets met de overval te maken heeft gehad. Hij wist wel dat er iets strafbaars zou gaan gebeuren en is uit sensatiezucht met [medeverdachte 3] naar Amstelveen gereden. Hij zou in de auto blijven wachten maar is weggereden nadat hij door de politie was gecontroleerd. Later heeft hij [medeverdachte 3] weer ergens opgepikt.
De nacht daarvoor is hij samen met [medeverdachte 3] naar Rotterdam gereden om [medeverdachte 2] op te halen. Ze zijn toen door de politie gecontroleerd.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde. Verdachte was in de buurt van de overval en wist dat er een strafbaar feit zou worden gepleegd, maar heeft daar zelf geen rol in gehad. Het samen met [medeverdachte 3] ophalen van [medeverdachte 2] uit Rotterdam staat niet in (rechtstreeks) verband metde overval. Bij de aanhouding van verdachte en [medeverdachte 3] , had [medeverdachte 3] drie brillen in zijn onderbroek maar bij verdachte zijn geen goederen aangetroffen. De Toyota waarin verdachte reed was niet van verdachte en er is geen bewijs dat hij wist van de kleding en pasjes op naam van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de achterbak. Een Samsung telefoon wordt door de politie ten onrechte aan verdachte toegeschreven, terwijl bovendien de in deze telefoon aanwezige content niet meebrengt dat van een nauwe en bewuste samenwerking kan worden gesproken.
3.4
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, anders dan hij zelf heeft verklaard, wel degelijk een rol heeft gehad bij de overval.
De getuige [getuige] heeft kort na de overval twee jongens op straat zien rennen vanuit de Spaanse Aaklaan. De twee rennende jongens waren in het donker gekleed en hadden gezichtsbedekking. Eén van de jongens had een groot vuurwapen in zijn rechterhand terwijl hij rende. De andere jongen had een witte tas bij zich.
Op haperende beelden/afbeeldingen van een camera gericht op de Lindenhof is te zien dat op 14 maart 2024 om 10:45 uur een witte Toyota in een parkeervak parkeert. Deze auto rijdt om 10:47 uur weer weg. [11]
Een verbalisant heeft gezien dat deze Toyota vanaf de parkeerplaatsen bij de Lindenhof aan kwam rijden, met daarin alleen de bestuurder. Het betrof een Toyota Yaris met kenteken [kenteken] . De auto is staande gehouden voor een controle. De bestuurder bleek verdachte te zijn. Omdat er niets belastends werd aangetroffen in de auto, mocht verdachte weer doorrijden. [12]
Nadat op een van de parkeerplaatsen van de Lindenhof een vuurwapen was aangetroffen [13] , is de Toyota in de ANPR geplaatst en op 14 maart 2024 te 12:30 uur aangetroffen op een parkeerplaats in Purmerend. In de auto zaten toen verdachte als bestuurder en [medeverdachte 3] als passagier. [14]
[medeverdachte 3] bleek drie Cartier brillen, met prijskaartjes, in zijn onderbroek te hebben verborgen. [medeverdachte 3] en verdachte zijn vervolgens aangehouden. [15]
De Cartier brillen zijn later door een medewerker van de [winkel] herkend als eigendom van deze onderneming. [16]
In de achterbak van de Toyota lagen twee jassen. In de ene jas zat een OV-chipkaart op naam van de medeverdacht [medeverdachte 1] en in de andere jas een OV-chipkaart en identiteitskaart op naam de medeverdachte [medeverdachte 2] . [17]
Na de aanhouding van verdachte is een veiligheidsfouillering bij hem verricht. Daarbij is geconstateerd dat hij een Samsung telefoon bij zich had. Nadat verdachte in de politieauto was geplaatst, heeft hij geprobeerd zich van deze Samsung telefoon te ontdoen. [18]
Verdachte ontkent dat dit zijn telefoon is en stelt dat hij per ongeluk vanaf de middenconsole de verkeerde telefoon had gepakt. De gebruikersnaam ‘ [gebruikersnaam] ’ zou niet van hem zijn.
De rechtbank laat in het midden of de betreffende Samsung telefoon van verdachte is en of de gebruikersnaam ‘ [gebruikersnaam] ’ aan verdachte kan worden gekoppeld, omdat zij dit niet met voldoende zekerheid kan vaststellen. Zij constateert echter dat verdachte in het bezit was van deze telefoon en daar kennelijk op 14 maart 2024 gebruik van heeft gemaakt. De rechtbank acht ongeloofwaardig dat verdachte deze telefoon per ongeluk vanaf de middenconsole had gepakt. Uit de omstandigheid dat hij zich van deze telefoon probeerde te ontdoen, blijkt immers dat hij er kennelijk van op de hoogte was dat er belastend materiaal op deze telefoon aanwezig was. Met deze telefoon is voorafgaande aan de overval gezocht op ‘ [adres] ’, de straat van de brillenwinkel. Op de telefoon stond ook een screenshot met een GPS locatie, 200 meter van de brillenwinkel. Deze screenshot is minder dan twee uur voor de overval opgeslagen op de telefoon. [19]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 14 oktober 2024 samen met [medeverdachte 3] naar Amstelveen is gereden. [20] De rechtbank neemt aan dat op dat moment de feitelijke uitvoerders van de te plegen overval, te weten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , eveneens in de Toyota hebben gezeten, omdat immers hun jassen met pasjes in deze auto waren achtergelaten. Verdachte en [medeverdachte 3] hebben die ochtend kennelijk [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] naar de plaats delict vervoerd.
Verdachte heeft ter terechtzitting eveneens verklaard dat hij en [medeverdachte 3] de nacht voorafgaande aan de overval [medeverdachte 2] in Rotterdam hebben opgehaald. [21] Deze verklaring wordt bevestigd door het onderzoek van de politie. Aan de hand van de ANPR-camera's is te zien dat de Toyota Yaris met kenteken [kenteken] op 14 maart 2024, vanaf 00.22:24 uur vanuit Amsterdam in de richting van Rotterdam is gereden en op 14 maart 2024, te 00.57:23 uur de ANPR-camera in Delft is gepasseerd. Vervolgens is de Toyota Yaris op 14 maart 2024, te 01.29:09 uur teruggereden in de richting van Purmerend. Op 14 maart 2024, te 02.05 uur is de Toyota Yaris gecontroleerd terwijl deze vanaf de A7 de afslag Purmerend Noord neemt. In de auto zaten verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] . [22]
Op de telefoon van [medeverdachte 3] zijn conversaties via Snapchat en Signal aangetroffen [23] .
Tussen [medeverdachte 3] en ‘ [naam 5] ’ tussen 13 maart 2024 19:18 uur en 14 maart 2024 11:29 uur:
[naam 5] : Jaa. Welke zijn er.
[naam 6] : Laat je zo zien. 7 b per stuk he. Geen onderhandelingen mogelijk ook. [naam 5] : stuur nou maar.
[naam 6] : stuurt een video (op de video zijn drie brillen te zien met daaraan prijskaartjes, je hoort dat de auto rijdt)
Groepsgesprek tussen [naam 6] , [naam 7] ) en [naam 5] op 13 maart 2024 tussen 21:59 uur en 14 maart 2024 11:14 uur.
[naam 6] : Heb morgen een voor je [naam 5] . Ramen tikken. Amstelveel. Cartier brillen eruit halen. Stuk of 30. Je gaat met en neger van de [plaats] .
[naam 5] : Zit niemand in die auto.
[naam 6] : Winkel haha. Die neger houdt die winkel medewerker strak. Jij tikt ramen. En pakt die brillen.
[naam 5] : Is gewoon een overval hou je kop.
[naam 6] : Ja haha. Auto staat straat erachter. Zet je erin. Ga je weg. Wordt in de avond opgehaald.
[naam 5] : Doe zelf. 30 brillen.
[naam 6] : Ab so luut niet. Dankje. Je kan bril van me kopen bro. Nieuwe monturen.
[naam 5] : Isgoed.
[naam 6] : Helft van prijs.
(…)
[naam 5] : Maar ga geen overval doen sorry voor 10- 15 kop.
[naam 7] : Te heet.
(….)
[naam 5] : Ja ik had iemand anders geregeld. Maar wie gaan er allemaal haha.
[naam 6] : 2 gasten maar. Bro als je iemand hebt had je me noeten zeggen. Doe je ook niet.
[naam 5] : Jaa wie han. 2 gasten plus jij en [verdachte] .
[naam 6] : Ik en [verdachte] gaan niet bro. Telefoon. Mee kijken. hoe het gaat.
De rechtbank stelt vast dat verdachte en [medeverdachte 3] in de nacht voorafgaande aan de overval, één van de feitelijke uitvoerders van de te plegen overval hebben opgehaald en naar Purmerend hebben gebracht.
De volgende ochtend is hij samen met [medeverdachte 3] en de twee feitelijke uitvoerders van de te plegen overval naar Amstelveen gereden. Verdachte wist dat er een strafbaar feit zou worden gepleegd en moet hebben begrepen dat het om een overval ging. Dit blijkt ook het app-bericht van [medeverdachte 3] aan een zekere [naam 5] , waarin [medeverdachte 3] zegt dat hij en [verdachte] ( [verdachte] is de voornaam van verdachte) meekijken hoe het gaat.
Verdachte heeft in de buurt van de overval in de auto gewacht en heeft later [medeverdachte 3] opgepikt. [medeverdachte 3] was toen in het bezit van een deel van de buit, hetgeen verdachte onmogelijk kan zijn ontgaan omdat [medeverdachte 3] , blijkens de conversaties op zijn telefoon, in de auto de brillen probeerde te verkopen en van deze brillen toen ook een filmpje heeft gemaakt.
Verdachte heeft aldus bij de overval welbewust als chauffeur opgetreden, waarbij hij de avond voor de overval één van de uitvoerders heeft opgehaald, op de dag van de overval met de uitvoerders en [medeverdachte 3] naar Amstelveen is gereden en waarbij hij een mededader met een deel van de buit vanaf de plaats delict heeft weggereden.
Vrijspraak medeplegen
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de bewezen geachte gedragingen van verdachte onvoldoende voor het aannemen van een nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan de overval, zoals deze uit het dossier naar voren komt, is daartoe van onvoldoende gewicht. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde medeplegen.
Medeplichtigheid
Door het fungeren als chauffeur voor de daders van de overval is de rechtbank van oordeel dat verdachte zowel opzet heeft gehad op zijn eigen bijdrage aan de overval als opzet op de overval zelf. Met zijn bijdrage heeft hij ook daadwerkelijk de overval ondersteund. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte medeplichtig is geweest aan de overval op [winkel] op 14 maart 2024. De rechtbank acht het subsidiair tenlastegelegde bewezen.
Partieel vrijspraak met betrekking tot [naam 8]
heeft vanaf de straat de overval zien gebeuren en heeft, zoals ook op de camerabeelden is te zien, geprobeerd om de toegangsdeur tot de winkel met een stoel te blokkeren. Hij is uiteindelijk weggelopen omdat hij werd geconfronteerd met de verdachten en het wapen dat één van de overvallers bij zich had. De rechtbank acht het bewijs echter onvoldoende om bewezen te achten dat dit wapen opzettelijk op [naam 8] is gericht. Zij zal verdachte daarom van dit onderdeel vrijspreken.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat:
[medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en een andere verdachte,
op 14 maart 2024 te Amstelveen,
in de [winkel] winkel aan de [adres] ,
tezamen en in vereniging met anderen,
brillen van het merk Cartier, die aan [winkel] toebehoorden, heeft weggenomen,
met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen medewerkers en klanten van voornoemde winkel, te weten [naam 1] en [naam 2] en [naam 3] en [klant 2] en [klant 1] en [naam 4] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door
- geheel in het donker gekleed en met bivakmutsen en/of zwarte maskers op en met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, de winkel binnen te komen rennen en
- daarbij tegen de voornoemde personen te zeggen dat ze op de grond moesten gaan liggen en dat de kluis open moest en
- een wapen op die voornoemde [naam 1] te richten en een wapen tegen de achterkant van de nek van die [naam 1] te drukken en
- met een sleepoog de glazen vitrinekast kapot te slaan,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte, op 14 maart 2024 in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest, door
- met een auto naar voornoemde locatie te rijden en
- vervolgens met een auto klaar te staan en de auto te besturen om met een deel van de buit weg te vluchten.

5.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf en maatregel

7.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte als medepleger zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
De vordering tenuitvoerlegging moet worden toegewezen.
Daarnaast heeft zij gevorderd dat de vorderingen van de benadeelde partijen hoofdelijk worden toegewezen, met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om bij een veroordeling als medeplichtige aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen van 12 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, met de door de reclassering geadviseerde voorwaarden.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft hulp verleend bij een door anderen gepleegde overval op een brillenwinkel. De overval is feitelijk uitgevoerd door twee daders. Zij zijn de winkel binnengegaan, waarbij één van hen het aanwezige personeel en twee klanten heeft bedreigd met een op een automatisch vuurwapen gelijkend voorwerp. De andere dader heeft met een door hem meegenomen stalen sleepoog een glazen vitrine ingeslagen, waarna hij brillen uit deze vitrine heeft weggenomen. Daarnaast is tenminste nog één andere dader bij de overval betrokken geweest, die onder meer mensen heeft geronseld om de overval te plegen en die heeft geprobeerd om een deel van de buit te verkopen.
Verdachte is opzettelijk behulpzaam geweest bij de deze overval door één van de daders de nacht voor de overval op te halen, door op de dag van de overval met de uitvoerders en de andere medeverdachte naar Amstelveen te rijden en door tijdens en na de overval klaar te staan met een vluchtauto.
De overval heeft een grote impact gehad op de betreffende medewerkers en klanten. Zij vreesden voor hun leven toen zij met de daders en het door hen meegenomen wapen werden geconfronteerd. Uit hun verklaringen en/ de door hen ingediende vorderingen blijkt dat zij ook langere tijd na de overval nog steeds veel last hebben van angstklachten, slaapstoornissen, herbelevingen en depressieve gevoelens. De medewerkers hebben enige weken niet kunnen werken of zijn zelfs arbeidsongeschikt geraakt.
Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan een bijzonder ernstig strafbaar feit.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat verdachte op 12 januari 2022 tot een forse vrijheidsstraf is veroordeeld voor een diefstal met geweld en overtreding van de Wet wapens en munitie. In 2018 is hij door de kinderrechter veroordeeld in verband met een door hem gepleegde mishandeling en een diefstal met braak. Hij heeft zich aldus eerder aan ernstige strafbare feiten schuldig gemaakt.
In het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van 5 september 2024 is te lezen dat de reclassering risicofactoren ziet in het psychosociale functioneren van verdachte, zijn sociale netwerk en het ontbreken van een legale dagbesteding.
In een inmiddels enigszins gedateerde NIFP-rapportage uit 2018 is vermeld dat sprake is van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale trekken en een disharmonisch intelligentie profiel. De reclassering acht het wenselijk dat opnieuw onderzoek wordt gedaan naar hoe deze problematiek zich heeft ontwikkeld en wat er aan behandeling zou kunnen worden ingezet op zijn gedrag en functioneren. Dit onderzoek kan plaatsvinden bij De Waag. Bij de veroordeling van 12 januari 2022 heeft verdachte toezicht opgelegd gekregen en diende hij zich onder behandeling te stellen bij De Waag. Volgens zijn toezichthouder houdt verdachte zich aan de afspraken met de Reclassering en stelt hij zich open en meewerkend op. Dat gold echter niet voor de afspraken met De Waag. Betrokkene kwam zijn afspraken daar onvoldoende na, waardoor de behandelaar in maart 2024 de behandeling heeft afgebroken. Zowel toezichthouder als De Waag zien nog verbeter- en ontwikkelmogelijkheden en staan open om toezicht en behandeling te hervatten.
De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, een ambulante behandeling bij De Waag en het meewerken aan een zinvolle dagbesteding.
Op de terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij de behandeling bij De Waag heeft afgebroken omdat de behandelaar hem niet lag. Hij voelde zich denigrerend behandeld en de behandelaar begon steeds opnieuw over feiten uit het verleden. Verdachte kwam op de zitting assertief en zelfbewust over. Hij verklaarde dat hij in het verleden drugsdealer is geweest en dat hij geen afstand wenst te nemen van zijn vriendengroep. Wanneer vrienden van hem in de criminaliteit zitten, dan is dit volgens verdachte hun pakkie-an. De opstelling van verdachte maakt het lastig in te schatten of de geadviseerde voorwaarden door hem zullen worden nageleefd. Verdachte lijkt volledig zijn eigen weg te gaan en weigert zijn medewerking als hem iets niet bevalt. Niettemin acht de rechtbank belangrijk dat de voorwaarden aan hem worden opgelegd. Verdachte is nog relatief jong en hopelijk lukt het hem om met ondersteuning van anderen een leven op te bouwen buiten de criminaliteit.
De rechtbank acht alles afwegende een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met de geadviseerde bijzondere voorwaarden, passend en geboden.
Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij
[naam 4]vordert € 1.250,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij
[naam 3]vordert € 6.000,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij
[naam 1]vordert € 4.000,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij
[naam 2]vordert € 6.000,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partijen door het bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek hebben de benadeelde partijen recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien de benadeelde partijen ten gevolge van het strafbare feit geestelijk letsel hebben opgelopen en er een ernstige inbreuk is gepleegd op hun persoonlijke levenssfeer.
De rechtbank constateert dat de gevorderde bedragen sterk uiteenlopen, terwijl het voor haar moeilijk is om te onderscheiden tussen de gevolgen die het gebeurde heeft gehad voor elk van de benadeelde partijen afzonderlijk. Duidelijk is dat de overval op alle vier een grote impact heeft gehad waarvan zij ook langere tijd na de overval nog nadeel ondervinden.
Op grond van de door de benadeelde partijen gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schade voor ieder van de benadeelde partij naar billijkheid op
€ 2.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 maart 2024, zijnde het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Dit betekent dat de rechtbank met betrekking tot de benadeelde partij [naam 4] de schade op een hoger bedrag vaststelt dan door hem is gevorderd. De rechtbank zal zijn vordering in zijn geheel toewijzen, en daarnaast de schadevergoedingsmaatregel opleggen voor dit hogere bedrag. De rechtbank zal de schadevergoedingen hoofdelijk opleggen.
De benadeelde partijen [naam 3] , [naam 1] en [naam 2] zullen voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vordering.
Voorts dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zullen maken.
In het belang van de vier voornoemde benadeelde partijen wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich de op 14 mei 2024 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 16-162555-21, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 12 januari 2022 van de rechtbank Midden Nederland, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 22 maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. De einddatum van de proeftijd is 10 oktober 2024.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van dat voorwaardelijke strafdeel te gelasten.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 48 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplichtigheid aan diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
20 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij reclassering
Veroordeelde meldt zich binnen 3 werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij de heer [naam 9] van Reclassering Amsterdam (Noord West), op het adres Vincent van Goghweg 73, 1506 JB te Zaandam. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Gedragsinterventie cognitieve vaardigheden
Veroordeelde neemt actief deel aan de gedragsinterventie CoVa of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. Deze training zal individueel worden gegeven. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider.
Ambulante behandeling
Veroordeelde laat zich behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start na afronding van de CoVa-training. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Dagbesteding
Veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[naam 4]toe tot een bedrag van
€ 1.250,-(twaalfhonderd en vijftig euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 maart 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam 4] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander of anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam 4] , aan de Staat
€ 2.500,-(tweeduizend en vijfhonderd euro) te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander of anderen is betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 maart 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van maximaal 35 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[naam 3]toe tot een bedrag van
€ 2.500,-(tweeduizend en vijfhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 maart 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam 3] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander of anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam 3] , aan de Staat € 2.500,- (tweeduizend en vijfhonderd euro) te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander of anderen is betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 maart 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van maximaal 35 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[naam 1]toe tot een bedrag van
€ 2.500,-(tweeduizend en vijfhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 maart 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam 1] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander of anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam 1] , aan de Staat € 2.500,- (tweeduizend en vijfhonderd euro) te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander of anderen is betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 maart 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van maximaal 35 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[naam 2]toe tot een bedrag van
€ 2.500,-(tweeduizend en vijfhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 maart 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam 2] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander of anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam 2] , aan de Staat € 2.500,- (tweeduizend en vijfhonderd euro) te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander of anderen is betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 maart 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van maximaal 35 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij genoemd vonnis van 12 januari 2022 met parketnummer 16-162555-21, namelijk een
gevangenisstraf van 6 (zes) maanden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.M.R. Vastenburg, voorzitter,
mrs. C.M. Berkhout en S. Houtman, rechters,
in tegenwoordigheid van B. de Hoogh, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 oktober 2024.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van aangifte [naam 10] , PL1300-2024060778-41, blz. 1 e.v.
2.Proces-verbaal van aangifte [naam 1] , PL1300-2024060778-5, blz. 14 e.v.
3.Proces-verbaal van aangifte [naam 2] , PL1300-2024060778-6, blz. 19 e.v.
4.Proces-verbaal van aangifte [naam 3] , PL1300-2024060778-12, blz. 23 e.v.
5.Proces-verbaal van aangifte [naam 4] , PL1300-2024060778-2, blz. 27 e.v.
6.Proces-verbaal van aangifte [klant 1] , PL1300-2024060778-3, blz. 30 e.v.
7.Proces-verbaal van aangifte [klant 2] , PL1300-2024060778-7, blz. 36 e.v.
8.Overzicht weggenomen brillen [winkel] , blz. 83.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 3 juli 2024, 2024060778, [medeverdachte 2] , blz. 3-011 e.v.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 24 juli 2024, 2024060778, [medeverdachte 1] , blz. 4-027 e.v.
11.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 maart 2024, blz. 88 e.v.
12.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 maart 2024, PL1300-2024060778-4, blz. 11 e.v.
13.Proces-verbaal forensisch onderzoek d.d. 3 april 2024, PL1300-2024060778-28, blz. 118 e.v.
14.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 maart 2024, PL1300-2024060778-24, blz. 41 e.v.
15.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 maart 2024, PL1300-2024060778-21, blz. 49 e.v.
16.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 maart 2024, blz. 336 e.v.
17.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 maart 2024, blz. 74 e.v.
18.Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 28 mei 2024, blz. 304 e.v.
19.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 maart 2024, blz. 101 e.v.
20.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 24 september 2024
21.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 24 september 2024
22.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 april 2024, 2024060778, blz. 301 e.v.
23.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 maart 2024, blz. 213 e.v.