ECLI:NL:RBAMS:2024:6169

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 oktober 2024
Publicatiedatum
10 oktober 2024
Zaaknummer
13.222.676-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel voor tenuitvoerlegging van vrijheidsstraf

Op 3 oktober 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de District Court of Zamość in Polen. Het EAB, dat op 2 augustus 2023 werd uitgevaardigd, strekt tot de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in 2000 in Polen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon zijn verdedigingsrechten heeft kunnen uitoefenen en dat de overlevering kan plaatsvinden voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van één jaar en acht maanden, waarvan nog één jaar, vier maanden en acht dagen resteert.

De behandeling van het EAB vond plaats op 19 september 2024, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.W. Ebbink. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht zijn onder andere opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en ontuchtige handelingen met iemand in een staat van verminderd bewustzijn.

De rechtbank heeft op basis van de Overleveringswet geoordeeld dat de overlevering van de opgeëiste persoon aan Polen is toegestaan, en heeft de beslissing openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13.222.676-23
Datum uitspraak: 3 oktober 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 24 juli 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 2 augustus 2023 door
the District Court of Zamość, second penal divisionin Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 2000,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 19 september 2024, in aanwezigheid van mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.W. Ebbink, advocaat te Haarlem, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen onder gelijktijdige schorsing tot het moment waarop de rechtbank uitspraak doet.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.
3. Grondslag en inhoud van het EAB
Het EAB vermeldt een
sentence of the Regional Court of Zamość, second penal division,van
24 juni 2021, met zaaknummer II K 630/18. Uit aanvullende informatie van 6 augustus 2024 van de uitvaardigende justitiële autoriteit blijkt het volgende:

(…) the sentence issued on the 24th June 2021 in the case reverence number II K 630/18 was changed by the sentence of the District Court of Zamość on 5th November 2021 – court file reference number II Ka 628/21. The appeal was motioned by the lawyer who was granted the power of attorney by [opgeëiste persoon] personally.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar en acht maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteert volgens het EAB nog één jaar, vier maanden en acht dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.
Dit arrest betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Als het proces in twee opeenvolgende instanties heeft plaatsgevonden, namelijk een eerste aanleg gevolgd door een procedure in hoger beroep, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover daartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat en daarom de zaak ten gronde definitief is afgedaan. [4]
Gelet hierop valt het arrest van 5 november 2021 onder de reikwijdte van artikel 12 OLW en dient alleen de procedure in hoger beroep aan genoemd artikel te worden getoetst.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest, terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid. De aanvullende informatie van 6 augustus 2024 bevat als bijlage rubriek d) van het EAB. Daarin is optie 1.c aangekruist, waarmee is toegelicht dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het voorgenomen proces en op zitting werd vertegenwoordigd door een door hem gemachtigd raadsman die ook daadwerkelijk de verdediging heeft gevoerd. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de in artikel 12, onder b, OLW genoemde omstandigheid zich heeft voorgedaan. Om die reden staat artikel 12 OLW niet aan overlevering in de weg.

5.Strafbaarheid

Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
- opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegevenverbod
- met iemand van wie hij weet dat hij in staat van verminderd bewustzijn verkeert,ontuchtige handelingen plegen

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 243 Wetboek van Strafrecht, 3 en 11 Opiumwet en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the District Court of Zamość, second penal division(Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.J. Scheijde, voorzitter,
mrs. B.M. Vroom-Cramer en H.P. Kijlstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Y.M.E. Jurgens en L.P. van Kessel, griffiers
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 3 oktober 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Hof van Justitie van de Europese Unie, 21 december 2023, C-397/22, LM, (