ECLI:NL:RBAMS:2024:6158

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 oktober 2024
Publicatiedatum
10 oktober 2024
Zaaknummer
13/169198-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van gijzeling en diefstal met geweld

Op 10 oktober 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 23-jarige man, die werd verdacht van gijzeling en diefstal met geweld op 26 maart 2024 in Amsterdam-Zuidoost. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten, omdat het bewijs niet wettig en overtuigend was. De verdachte was aanwezig tijdens de zitting op 26 september 2024, waar zijn raadsman, mr. M.J.C. Verlaan, de verdediging voerde. De officier van justitie, mr. J.M. Pauwelussen, had betoogd dat de verdachte schuldig was op basis van DNA-bewijs en een fotoherkenning door de aangever. De rechtbank oordeelde echter dat de DNA-match op een USB-C-kabel niet voldoende bewijs opleverde om de aanwezigheid van de verdachte op de plaats delict te bevestigen. Bovendien werd de betrouwbaarheid van de fotoherkenning in twijfel getrokken, omdat de aangever geen specifieke kenmerken kon noemen en de vraagstelling suggestief was. De rechtbank concludeerde dat de ten laste gelegde feiten niet bewezen konden worden, waardoor de verdachte werd vrijgesproken. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, en de rechtbank gelastte de teruggave van in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/169198-24
Datum uitspraak: 10 oktober 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
gedetineerd in het [detentieadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 september 2024. Verdachte was daarbij aanwezig, evenals zijn raadsman, mr. M.J.C. Verlaan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. J.M. Pauwelussen, en van wat verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen [naam 1] (medewerkster van Slachtofferhulp Nederland) namens de benadeelde partij [benadeelde partij] naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich samen met anderen op 26 maart 2024 te Amsterdam schuldig heeft gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving (feit 1), diefstal met bedreiging met geweld (feit 2) en afpersing (feit 3) van [benadeelde partij] .
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan alle ten laste gelegde feiten. Zij baseert zich daarbij op de aangifte en de aanvullende aangifte van [benadeelde partij] (hierna: aangever), de herkenning van verdachte op een foto door aangever en de DNA-match tussen het DNA van verdachte en het DNA op de USB‑C-naar-Lightning-kabel (hierna: USB-C-kabel).
Ten aanzien van de herkenning heeft de officier van justitie aangevoerd dat het eerste signalement dat aangever van NN1 heeft gegeven grotendeels overeenkomt met verdachte. Hoewel aangever eerst heeft verklaard dat NN1 geen gezichtsbeharing had, heeft hij dit bij de rechter-commissaris genuanceerd. Daarnaast heeft aangever, toen hem de politiefoto van verdachte werd getoond, de persoon op de foto direct en stellig herkend als NN1.
Verder heeft de officier van justitie aangevoerd dat NN1 de USB-C-kabel meermaals heeft aangeraakt om een van zijn telefoons op te laden en dat de kabel nieuw uit de verpakking kwam. Daar komt bij dat verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven over hoe zijn DNA op de USB-C-kabel terecht is gekomen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat niet bewezen kan worden dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd, zodat hij moet worden vrijgesproken. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat er geen sprake is van een betrouwbare fotoherkenning en dat deze daarom niet voor het bewijs gebruikt kan worden. Een enkelvoudige fotoconfrontatie is enkel geschikt voor de situatie waarin de aangever en de verdachte elkaar kennen, waar in dit geval geen sprake van was. Bovendien heeft de verbalisant bij het tonen van de foto een suggestieve mededeling gedaan en heeft aangever onvoldoende specifieke onderscheidende uiterlijke kenmerken genoemd op basis waarvan hij verdachte herkent als de dader. Ten aanzien van de DNA-match heeft de raadsman aangevoerd dat enkel het aantreffen van DNA op een verplaatsbaar object onvoldoende is om te kunnen komen tot een veroordeling. Er is geen politieonderzoek gedaan waaruit blijkt dat de kabel inderdaad nieuw was. Onduidelijk is wanneer en op welke wijze het DNA van verdachte op de kabel terecht is gekomen. Daarnaast kan niet worden verwacht dat verdachte maanden later een concrete verklaring kan geven over hoe zijn DNA op een algemeen gebruiksvoorwerp terecht is gekomen.
3.3
Vrijspraak van de ten laste gelegde feiten
De rechtbank constateert dat de handelingen die ten laste zijn gelegd op dezelfde dag en op hetzelfde moment zouden zijn gepleegd door dezelfde daders. Voor de leesbaarheid van het vonnis zal de rechtbank de feiten en omstandigheden daarom gezamenlijk bespreken.
[benadeelde partij] heeft op 28 maart 2024 aangifte gedaan van wederrechtelijke vrijheidsberoving en afpersing. Hij verklaart dat hij op 26 maart 2024 om 13.00 uur een afspraak had met een potentiële klant op de [adres] . Terwijl hij in zijn auto op de klant wachtte, stapte een persoon (NN1) bij hem in de auto via het bijrijdersportier. Een tweede persoon (NN2) stond met zijn rug tegen het bestuurdersportier aan. Aangever verklaart dat hij vervolgens meer dan drie uren tegen zijn wil in de auto is vastgehouden en dat hij, onder bedreiging met een vuurwapen, zijn bankpas, telefoon en telefooncodes moest afstaan. NN1 heeft vervolgens met de telefoon van aangever een groot geldbedrag van aangever zijn rekening overgemaakt naar een ander rekeningnummer en verschillende goederen uit de auto weggenomen. NN2 heeft een armband en een ring van hem weggenomen. Aangever verklaart verder dat zowel NN1 als NN2 gebruik hebben gemaakt van een in zijn auto aanwezige USB-C-kabel om hun telefoons op te laden. In zijn aanvullende aangifte van 21 juni 2024 heeft aangever verklaard dat hij die kabel vlak voor het incident had aangeschaft.
Enkelvoudige fotoherkenning
Tijdens de aanvullende aangifte op 21 juni 2024 heeft verbalisant [verbalisant] een politiefoto van verdachte aan aangever getoond. De verbalisant deelde voorafgaand aan het tonen van de foto het volgende mee: ‘
We hebben een verdachte aangehouden en we willen graag een foto van hem aan u tonen. We willen van u weten of u de verdachte herkend [sic] en zo ja, waaraan u hem herkend [sic].’ Aangever heeft vervolgens verklaard dat hij de persoon op de foto herkende als de persoon die naast hem in de auto heeft gezeten. Op de vraag waaraan hij verdachte herkende, antwoordde aangever ‘
aan alles’.
De verbalisant heeft gebruik gemaakt van een enkelvoudige fotoconfrontatie, waarbij aangever alleen met een foto van verdachte werd geconfronteerd. De rechtbank overweegt, conform de nota van toelichting bij het Besluit toepassing maatregelen in het belang van het onderzoek, dat er vanuit bewijsrechtelijk perspectief behoedzaam moet worden omgegaan met de inzet van een enkelvoudige fotoconfrontatie. Een enkelvoudige fotoconfrontatie kan worden gebruikt als de aangever of getuige de verdachte al kent, bijvoorbeeld onder een bijnaam of als naamloze klant. Daar was in dit geval geen sprake van. Daarnaast constateert de rechtbank dat aangever niet heeft benoemd aan welke specifieke onderscheidende kenmerken hij de persoon op de foto heeft herkend als één van de daders (NN1). Verder constateert de rechtbank dat de vraagstelling van de verbalisant, voorafgaand aan de enkelvoudige fotoconfrontatie, suggestief van aard was. De vraag suggereert dat de persoon op de foto de dader is, zodat niet kan worden uitgesloten dat aangever zich daardoor (on)bewust heeft laten leiden bij de herkenning. De rechtbank is daarom van oordeel dat de fotoherkenning onvoldoende betrouwbaar is.
Aangezien de enkelvoudige fotoherkenning naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende betrouwbaar is, is deze niet bruikbaar voor het bewijs.
Signalement NN1
In zijn aangifte heeft aangever een signalement gegeven van de twee daders. In het signalement van NN1 heeft aangever uitdrukkelijk benoemd dat dit een man betreft zonder snor, zonder baard en zonder beharing. Ook bij zijn getuigenverhoor bij de rechter-commissaris (op 16 september 2024) heeft aangever in eerste instantie herhaald dat NN1 geen gezichtsbeharing had. Pas nadat de rechter-commissaris mededeelde dat de persoon op de getoonde foto een baard en een snor heeft, verklaarde aangever dat dit zou kunnen maar dat dit op een donkere huidskleur een hele andere expressie heeft.
De rechtbank constateert dat het door aangever (direct na het incident) gegeven signalement van NN1 niet overeenkomt met verdachte, aangezien voldoende vaststaat dat verdachte op de tenlastegelegde datum gezichtsbeharing (een baard en een snor) had. De rechtbank vindt dit deel van het signalement van NN1 zwaarwegend, aangezien dit een sterk onderscheidend deel van het signalement betreft en aangever voor een periode van ruim drie uren naast NN1 heeft gezeten en diens gezicht vanuit verschillende hoeken heeft gezien. In zijn aanvullende aangifte heeft aangever namelijk verklaard dat NN1 naast hem op de bijrijdersstoel zat en zich ook naar achteren heeft gebogen om goederen van de achterbank te pakken.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de betrokkenheid van verdachte niet kan volgen uit het door aangever gegeven signalement van NN1.
DNA-match
Aangever heeft verklaard dat hij vlak voor het incident een USB-C-kabel heeft gekocht bij een tankstation en dat NN1 en NN2 gebruik hebben gemaakt van deze kabel. In de auto van aangever is een dergelijke USB-C-kabel aangetroffen. Er heeft vervolgens DNA-onderzoek plaatsgevonden aan de kabel. Uit het DNA-onderzoek is gebleken dat er op de USB-C stekker van de kabel een DNA-mengprofiel is aangetroffen van drie personen, waaronder DNA van aangever en van verdachte.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij weleens bij tankstations komt, ook in Hoofddorp, en dat hij mogelijk de USB-C-kabel kan hebben aangeraakt in het tankstation, om te controleren of deze geschikt zou zijn voor zijn telefoon.
De rechtbank constateert dat de USB-C-kabel een verplaatsbaar object betreft, zodat er voldoende steunbewijs nodig is om op basis van de DNA-match te kunnen komen tot een bewezenverklaring. De rechtbank stelt vast dat geen onderzoek naar DNA-sporen op het interieur van de auto (bijvoorbeeld het bijrijdersportier) of de telefoon van aangever is uitgevoerd. In dit geval heeft aangever verklaard dat hij vlak voor het incident de USB-C-kabel heeft aangeschaft en heeft ter onderbouwing een schermafbeelding van een transactie van zijn bankrekening overgelegd. Daaruit blijkt dat aangever op 26 maart 2024 om 12.51 uur een bedrag van € 24,99 heeft gepind bij het tankstation Shell Den Ruygenhoek te Hoofddorp. In het dossier ontbreekt echter een aankoopbewijs van de USB-C-kabel. Daarnaast is door de politie niet onderzocht of de betreffende pintransactie daadwerkelijk ziet op de aankoop van een USB-C-kabel. Bovendien is onduidelijk gebleven hoe de USB-C-kabel verpakt was. Daarom kan niet worden uitgesloten dat het DNA van verdachte op een ander moment of op een andere wijze op de kabel terecht is gekomen dan door aanraking in de auto van aangever.
De rechtbank is, in het licht van het voorgaande, van oordeel dat uit de enkele DNA-match niet valt af te leiden dat verdachte op de plaats delict is geweest.
Conclusie
De rechtbank acht de ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte daarvan vrijspreken.

4.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
BUS Pepperspray (omschrijving: G6513967, Cs-Gas);
1 STK Telefoontoestel (omschrijving: G6513827, grijs, merk: Apple);
1 STK Mes (omschrijving: G6540264, zwart).
Onttrekking aan het verkeer
De onder 1 en 3 inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen worden onttrokken aan het verkeer. Zij zijn daarvoor vatbaar, omdat zij aan verdachte toebehoren en zijn aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar de misdrijven waarvan verdachte werd verdacht, terwijl zij kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Teruggave
Aangezien verdachte integraal wordt vrijgesproken, zal ten aanzien van het onder 2 inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp een last worden gegeven tot teruggave aan verdachte.

5.De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

De benadeelde partij zal in zijn vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de verdachte wordt vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten.
De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.

6.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Vrijspraak
Verklaart de ten laste gelegde feiten niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
Verklaart [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Beslag
Gelast de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp aan [verdachte] :
1 STK Telefoontoestel (omschrijving: G6513827, grijs, merk: Apple).
Verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen:
  • 1 BUS Pepperspray (omschrijving: G6513967, Cs-Gas);
  • 1 STK Mes (omschrijving: G6540264, zwart).
Voorlopige hechtenis
Verstaat dat het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte reeds bij afzonderlijke beslissing met ingang van 26 september 2024 is opgeheven.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. M.E.M. James-Pater en A.R. Vlierhuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.K. Raspoort, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 oktober 2024.