Uitspraak
RECHTBANK Amsterdam
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
- dat [eiser] als gevolg van het ongeval van 1 juli 2009 ongeschikt is geraakt voor de uitoefening van het beroep van piloot;
- dat [eiser] als gevolg daarvan verlies aan verdienvermogen lijdt en zal lijden;
- aan [eiser] de schade te vergoeden die hij heeft geleden en nog zal lijden als gevolg van het ongeval, nader op te maken bij staat, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2009, althans 4 april 2024, althans de dag waarop de schade opeisbaar is geworden;
- de proceskosten te voldoen, waaronder ook de kosten van de procedure tot het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht.
conditio sine qua nonis geweest voor het ontstaan van de klachten van [eiser] . Van der Schaaf heeft vastgesteld dat [eiser] vóór het ongeval geen klachten of afwijkingen had op orthopedisch vakgebied. Daarnaast acht Van der Schaaf het aannemelijk dat die klachten er zonder ongeval niet zouden zijn geweest. Van der Schaaf heeft beperkingen vastgesteld bij [eiser] op grond van het feit dat hij een spondylodese heeft ondergaan. Dat [eiser] een spondylodese heeft laten uitvoeren staat eveneens in causaal verband met het ongeval. In de hypothetische situatie zonder ongeval had [eiser] alleen een
limbus vertebragehad: een aangeboren afwijking die nooit tot klachten heeft geleid. De hevige pijnklachten van [eiser] , die door Van der Schaaf niet zijn meegenomen in zijn onderzoek, moeten ook aan het ongeval worden toegeschreven. Deze waren voor het ongeval niet aanwezig en zouden zonder ongeval evenmin zijn ontstaan. Door zijn rugklachten is [eiser] ongeschikt voor het beroep van piloot en lijdt hij verlies aan verdienvermogen.
4.De beoordeling
kunnenworden en (3) een alternatieve verklaring voor de klachten ontbreekt.
Er is zonder meer een goede samenhang tussen de anamnese, mijn eigen onderzoek, de feiten uit het medisch dossier en het hulponderzoek”.
enonderrug. De eerste specialist die [eiser] heeft gezien (van het AnnaTommie ziekenhuis in Utrecht) heeft weliswaar een MRI-scan van zijn bovenrug gemaakt, maar ook een röntgenfoto van zijn onderrug. De klachten van [eiser] aan zijn bovenrug zijn in de loop van de tijd verdwenen, maar de klachten aan zijn onderrug hielden aan.
Ik acht het niet aannemelijk dat als betrokkene het ongeval niet was overkomen hij momenteel klachten en afwijkingen op mijn vakgebied zou hebben gehad.”De medisch adviseur van Amlin heeft naar aanleiding hiervan bij Van der Schaaf om opheldering gevraagd, omdat dit antwoord volgens de medisch adviseur ten onrechte de suggestie zou kunnen wekken dat er causaal verband met het ongeval bestaat. Hierop heeft Van der Schaaf als volgt gereageerd: “
In mijn beschouwing heb ik mij bewust beperkt tot het beantwoorden van de vraag omtrent de medische causaliteit. Het is echter onmiskenbaar dat er voorafgaand aan het ongeval in kwestie geen wezenlijke medische consumptie aangaande lage rugklachten is geweest. In aansluiting aan het ongeval heeft betrokkene zich bij meerdere specialisten gepresenteerd met lage rugklachten. Daar is ook uitgebreide documentatie van. Ik heb echter geen adequaat anatomisch substraat kunnen vinden wat deze klachten zou kunnen veroorzaken en daarom is het voor mij duidelijk dat er geen medische causaliteit is. Verder is het ook niet zo dat de klachten zijn ontstaan door de operatie, want de klachten bestonden daarvoor ook al en zijn niet echt veranderd door de ingreep. (…)”.
5.De beslissing
woensdag 2 april 2025,