ECLI:NL:RBAMS:2024:6150

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 oktober 2024
Publicatiedatum
10 oktober 2024
Zaaknummer
23/5809
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van letselcategorie uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven na afwijzing aanvraag door de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 10 oktober 2024, zaaknummer 23/5809, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven beoordeeld. Eiseres, die slachtoffer is geworden van twee brandstichtingen, heeft psychisch letsel opgelopen. De Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven (CSG) heeft voor de eerste brandstichting een uitkering toegekend uit letselcategorie 2, maar de aanvraag voor de tweede brandstichting is afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de CSG niet onbegrijpelijk heeft gehandeld door geen letselcategorie 3 toe te kennen, omdat er geen bevoegde behandelaar kon worden vastgesteld. Eiseres had weliswaar een brief van haar huisarts overgelegd, maar deze voldeed niet aan de eisen voor een bevoegde behandelaar. De rechtbank concludeert dat de CSG op goede gronden heeft gehandeld en verklaart het beroep ongegrond. Eiseres kan echter opnieuw informatie indienen als zij een verklaring van een bevoegde behandelaar kan overleggen. De rechtbank wijst erop dat de CSG alleen medische gegevens van bevoegde hulpverleners gebruikt voor de beoordeling van psychisch letsel. De rechtbank merkt op dat de afwijzing van de aanvraag niet in strijd is met de wet en dat de CSG zorgvuldig heeft gehandeld in haar besluitvorming.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/5809

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. I. Heijselaar),
en

de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven, verweerder, hierna: de CSG

( [gemachtigde verweerder] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven.
1.1.
Met het besluit van 28 april 2023 (het primaire besluit) heeft de CSG de aanvraag van eiseres afgewezen. Met het bestreden besluit van 16 augustus 2023 heeft de commissie het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten.
1.2.
Eiseres heeft op 25 september 2023 tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De commissie heeft op 16 mei 2024 op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 28 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de CSG deelgenomen.
1.4.
De rechtbank heeft op de zitting het onderzoek ter zitting geschorst [1] , zodat het vooronderzoek kan worden hervat. Eiseres werd hierdoor in staat gesteld nadere stukken te overleggen. Op 20 juni 2024 heeft eiseres nadere stukken overgelegd. De CSG heeft op 3 juli 2024 op deze stukken gereageerd. Eiseres heeft op 7 juli 2024 gereageerd op de brief van de CSG van 3 juli 2024. Op 9 juli heeft de CSG per brief een nadere toelichting gegeven. Partijen hebben daarna aangegeven graag de zaak te willen afdoen zonder een nadere zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de CSG de aanvraag van eiseres op goede gronden heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Achtergrond van de zaak
4.
Eiseres heeft op 12 november 2021 een aanvraag ingediend voor een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Eiseres heeft in deze aanvraag toegelicht dat zij slachtoffer is geworden van twee brandstichtingen waarbij zij psychisch letsel heeft opgelopen. Het gaat om een incident op 22 november 2022 en een incident op 27 november 2022. Voor de brandstichting op 22 november 2022 is er door de commissie een uitkering toegekend uit letselcategorie 2 (te weten € 2500,-). Voor de brandstichting op 27 november 2022 is er geen uitkering toegekend. Eiseres heeft gesteld mentaal letsel te hebben overgehouden aan de brandstichtingen. Hiervoor is zij in behandeling bij de GGZ.
Had aan eiseres letselcategorie 3 moeten worden toegekend vanwege haar medische behandelingen?
5. Eiseres voert aan dat ze vanwege haar traumabehandelingen voldoet aan letselcategorie 3, nu ze naar verwachting ten minste 18 behandelingen nodig zal hebben. Eiseres heeft na de schorsing van de zaak ter onderbouwing een brief van haar huisarts overgelegd d.d. 10 juni 2024.
5.1.
Op de zitting heeft de gemachtigde van de CSG gezegd dat indien eiseres een verklaring van een behandelaar kan overleggen waaruit blijkt dat de door haar gestelde 18 behandelsessies zullen plaatsvinden, er een herziening kan plaatsvinden. De CSG stelt zich per brief van 9 juli 2024 op het standpunt dat uit de medische verklaring van 10 juni 2024 niet kan worden opgemaakt dat er inmiddels een behandeling heeft plaatsgevonden. De behandeling is volgens de CSG nooit van de grond gekomen, nu uit de correspondentie van 26 maart 2024 en 24 oktober 2024 kan worden afgeleid dat de behandeling niet van de grond is gekomen. Uit de medische verklaring van Huisarts Integraal van 10 juni 2024 blijkt niet dat er sprake is geweest van een behandeling door een bevoegde behandelaar met een in de leeslijst genoemde registratie. Nu de specialist onbekend is, kan de CSG niet beoordelen bij wie eiseres in behandeling is.
5.2.
Op grond van de Letsellijst d.d. 1 november 2022 is vereist dat er 17 behandelingen of meer plaats dienen te vinden om in aanmerking te komen voor letselcategorie 3. Op de zitting is aan de orde gekomen en besproken dat eiseres reeds acht behandelingen heeft ondergaan, en dat op donderdag d.d. 30 mei 2024 de negende behandeling plaats zou vinden. Dit heeft eiseres ook onderbouwd met stukken. Uit de toegezonden ‘medische informatieverstrekking’ van d.d. 10 juni 2024 komt naar voren, dat er nog 9 sessies traumabehandeling nodig zijn. Eiseres heeft na de schorsing van de zaak ter onderbouwing een brief van haar huisarts overgelegd d.d. 10 juni 2024, waarin staat dat eiseres is doorverwezen naar Arkin wegens aanhoudende stemmingsklachten en klachten als gevolg van het incident in november 2022. Uit de brief blijkt dat er traumasessies hebben plaatsgevonden en dat de verwachting is dat er nog zeker 9 sessies traumabehandeling nodig zijn.
5.3.
De rechtbank kan gelet op het voorgaande het standpunt van de CSG niet volgen dat niet kan worden opgemaakt dat er inmiddels behandeling heeft plaatsgevonden en dat de behandeling nooit van de grond is gekomen. De CSG verwijst in dit verband naar de overige correspondentie van 26 maart 2024 en 24 oktober 2024. Daarbij merkt de rechtbank allereest op dat in de brief enkel sprake is van overige correspondentie van 26 maart 2024 en 24 oktober 2023 (niet 2024). De verklaring van de huisarts dateert van 10 juni 2024 en hieruit blijkt dat inmiddels wel sprake is van behandeling (traumasessies). De constatering van de CSG dat uit de (door de CSG foutief aangenomen datum van oktober 2024 in plaats van oktober 2023) informatie uit het medisch dossier blijkt dat er geen behandeling van start is gekomen acht de rechtbank onzorgvuldig. Hier kleeft een motiveringsgebrek. Hierbij merkt de rechtbank wel op dat dit een gebrek is die geen betrekking heeft op het bestreden besluit, maar op de correspondentie met de rechtbank na de schorsing van de zaak. De rechtbank zal dit gebrek daarom niet passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Awb, maar met een constatering van deze onzorgvuldigheid De rechtbank merkt op dat de CSG heeft gesteld dat niet sprake is geweest van een behandeling door een bevoegde behandelaar met een in de leeslijst genoemde registratie, waardoor eiseres niet in aanmerking komt voor toekenning van letselcategorie 3. Dit maakt dat het gevolg, het niet toekennen van letselschadecategorie 3, ook was ingetreden vanwege het niet kunnen vaststellen dat sprake is van een bevoegde behandelaar. Eiseres is daarom met dit motiveringsgebrek niet in haar belangen geschaad.
5.4.
De rechtbank acht het standpunt van de CSG dat categorie 3 niet kan worden toegekend vanwege het niet kunnen vaststellen dat sprake is van een bevoegde behandelaar niet onbegrijpelijk, nu uit de Beleidsregels volgt dat de CSG alleen medische gegevens van hulpverleners gebruikt die bevoegd en bekwaam zijn om een diagnose te stellen ten aanzien van psychisch letsel, blijkend uit een BIG- of VNO-registratie dan wel een NIP-dienstmerk. [2] Tegelijkertijd constateert de rechtbank dat uit de medische verklaring wel blijkt dat er nog 9 behandelingen zullen volgen, wat maakt dat eiseres in totaal meer dan 17 behandelingen zal hebben ondergaan. Het was echter aan eiseres om dit te onderbouwen met een medische verklaring van een bevoegde behandelaar. Dit heeft eiseres niet gedaan.
5.5.
De rechtbank merkt afsluitend op dat de CSG aan eiseres in het bestreden besluit heeft medegedeeld dat wanneer de behandeling is beëindigd, zij informatie van de behandelaar kan toesturen. Uit deze informatie moet blijken wat de aanmeldreden is, welke diagnose er is gesteld, hoeveel behandelingen eiseres heeft gehad en gedurende welke periode zij in behandeling is geweest. Daarnaast moet de verklaring zijn opgesteld door een bevoegde behandelaar. Indien eiseres alsnog een verklaring van een bevoegde behandelaar kan overleggen, kan zij opnieuw informatie opsturen naar de CSG en kan de CSG opnieuw beoordelen of de medische informatie aanleiding geeft tot indeling in een hogere letselcategorie.
Is aannemelijk gemaakt dat sprake is van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf ten aanzien van het incident van 27 november 2022?
6. Met betrekking tot het feit van 27 november 2022 voert eiseres aan dat er wel sprake is van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf. Eiseres stelt dat het feit dat ze niet in de woning was ten tijde van de brandstichting niet van belang is. Er moet gekeken worden naar de aanmerkelijke kans dat eiseres slachtoffer zou zijn van de brandstichting. Bovendien gaat het hier om een reeks van gebeurtenissen, jarenlang, zonder dat door de autoriteiten is ingegrepen. [3]
6.1.
De rechtbank overweegt als volgt. In artikel 3, eerste lid, aanhef en sub a, van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven (Wsg) is bepaald dat uit het schadefonds uitkeringen kunnen worden gedaan aan een ieder die ten gevolge van een in Nederland opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf ernstig lichamelijk of geestelijk letsel heeft bekomen. Uit de Beleidsbundel [4] blijkt dat brandstichting alleen als geweldsmisdrijf wordt aangemerkt als met opzet brand is gesticht én hierbij levensgevaar of gevaar voor ernstig letsel is veroorzaakt. [5] De rechtbank kan de CSG volgen in het standpunt dat dit betekent dat als een slachtoffer niet aanwezig was ten tijde van de brandstichting, het misdrijf van brandstichting niet onder het bereik van de Wsg kan worden gebracht. De rechtbank merkt hierbij op dat de beoordeling bij de CSG anders is dan binnen het strafrecht waar het gaat om de vraag of er sprake was van een aanmerkelijke kans op levensgevaar door de brandstichting. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Had aan eiseres een hogere letselcategorie moeten worden toegekend op basis van de verzwarende omstandigheden en samenloop?
7. De rechtbank overweegt in dit kader als volgt. De rechtbank volgt hier het standpunt van de CSG dat de door eiseres aangevoerde omstandigheden liggen in de toewijzing van de toekennende beslissing. Voor wat betreft de samenloop kan de rechtbank het standpunt van de CSG volgen dat in deze zaak geen sprake is van een samenloop zoals omschreven in paragraaf 5.3. en hoofdstuk E4 van de Beleidsbundel. Van samenloop is sprake wanneer een slachtoffer door een geweldsmisdrijf meerdere fysieke letsels heeft opgelopen, al dan niet in combinatie met psychisch letsel. Eiseres heeft niet onderbouwd in hoeverre hier sprake van is. Het standpunt van eiseres dat de verzwarende omstandigheden waaronder het misdrijf heeft plaatsgevonden niet zorgvuldig in de beoordeling zijn meegenomen, volgt de rechtbank niet. Eiseres heeft onvoldoende uitgelegd op welke wijze deze verzwarende omstandigheden hadden moeten worden meegewogen op basis van het huidige beleid en de mogelijkheden die de CSG heeft binnen dit beleid. De rechtbank volgt daarom ook niet het standpunt van eiseres dat in dit kader sprake is van schending van artikel 3:2 van de Awb en dat een deugdelijke belangenafweging bij het besluit achterwege is gebleven in dit kader. Ook ziet de rechtbank niet in hoe de nadelige gevolgen van het besluit in onevenredige verhouding staan tot de met besluit te dienen doelen. [6] Deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

8. De rechtbank komt tot de slotsom dat de CSG op goede gronden letselcategorie 2 aan eiseres heeft toegekend. Zij zal het beroep daarom ongegrond verklaren.
8.1.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. Medema-Baroud, rechter, in aanwezigheid van
mr. G. dos Santos 't Hoen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
10 oktober 2024.
Rechter is buiten staat deze
uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 8:64, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Beleidsbundel Schadefonds Geweldsmisdrijven d.d. 1 november 2022, par. 1.2.1.
3.Eiseres verwijst in dit kader ook naar de aangiftes en de civiele vonnissen. In het vonnis van deze rechtbank van 27 januari 2023 is er een gebiedsverbod opgelegd en bij vonnis van deze rechtbank van 16 maart 2023 is er ook besloten dat het gebiedsverbod ten uitvoer kan worden gelegd bij lijfsdwang, nu de voorwaarden van het vonnis van 27 januari 2023 niet zijn nageleefd.
4.Beleidsbundel Schadefonds Geweldsmisdrijven d.d. 1 november2022.
5.Beleidsbundel Schadefonds Geweldsmisdrijven d.d. 1 november 2022, p.5.
6.Artikel 3:4 van de Awb.