ECLI:NL:RBAMS:2024:6127

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 oktober 2024
Publicatiedatum
9 oktober 2024
Zaaknummer
AMS 24/5295
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening tot schorsing van woningsluiting in Amsterdam

Op 8 oktober 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekers, huurders van een woning in Amsterdam-Noord, en de burgemeester van Amsterdam. Verweerder had op 17 september 2024 besloten om de woning voor drie maanden te sluiten vanwege ernstige verstoringen van de openbare orde, veroorzaakt door de bewoners. Dit besluit volgde op meldingen van bedreigingen met een vuurwapen en het aantreffen van wapens en munitie in de woning. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat de sluiting van de woning per direct zou worden opgeschort.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen. Hij oordeelde dat de burgemeester op grond van artikel 174a van de Gemeentewet bevoegd was om de woning te sluiten, gezien de ernstige vrees voor openbare ordeverstoring. De voorzieningenrechter weegt de belangen van verzoekers, die met hun kinderen tijdelijk bij de moeder van verzoeker verblijven, tegen het belang van de burgemeester bij het handhaven van de openbare orde. Ondanks de ongemakken voor verzoekers, zoals het tijdelijk moeten verhuizen, oordeelde de voorzieningenrechter dat de belangen van de burgemeester zwaarder wegen. De voorzieningenrechter benadrukte dat de sluiting van de woning noodzakelijk was om de openbare orde te herstellen en dat verzoekers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij in een onhoudbare situatie verkeren. De uitspraak betekent dat de woningsluiting niet wordt opgeschort en dat er geen aanleiding is voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 24/5295

uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 oktober 2024 in de zaak tussen

[verzoekers] , uit Amsterdam, verzoekers

(gemachtigde: mr. E. Stam),
en

de burgemeester van Amsterdam, verweerder

(gemachtigden: mr. M.I. Houben en mr. K. Loutfi).

Inleiding

1.1.
Met het besluit van 17 september 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de woning aan de [adres] [huisnummer] in Amsterdam-Noord (hierna: de woning), met ingang van 20 september 2024 voor de duur van drie maanden gesloten.
1.2.
Verzoekers hebben tegen het bestreden besluit bezwaar ingediend. Zij hebben daarnaast de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt dat de sluiting van de woning per direct wordt opgeschort voor onbepaalde tijd, althans tot – in ieder geval – zes weken na de beslissing op bezwaar. Verweerder heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening.
1.4.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 26 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekers, de gemachtigde van verzoekers en de gemachtigden van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2. Verzoekers zijn huurders van de woning en wonen daar met hun drie minderjarige kinderen. Drie meerderjarige kinderen wonen elders. De politie heeft op 8 augustus 2024 een melding ontvangen van een bedreiging met een vuurwapen door een van de bewoners van de woning. Naar aanleiding hiervan heeft de politie een onderzoek ingesteld naar deze woning. Verweerder heeft politierapportages van 13 en 20 augustus 2024 ontvangen waaruit het volgende blijkt. Er is een melding binnengekomen bij de politie die inhield dat één van de minderjarige bewoners van de woning een 11-jarige jongen met een vuurwapen heeft bedreigd. In de woning zijn vervolgens vuurwapens en munitie aangetroffen, te weten één alarmpistool, 21 knalpatronen, één patroonmagazijn, één hagelpatroon munitie, één verzwaard balletjespistool, één boksbeugel en materiaal om alarmpistolen om te bouwen naar scherp schietende vuurwapens. Verder blijkt uit politierapportages dat de bewoners van de woning al jaren voor overlast zorgen in de wijk. Sinds januari 2022 komen bij de politie meldingen binnen over de bewoners van de woning en andere gezinsleden. Hieruit komt het beeld naar voren van een familie die in de wijk al jaren voor grote onveiligheidsgevoelens zorgt. Verweerder acht een woningsluiting noodzakelijk omdat niet alleen door gedragingen rondom de woning de openbare orde ernstig wordt verstoord, maar dat ook door de wapenvondst, ernstig geweld en bedreiging daarmee door de bewoners van de woning in de omgeving van de woning, een ernstige vrees bestaat voor het ontstaan van een ernstige openbare ordeverstoring. Verweerder heeft daarom op grond van artikel 174a van de Gemeentewet de woning gesloten voor de duur van drie maanden.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Bevoegdheid tot sluiting van de woning
4.1.
Verweerder is op grond van artikel 174a, eerste lid, van de Gemeentewet bevoegd om een woning te sluiten indien door gedragingen in de woning de openbare orde rond de woning ernstig wordt verstoord, indien door ernstig geweld, of bedreiging daarmee, in of in de onmiddellijke nabijheid van de woning de openbare orde rond de woning ernstig wordt verstoord of ernstige vrees bestaat voor het ontstaan van een zodanige verstoring en indien door het aantreffen in de woning van een wapen als bedoeld in artikel 2 van de Wet wapens en munitie de openbare orde rond de woning ernstig wordt verstoord of ernstige vrees bestaat voor het ontstaan van een zodanige verstoring.
4.2.
Verzoekers betwisten de bevoegdheid van verweerder niet. Er zijn wapens in de zin van artikel 2 van de Wet wapens en munitie in de woning aangetroffen en volgens het beleid [1] van verweerder wordt bij een woningsluiting een sluitingstermijn van drie maanden gehanteerd.
Belangenafweging
5.1.
Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht moet worden nagegaan of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist. Bij de vereiste belangenafweging gaat het om een afweging van enerzijds het belang dat wordt gediend door de onmiddellijke uitvoering van het besluit.
en anderzijds het belang van verzoekers dat een onverwijlde voorziening wordt getroffen.
5.2.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de woningsluiting erop gericht is de openbare orde onmiddellijk en duurzaam te herstellen en ernstige openbare orde verstoringen te voorkomen. Uit de politierapportages blijkt dat er in de woning wapens zijn aangetroffen, dat er in de periode 2022 – 2024 diverse meldingen zijn gedaan van mishandeling, bedreiging, geweld en intimidaties in de omgeving van de woning. Deze meldingen hebben betrekking op de bewoners, en ook op de meerderjarige kinderen van verzoekers die vaak in de woning zijn. Ook blijkt dat meerdere gezinsleden antecedenten hebben voor geweldpleging. Niet alleen verzoeker zelf veroorzaakt overlast maar ook een van de minderjarige kinderen is betrokken bij de verstoringen van de openbare orde. Met de bedreiging van 8 augustus 2024 en de vondst van de wapens en munitie is nu sprake van een situatie die direct ingrijpen rechtvaardigt. Daarbij mocht verweerder meewegen dat veelvuldig contact vanuit de politie en de gemeente niet heeft geleid tot een verbetering in de situatie. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat verweerder voldoende aannemelijk gemaakt dat de openbare orde ernstig wordt verstoord en heeft in dit geval kunnen menen dat de noodzaak bestond om de woning te sluiten.
5.3.
Tegenover de ernstige schending van de openbare orde in deze zaak moet een aanzienlijk zwaarwegend belang van de kant van verzoekers staan om het sluitingsbevel te schorsen. Dat verzoekers geen gebruik kunnen maken van hun huisrecht is inherent aan de sluiting van de woning. Verzoekers verblijven sinds de sluiting van de woning in de woning van de moeder van verzoeker in Amsterdam-West. De moeder is zelf bij de broer van verzoeker ingetrokken. Hoewel het geen ideale situatie is voor verzoekers om met de kinderen in een te kleine woning te wonen, staan verzoekers niet op straat en hebben zij een dak boven hun hoofd. Ook hebben verzoekers niet aannemelijk gemaakt dat zij gedurende de drie maanden van de woningsluiting niet in de woning van de moeder kunnen blijven. Verder zijn de kinderen niet specifiek gebonden aan de woning. De zoon van verzoekers zit op school in Amsterdam-Oost. De dochter van verzoekers zit wel op school in Amsterdam-Noord. Zij lijdt aan diabetes. De voorzieningenrechter begrijpt dat voor de dochter de situatie vervelend is, maar verzoekers hebben niet aannemelijk gemaakt dat zij voor begeleiding afhankelijk is van de woning. Ten aanzien van de belangen van de kinderen weegt de voorzieningenrechter ook mee dat uit de politierapportage volgt dat de meldingen bij de politie ook twee van de minderjarige kinderen betreffen.
5.4.
Daarnaast voeren verzoekers aan dat de verhuurder van de woning de huurovereenkomst zal gaan ontbinden. Op zitting is echter gebleken dat verzoekers op
12 oktober 2024 een gesprek zullen hebben met de verhuurder en dat op dit moment nog onduidelijk is wat de gevolgen zijn voor de huurovereenkomst. De voorzieningenrechter is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat het belang van verweerder bij de bescherming van de openbare orde zwaarder weegt dan de belangen van verzoekers bij de schorsing van de woningsluiting totdat op het bezwaar is beslist.

Conclusie en gevolgen

6. De slotsom is dat verweerder in redelijkheid van zijn bevoegdheid tot sluiting van de woning gebruik heeft kunnen maken. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat de woningsluiting op dit moment niet wordt opgeschort. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.D. Arnold, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.C.M. Schilder, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
8 oktober 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Besluit van de burgemeester van de gemeente Amsterdam houdende beleidsregels over de sluitingsbevoegdheid op grond van de Opiumwet, de Gemeentewet en de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 (Beleidsregels sluitingen en heropeningen Amsterdam), geldend van 01-02-2023 t/m heden.