Beoordeling door de rechtbank
5. De rechtbank beoordeelt of verweerder de omgevingsvergunning in redelijkheid heeft kunnen verlenen. Verweerder komt bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen beleidsruimte toe en moet de betrokken belangen afwegen. De bestuursrechter stelt niet zelf vast of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank beoordeelt alleen of verweerder in redelijkheid de omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
6. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren omdat verweerder tijdens de beroepsfase de motivering van het bestreden besluit heeft aangepast. De beroepsgronden van eiseres leiden er echter niet toe dat de omgevingsvergunning geen stand kan houden. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de omgevingsvergunning in redelijkheid heeft kunnen verlenen
.Het beroep van eiseres slaagt dus niet. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
7. Per 1 januari 2024 is de Wabo ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat de vergunninghoudster vóór die datum de aanvraag om de omgevingsvergunning heeft ingediend, is in deze zaak de Wabo met de onderliggende regelingen nog van toepassing. Dit volgt uit het overgangsrecht van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet.
8. Voor de voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving verwijst de rechtbank naar de bijlage bij deze uitspraak.
9. De rechtbank stelt vast dat ter plaatse een dakterras volgens het bestemmingsplan is toegestaan. De rechtbank moet de vraag beantwoorden of verweerder gebruik kon maken van zijn afwijkingsbevoegdheid op grond van artikel 3.3, tweede lid, onder d, van de Uitvoeringsrichtlijnen, om af te wijken van de 50%-regel en een afwijking van
25 centimeter toe te staan. Anders gezegd: wordt eiseres daardoor dusdanig onevenredig in haar (privacy)belangen geschaad dat het bestreden besluit in redelijkheid geen stand kan houden?
Evidente privaatrechtelijke belemmering
10. Eiseres voert aan dat sprake is van een evidente privaatrechtelijke belemmering omdat het bouwplan in strijd is met artikel 5:50, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW). Het dakterras bevindt zich namelijk binnen 2 meter van de grenslijn van haar erf. Eiseres verwijst naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 13 februari 2008.Uit die uitspraak volgt aldus eiseres dat weliswaar algemene belangen boven privébelangen prevaleren, maar dit het bestuursorgaan niet van de plicht ontslaat om de privébelangen in beeld te hebben en deze mee te wegen bij de definitieve besluitvorming. Verweerder is ten onrechte niet op die uitspraak ingegaan.
11. Volgens vaste rechtspraak is voor het oordeel dat een privaatrechtelijke belemmering aan het afwijken van het bestemmingsplan in de weg staat, alleen aanleiding wanneer deze een evident karakter heeft. De burgerlijke rechter is namelijk de eerst aangewezene om de vraag te beantwoorden of een privaatrechtelijke belemmering in de weg staat aan de uitvoering van een activiteit. Een privaatrechtelijke belemmering is pas evident in de hiervoor bedoelde zin, indien zonder nader onderzoek kan worden vastgesteld dat voor de realisering van een bouwwerk de toestemming van een ander is vereist en die ander die toestemming niet geeft en niet hoeft te geven.
12. Uit de bewoordingen van artikel 5:50, eerste lid, gelezen in samenhang met het derde lid, van het BW, kan niet zonder meer worden afgeleid dat, naast het rechtstreeks uitzicht, ook het zijdelings uitzicht onder het verbod dat in dat artikel is verwoord dient te worden begrepen.In dit geval is sprake van zijdelings zicht, schuin naar achteren. Dat betekent dat van een evidente privaatrechtelijke belemmering geen sprake is. De uitspraak van 13 februari 2008 waar eiseres zich op beroept leidt niet tot een andere conclusie. Uit die uitspraak volgt geen ander criterium.
13. Dat geen sprake is van een evidente privaatrechtelijke belemmering, neemt niet weg dat wel sprake kan zijn van onevenredige schending van de privacy en het woon- en leefklimaat van eisers. Verweerder moet hierin een eigen afweging maken. Eiseres stelt zich op het standpunt dat het dakterras een negatieve invloed heeft op haar privacy. Het dakterras bevindt zich op 1,5 meter afstand van haar badkamerraam. Bij een dakterras van 2 meter diep komt 25 centimeter neer op een verschil van 12,5% van de terrasdiepte of een halve vierkante meter terrasoppervlak. Dit verschil heeft zowel invloed op de zichtlijnen als op mogelijke geluidshinder. Daar staat tegenover dat het belang van de vergunninghoudster volgens eiseres gering is. Zij beschikt al over een royale voor- en achtertuin. Eiseres vindt het verder bezwaarlijk dat verweerder de schending van haar privacy onvoldoende heeft getoetst. Het bestreden besluit is daarmee niet goed onderbouwd.
14. De rechtbank overweegt dat in het dossier meerdere foto’s aanwezig zijn van het dakterras. De rechtbank heeft daardoor een goed beeld van de situatie ter plaatse gekregen. Het is aannemelijk dat het plan leidt tot enige aantasting van de privacy en het uitzicht. De rechtbank volgt echter het standpunt van verweerder dat een overschrijding van
25 centimeter geen dermate grote ruimtelijke impact heeft dat sprake is van een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van eiseres. Het badkamerraam is relatief klein, zodat de inkijk – die zijdelinks naar achteren is – beperkt is. Bovendien is een dakterras op grond van het bestemmingsplan al toegestaan. Uit de door eiseres ingediende schets met zichtlijnen blijkt volgens de rechtbank onvoldoende dat het verschil in inkijk bij een overschrijding van 25 centimeter dusdanig groot is dat daardoor sprake is van een onevenredige aantasting van haar privacy.
15. Een van de bezwaren van eiseres is dat zij vanuit haar raam zicht heeft op het dakterras. De rechtbank overweegt dat ook bij een kleiner dakterras het voor eiseres mogelijk is om het dakterras en mensen op het dakterras te zien. Dit geldt ook voor geluidsoverlast waar eiseres voor vreest. De rechtbank acht het niet uitgesloten dat, door de ligging van het dakterras naast de woning van eiseres, sprake kan zijn van enige geluidshinder. Dit zou echter niet anders zijn bij een kleiner dakterras dat op grond van het bestemmingsplan is toegestaan. De rechtbank stelt daarnaast vast dat het perceel in een stedelijke omgeving ligt. Het is vaste rechtspraak van de Afdeling dat in een stedelijke omgeving enige overlast inherent is en er geen recht op blijvend vrij uitzicht bestaat.
16. Tot slot heeft de vergunninghoudster aangeboden om privacyschermen te plaatsen of planten neer te zetten, om het zicht vanaf en naar het dakterras te beperken. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van een onaanvaardbare aantasting van het woon en leefklimaat van eiseres. Daarom mocht verweerder op grond van artikel 3.3. tweede lid onder b van de Uitvoeringsrichtlijnen het belang van vergunninghoudster zwaarder laten wegen.
17. Eiseres betoogt ten slotte dat sprake is van illegale stapeling van kruimelgevallen. In 2005 is al een toegangsdeur geplaatst en zijn tegels aangebracht. Volgens eiseres zijn steeds kleine elementen aangevraagd en toegevoegd.
18. Deze beroepsgrond slaagt niet. Het enkele feit dat in 2005 een toegangsdeur en betegeling is aangebracht betekent niet dat sprake is van illegale stapeling van kruimelgevallen.