ECLI:NL:RBAMS:2024:6112

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 oktober 2024
Publicatiedatum
8 oktober 2024
Zaaknummer
23/507
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een omgevingsvergunning voor dakterras in Amsterdam met betrekking tot privacy en privaatrechtelijke belemmeringen

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 10 oktober 2024, zaaknummer 23/507, wordt het beroep van eiseres tegen een verleende omgevingsvergunning voor een dakterras beoordeeld. Eiseres, die bezwaar heeft gemaakt tegen de vergunning, stelt dat de vergunninghoudster, die een dakterras op de derde verdieping wil realiseren, haar privacy schendt. De rechtbank constateert dat de motivering van het bestreden besluit door verweerder tijdens de beroepsprocedure is aangepast. De rechtbank oordeelt dat de vergunning in redelijkheid kon worden verleend, ondanks de aanpassing van de motivering. De rechtbank stelt vast dat de vergunninghoudster een omgevingsvergunning heeft aangevraagd op 26 maart 2022, en dat deze op 5 augustus 2022 is verleend. Eiseres heeft bezwaar gemaakt, maar het bestreden besluit is gehandhaafd. De rechtbank heeft het beroep op 1 augustus 2024 behandeld en concludeert dat de belangen van de vergunninghoudster zwaarder wegen dan die van eiseres. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van een evidente privaatrechtelijke belemmering, en dat de schending van de privacy niet onaanvaardbaar is. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, maar laat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand, wat betekent dat de omgevingsvergunning blijft bestaan. Eiseres krijgt haar griffierecht vergoed, maar geen proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/507

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiseres], uit Amsterdam, eiseres
en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Ugur).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [vergunninghoudster] uit Amsterdam (de vergunninghoudster).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen een aan de vergunninghoudster verleende omgevingsvergunning. Tegen dit besluit heeft wijlen de heer [naam] , mede namens eiseres, bezwaar ingediend.
Met het bestreden besluit van 15 december 2022 op het bezwaar is verweerder bij dat besluit gebleven.
De heer [naam] heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Tijdens de beroepsprocedure is de heer [naam] komen te overlijden. De rechtbank gaat er vanuit dat de heer [naam] mede namens mevrouw [eiseres] beroep heeft aangetekend tegen het bestreden besluit en merkt mevrouw [eiseres] daarom aan als eiseres.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Ook de vergunninghoudster heeft op het beroep gereageerd.
De rechtbank heeft het beroep op 1 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van verweerder en de vergunninghoudster.
Het onderzoek is op de zitting geschorst om verweerder de gelegenheid te geven zijn standpunt nader te onderbouwen. Verweerder heeft vervolgens een nadere onderbouwing opgestuurd. Eiseres heeft hierop gereageerd.
Omdat partijen daarna niet om een nadere zitting gevraagd hebben, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Totstandkoming van het besluit

1. Op 26 maart 2022 heeft de vergunninghoudster een omgevingsvergunning aangevraagd voor het realiseren van een dakterras op de derde verdieping op de locatie [adres] in Amsterdam.
2. Met een besluit van 5 augustus 2022 heeft verweerder de vergunninghoudster een omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten ‘bouwen van een bouwwerk [1] ’ en ‘gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een planologische regeling [2] ’. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
3. Met het bestreden besluit is verweerder daarbij gebleven. Aan het bestreden besluit ligt een advies van de bezwaarschriftencommissie (de commissie) van
5 december 2022 ten grondslag. In het advies staat dat de verleende vergunning ziet op het realiseren van een dakterras op een bestaande uitbouw. De commissie constateert dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan [bestemmingsplan] (het bestemmingsplan) wegens overschrijding van de bouwhoogte. De commissie heeft de aanvraag getoetst aan de Uitvoeringsrichtlijnen kruimelgevallen 2020 (de Uitvoeringsrichtlijnen). In artikel 3.2.6, onder b, van de Uitvoeringsrichtlijnen zijn voorschriften opgenomen over dakterrassen op daken van aan- en uitbouwen. De commissie komt tot de conclusie dat niet ontkend kan worden dat de privacy en daarmee het woongenot van eiseres door de realisatie van het dakterras zou kunnen afnemen ten opzichte van de situatie zoals die nu is. De commissie vindt deze afname echter niet zodanig dat de omgevingsvergunning niet verleend had mogen worden. De commissie neemt daarbij in aanmerking dat in het algemeen in een stedelijke omgeving slechts zeer beperkt kan worden gesproken van een recht op privacy ten aanzien van inkijk. Van een evident privaatrechtelijke belemmering is volgens de commissie geen sprake. De commissie acht tot slot van belang dat de vergunninghoudster aangeboden heeft om planten of privacyschermen te plaatsen. Met deze oplossing zal er nog nauwelijks sprake zijn van inkijk, aldus de commissie.
4. Tijdens de beroepsprocedure heeft verweerder de motivering van het bestreden besluit aangepast. In de beoordeling in bezwaar is verweerder ten onrechte uitgegaan van een dakterras op een aanbouw, terwijl sprake is van een dakterras op een annex. Een annex is onderdeel van het hoofdgebouw. Daarvoor gelden andere toetsingscriteria dan voor een aanbouw. Verweerder heeft de aanvraag daarom getoetst aan artikel 3.2.6, onder a (in plaats van onder b), van de Uitvoeringsrichtlijnen. Het bouwplan is daarmee in strijd omdat het dakterras in beginsel niet groter mag zijn dan 50% van het (totaal beschikbare) platte dakoppervlak (50%-regel). Om dezelfde reden is het dakterras in strijd met artikel 19.2.4 sub g van het bestemmingsplan. [3] Verweerder blijft bij zijn besluit om deze overschrijding toe te staan. [4] De overschrijding ten opzichte van wat op grond van het bestemmingplan en de uitvoeringsrichtlijnen is toegestaan is slechts 25 centimeter. Verweerder vindt dat de betrokken belangen van de vergunninghoudster onevenredig zwaar wordt geschaad bij het niet verlenen van de omgevingsvergunning, terwijl het dakterras al gerealiseerd is. Verweerder maakt gebruikt van artikel 3.3, tweede lid, onder d, van de Uitvoeringsrichtlijnen om de afwijking toe te staan.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt of verweerder de omgevingsvergunning in redelijkheid heeft kunnen verlenen. Verweerder komt bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen beleidsruimte toe en moet de betrokken belangen afwegen. De bestuursrechter stelt niet zelf vast of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank beoordeelt alleen of verweerder in redelijkheid de omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
6. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren omdat verweerder tijdens de beroepsfase de motivering van het bestreden besluit heeft aangepast. De beroepsgronden van eiseres leiden er echter niet toe dat de omgevingsvergunning geen stand kan houden. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de omgevingsvergunning in redelijkheid heeft kunnen verlenen
.Het beroep van eiseres slaagt dus niet. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wettelijk kader
7. Per 1 januari 2024 is de Wabo ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat de vergunninghoudster vóór die datum de aanvraag om de omgevingsvergunning heeft ingediend, is in deze zaak de Wabo met de onderliggende regelingen nog van toepassing. Dit volgt uit het overgangsrecht van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet.
8. Voor de voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving verwijst de rechtbank naar de bijlage bij deze uitspraak.
Overwegingen
9. De rechtbank stelt vast dat ter plaatse een dakterras volgens het bestemmingsplan is toegestaan. De rechtbank moet de vraag beantwoorden of verweerder gebruik kon maken van zijn afwijkingsbevoegdheid op grond van artikel 3.3, tweede lid, onder d, van de Uitvoeringsrichtlijnen, om af te wijken van de 50%-regel en een afwijking van
25 centimeter toe te staan. Anders gezegd: wordt eiseres daardoor dusdanig onevenredig in haar (privacy)belangen geschaad dat het bestreden besluit in redelijkheid geen stand kan houden?
Evidente privaatrechtelijke belemmering
10. Eiseres voert aan dat sprake is van een evidente privaatrechtelijke belemmering omdat het bouwplan in strijd is met artikel 5:50, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW). Het dakterras bevindt zich namelijk binnen 2 meter van de grenslijn van haar erf. Eiseres verwijst naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 13 februari 2008. [5] Uit die uitspraak volgt aldus eiseres dat weliswaar algemene belangen boven privébelangen prevaleren, maar dit het bestuursorgaan niet van de plicht ontslaat om de privébelangen in beeld te hebben en deze mee te wegen bij de definitieve besluitvorming. Verweerder is ten onrechte niet op die uitspraak ingegaan.
11. Volgens vaste rechtspraak is voor het oordeel dat een privaatrechtelijke belemmering aan het afwijken van het bestemmingsplan in de weg staat, alleen aanleiding wanneer deze een evident karakter heeft. De burgerlijke rechter is namelijk de eerst aangewezene om de vraag te beantwoorden of een privaatrechtelijke belemmering in de weg staat aan de uitvoering van een activiteit. Een privaatrechtelijke belemmering is pas evident in de hiervoor bedoelde zin, indien zonder nader onderzoek kan worden vastgesteld dat voor de realisering van een bouwwerk de toestemming van een ander is vereist en die ander die toestemming niet geeft en niet hoeft te geven. [6]
12. Uit de bewoordingen van artikel 5:50, eerste lid, gelezen in samenhang met het derde lid, van het BW, kan niet zonder meer worden afgeleid dat, naast het rechtstreeks uitzicht, ook het zijdelings uitzicht onder het verbod dat in dat artikel is verwoord dient te worden begrepen. [7] In dit geval is sprake van zijdelings zicht, schuin naar achteren. Dat betekent dat van een evidente privaatrechtelijke belemmering geen sprake is. De uitspraak van 13 februari 2008 waar eiseres zich op beroept leidt niet tot een andere conclusie. Uit die uitspraak volgt geen ander criterium.
Privacy
13. Dat geen sprake is van een evidente privaatrechtelijke belemmering, neemt niet weg dat wel sprake kan zijn van onevenredige schending van de privacy en het woon- en leefklimaat van eisers. Verweerder moet hierin een eigen afweging maken. Eiseres stelt zich op het standpunt dat het dakterras een negatieve invloed heeft op haar privacy. Het dakterras bevindt zich op 1,5 meter afstand van haar badkamerraam. Bij een dakterras van 2 meter diep komt 25 centimeter neer op een verschil van 12,5% van de terrasdiepte of een halve vierkante meter terrasoppervlak. Dit verschil heeft zowel invloed op de zichtlijnen als op mogelijke geluidshinder. Daar staat tegenover dat het belang van de vergunninghoudster volgens eiseres gering is. Zij beschikt al over een royale voor- en achtertuin. Eiseres vindt het verder bezwaarlijk dat verweerder de schending van haar privacy onvoldoende heeft getoetst. Het bestreden besluit is daarmee niet goed onderbouwd.
14. De rechtbank overweegt dat in het dossier meerdere foto’s aanwezig zijn van het dakterras. De rechtbank heeft daardoor een goed beeld van de situatie ter plaatse gekregen. Het is aannemelijk dat het plan leidt tot enige aantasting van de privacy en het uitzicht. De rechtbank volgt echter het standpunt van verweerder dat een overschrijding van
25 centimeter geen dermate grote ruimtelijke impact heeft dat sprake is van een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van eiseres. Het badkamerraam is relatief klein, zodat de inkijk – die zijdelinks naar achteren is – beperkt is. Bovendien is een dakterras op grond van het bestemmingsplan al toegestaan. Uit de door eiseres ingediende schets met zichtlijnen blijkt volgens de rechtbank onvoldoende dat het verschil in inkijk bij een overschrijding van 25 centimeter dusdanig groot is dat daardoor sprake is van een onevenredige aantasting van haar privacy.
15. Een van de bezwaren van eiseres is dat zij vanuit haar raam zicht heeft op het dakterras. De rechtbank overweegt dat ook bij een kleiner dakterras het voor eiseres mogelijk is om het dakterras en mensen op het dakterras te zien. Dit geldt ook voor geluidsoverlast waar eiseres voor vreest. De rechtbank acht het niet uitgesloten dat, door de ligging van het dakterras naast de woning van eiseres, sprake kan zijn van enige geluidshinder. Dit zou echter niet anders zijn bij een kleiner dakterras dat op grond van het bestemmingsplan is toegestaan. De rechtbank stelt daarnaast vast dat het perceel in een stedelijke omgeving ligt. Het is vaste rechtspraak van de Afdeling dat in een stedelijke omgeving enige overlast inherent is en er geen recht op blijvend vrij uitzicht bestaat. [8]
16. Tot slot heeft de vergunninghoudster aangeboden om privacyschermen te plaatsen of planten neer te zetten, om het zicht vanaf en naar het dakterras te beperken. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van een onaanvaardbare aantasting van het woon en leefklimaat van eiseres. Daarom mocht verweerder op grond van artikel 3.3. tweede lid onder b van de Uitvoeringsrichtlijnen het belang van vergunninghoudster zwaarder laten wegen.
Stapeling
17. Eiseres betoogt ten slotte dat sprake is van illegale stapeling van kruimelgevallen. In 2005 is al een toegangsdeur geplaatst en zijn tegels aangebracht. Volgens eiseres zijn steeds kleine elementen aangevraagd en toegevoegd.
18. Deze beroepsgrond slaagt niet. Het enkele feit dat in 2005 een toegangsdeur en betegeling is aangebracht betekent niet dat sprake is van illegale stapeling van kruimelgevallen.

Conclusie en gevolgen

19. Het beroep is gegrond omdat verweerder tijdens de beroepsprocedure de motivering van het bestreden besluit heeft aangepast. De rechtbank heeft deze nieuwe motivering in deze uitspraak getoetst en kan deze volgen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de omgevingsvergunning in redelijkheid had kunnen verlenen. De rechtbank ziet daarom aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. Dat betekent dat de verleende omgevingsvergunning in stand blijft.
20. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt. Eiseres heeft geen proceskosten gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.M. Delstra, rechter, in aanwezigheid van
mr.C.J. van ‘t Hoff, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
10 oktober 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Artikel 2.1
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
(…)
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,
(…)
Artikel 2.12
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
1°. met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,
2°. in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of
3°. in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat;
(…)
Bestemmingsplan [bestemmingsplan]
Artikel 19.2.4
Het dak van de gebouwen mag worden ingericht en gebruikt als dakterras, waarbij de maximaal toelaatbare bouwhoogte mag worden overschreden, met dien verstande dat:
(…)
Bestemmingsplan [bestemmingsplan] 1e herziening
Artikel 9.1
Aan artikel 19, lid 19.2.4 wordt toegevoegd:
g. maximaal 50% van een plat dak mag worden ingericht en gebruikt als dakterras.
Uitvoeringsrichtlijnen kruimelgevallen 2020
Artikel 3.2.6
A. Dakterrassen op hoofdgebouwen
Het dak van hoofdgebouwen mag worden ingericht en gebruikt als dakterras, waarbij de maximaal toelaatbare bouwhoogte/bouwlagen mag worden overschreden, met dien verstande dat:
(…)
vi. het dakterras in beginsel niet groter mag zijn dan 50% van het (totaal beschikbare) platte
dakoppervlak; de eventueel aan te brengen benodigde constructie is hiervan
uitgezonderd.
Daken van aan- en uitbouwen
Het dak van een aan- en uitbouwen mag worden ingericht en gebruikt als dakterras, met dien verstande dat:
(…)
Artikel 3.3
(…)
2. Het dagelijks bestuur kan van deze richtlijn afwijken als het bouwplan:
(…)
d. de betrokken belangen onevenredig zwaar wordt geschaad door toepassing van de voorwaarden in deze beleidsregel.
Burgerlijk wetboek
Artikel 5:50
1. Tenzij de eigenaar van het naburige erf daartoe toestemming heeft gegeven, is het niet geoorloofd binnen twee meter van de grenslijn van dit erf vensters of andere muuropeningen, dan wel balkons of soortgelijke werken te hebben, voor zover deze op dit erf uitzicht geven.
(…)
3. De in dit artikel bedoelde afstand wordt gemeten rechthoekig uit de buitenkant van de muur daar, waar de opening is gemaakt, of uit de buitenste naar het naburige erf gekeerde rand van het vooruitspringende werk tot aan de grenslijn der erven of de muur.
(…)

Voetnoten

1.Artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
2.Artikel 2.1, eerste lid, onder c, in samenhang met artikel 2.12, eerste lid, onder a, van de Wabo.
3.Dit artikellid is toegevoegd aan het bestemmingsplan middels artikel 9.1 van de 1e herziening van het bestemmingsplan.
4.Met toepassing van artikel 2.12 van de Wabo.
6.Zie ook de uitspraak van de Afdeling van 18 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4314.
7.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 22 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1106.
8.Zie hiervoor de uitspraken van de Afdeling van 15 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1640 en