ECLI:NL:RBAMS:2024:609

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 februari 2024
Publicatiedatum
7 februari 2024
Zaaknummer
1316120123
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op basis van onvoldoende verzetgarantie in Europees aanhoudingsbevel

Op 1 februari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de weigering van overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Public Prosecutor of Bobigny in Frankrijk. De zaak betreft een verzoek tot overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1977, die de Nederlandse en Marokkaanse nationaliteit heeft. De rechtbank constateert dat de wettelijke termijn voor het beslissen op het overleveringsverzoek is verstreken, maar dat dit de rechtbank niet ontslaat van haar verplichting om een beslissing te nemen. De rechtbank oordeelt dat de verzetgarantie die door de Franse autoriteiten is gegeven, niet voldoet aan de eisen van artikel 12, sub d, van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank stelt vast dat in de verzetgarantie niet is vermeld dat het vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend, noch dat de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn voor het indienen van verzet of hoger beroep. Hierdoor is er sprake van een weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW.

De rechtbank benadrukt dat de lange tijdsduur tussen de uitvaardiging van het EAB en de behandeling van de zaak op 18 januari 2024, zonder goede reden, ook een rol speelt in de beslissing. De rechtbank concludeert dat de overlevering moet worden geweigerd, omdat niet kan worden vastgesteld of de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon voldoende zijn gewaarborgd. De rechtbank heeft de relevante wetsbepalingen, waaronder de artikelen 2, 5 en 12 van de Overleveringswet, in haar overwegingen betrokken. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met mr. M. van Mourik als voorzitter, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/161201-23 (oud: 13/751070-13)
RK nummer: 14/190
Datum uitspraak: 1 februari 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 8 januari 2014 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 25 september 2013 door de
Public Prosecutor of Bobigny, Frankrijk (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1977,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft – na een eerdere behandeling op de zitting van 28 februari 2014 – met toestemming in een gewijzigde samenstelling plaatsgevonden op de zitting van 18 januari 2024, in aanwezigheid van mr. M. Al Mansouri, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door haar raadsman, mr. R. Malewicz, advocaat in Amsterdam.
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak de wettelijke termijn waarbinnen de rechtbank op basis van de OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, is verstreken. [2] Dit ontslaat de rechtbank niet van haar verplichting om op het overleveringsverzoek te beslissen. Het betekent echter wel dat geen wettelijke grondslag meer bestaat voor gevangenhouding. [3]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat zij de Nederlandse en Marokkaanse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
judgement of the Regional Court of Bobignyvan
1 september 2004 en referentienummer 0334221019.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van vijf jaren. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [4]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering niet weigeren, als de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat:
(i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
(ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft in onderdeel d) van het EAB het volgende verklaard:

The person concerned will be able to make opposition of the judgement. In this case the initial judgement will be destroyed and he will be again judged for the facts. In addition he will be presented to a judge (liberty and custody judge) which will decide if the person concerned will remain or not held until the new audience, in the arrest warrant basis.
De rechtbank stelt vast dat in de geboden verzetgarantie niet is vermeld dat het vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend. Evenmin is vermeld dat de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen zij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen.
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet deze verklaring hiermee niet aan de eisen van artikel 12, sub d, OLW zodat sprake is van een weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
Zoals onder punt 1 is overwogen, is de beslistermijn verstreken. Gelet hierop is aanhouding van de behandeling van het EAB, om een verzetgarantie van de Franse autoriteiten te verkrijgen die afdoende is in het kader van artikel 12 OLW, niet meer mogelijk. Bij gebreke van nadere gegevens kan daarom niet worden vastgesteld of de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon in dit geval bij overlevering voldoende zullen zijn gewaarborgd. De rechtbank is van oordeel dat gelet op het voorgaande de overlevering op grond van
artikel 12 OLW dient te worden geweigerd, nu niet kan worden vastgesteld of de overlevering niet een schending inhoudt van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon.
De rechtbank voegt daaraan toe dat de behandeling van het EAB op de zitting van 28 februari 2014 is aangehouden en – zonder dat daarvoor een goede reden bestaat – pas op de zitting van 18 januari 2024 weer is behandeld. Het Internationaal Rechtshulp Centrum van het Openbaar Ministerie heeft kort voorafgaand aan deze zitting aanvullende vragen gesteld over de geldigheid van de eerder verstrekte terugkeergarantie en detentiegarantie. Ook de raadsman heeft voorafgaand aan deze zitting meermalen contact opgenomen met de uitvaardigende justitiële autoriteit. De uitvaardigende justitiële autoriteit wordt daarom geacht op de hoogte te zijn van het lange tijdsverloop sedert de uitvaardiging van het EAB. Daarbij is zij afdoende in de gelegenheid gesteld om na te gaan of het EAB nog voldoet aan de op dit moment geldende regels en eventuele zorgen over mogelijke weigeringsgronden weg te nemen.

4.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van toepassing van die weigeringsgrond. Om die reden wordt de overlevering geweigerd.

5.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 12 Overleveringswet.

6.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon] ,aan
the Public Prosecutor of Bobigny, Frankrijk, voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. Ch.A. van Dijk en M.C.M. Hamer, rechters,
in tegenwoordigheid van E.A. Harland, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 1 februari 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22 OLW.
3.De termijn van vrijheidsbeneming (en mogelijkheden tot verlenging daarvan) moeten in samenhang worden bezien met de wettelijke beslistermijn.
4.Zie onderdeel e) van het EAB.