ECLI:NL:RBAMS:2024:6089

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 oktober 2024
Publicatiedatum
7 oktober 2024
Zaaknummer
24/2476
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van een naheffingsaanslag parkeerbelasting in Amsterdam

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 8 oktober 2024, zaaknummer AMS 24/2476, wordt het beroep van eiser tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting van € 80,60 beoordeeld. De naheffingsaanslag werd opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam op 16 maart 2024, na constatering door een parkeercontroleur dat er geen parkeerbelasting was voldaan. Eiser betoogde dat hij geen internetverbinding had en daarom de parkeerapplicatie van Easypark niet kon gebruiken. Hij liep naar zijn werk om verbinding te maken en betaalde uiteindelijk om 14:06 uur, elf minuten na de constatering van de parkeercontroleur.

De rechtbank oordeelt dat eiser de redelijke termijn voor het betalen van de parkeerbelasting heeft overschreden. De rechtbank stelt vast dat er parkeerautomaten binnen een loopafstand van 70 meter en één minuut zijn, en dat een tijdspanne van vijf minuten voldoende zou zijn geweest om naar een automaat te lopen en de betaling te verrichten. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag terecht heeft opgelegd, omdat eiser niet binnen de redelijke termijn heeft betaald. Eiser krijgt geen terugbetaling van het griffierecht en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 24/2476

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 oktober in de zaak tussen

[eiser] , uit Woerden, eiser

en

De heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam

( [heffingsambtenaar] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de naheffingsaanslag in parkeerbelasting van € 80,60. De heffingsambtenaar legde deze op 16 maart 2024 op.
1.1.
Met de uitspraak op bezwaar van 9 april 2024 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Hierop stuurde eiser op 18 september 2024 een reactie.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep van eiser op 30 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van de heffingsambtenaar.

Feiten en standpunten van partijen

2. Op 11 maart 2024 stond de auto van eiser, met [kenteken] , geparkeerd in een parkeervak ter hoogte van [adres] [huisnummer] te Amsterdam.
2.1.
Om 13:55 uur heeft een parkeercontroleur van de gemeente Amsterdam geconstateerd dat geen parkeerbelasting was voldaan. Vervolgens is de naheffingsaanslag opgelegd.
2.2.
Eiser heeft in beroep betoogd dat hij geen internet bereik had en daardoor de parkeerapplicatie van Easypark niet kon activeren. Hij is vervolgens naar zijn werk ( [werk] ) gelopen, heeft zijn telefoon op de wifi-verbinding van de [werk] aangesloten en de auto alsnog aangemeld. Hij is niet naar de dichtstbijzijnde parkeerautomaat gelopen omdat het slecht weer was, hij geen idee had waar deze parkeerautomaat was en hij niet wist hoe lang hij in de regen moest lopen om deze te bereiken.
2.3.
De heffingsambtenaar heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser er te lang over heeft gedaan om het parkeergeld te betalen. Dat eiser slecht bereik had, is volgens de heffingsambtenaar geen reden om geen parkeergeld te betalen. Als dit niet lukt via een parkeerapplicatie, dan moet dat via een parkeerautomaat op straat.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Zij doet dit aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3.1.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.2.
De hoofdregel is dat direct na aanvang van het parkeren parkeerbelasting moet worden betaald [1] . Volgens vaste rechtspraak moet een parkeerder echter wel een redelijke tijd worden gegund voor het verrichten van uitvoeringshandelingen tot het voldoen van de parkeerbelasting. Die redelijke termijn vangt aan direct nadat de auto wordt geparkeerd. Wat een redelijke termijn is, hangt af van de omstandigheden van het geval. Doorgaans hanteert de heffingsambtenaar een termijn van tien minuten. Dat wil zeggen dat de heffingsambtenaar geen naheffingsaanslag oplegt als de parkeerder binnen tien minuten na aanvang van het parkeren parkeerbelasting betaald. De vraag is wat in de zaak van eiser als een redelijke termijn moet worden gezien en of eiser deze redelijke termijn heeft overschreden. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
3.3.
Om parkeerbelasting te betalen, kan een parkeerder ervoor kiezen om dat bij een parkeerautomaat te doen of via een parkeerapplicatie. Eiser heeft ervoor gekozen om de parkeerbelasting via een parkeerapplicatie te voldoen. Dat lukte in eerste instantie echter niet, omdat zijn telefoon geen verbinding kreeg met het internet. Eiser besloot hierop om naar zijn werk [werk] te gaan om zijn telefoon met het internet te verbinden. Eiser heeft vervolgens om 14:06 uur de parkeerapplicatie gestart en parkeerbelasting betaald. Dat is elf minuten na de constatering van de parkeercontroleur. [2]
3.4.
Om de vraag te beantwoorden of eiser binnen een redelijke termijn heeft betaald, gaat de rechtbank uit van de tijd die eiser nodig zou hebben gehad om bij de dichtstbijzijnde parkeerautomaten te betalen. Als betalen bij een parkeerautomaat namelijk sneller was geweest, had eiser, gelet op de hiervoor genoemde hoofdregel, daar moeten betalen. De rechtbank stelt vast dat zowel op 70 meter loopafstand als op één minuut loopafstand parkeerautomaten zijn. Naar het oordeel van de rechtbank is een tijdspanne van in totaal vijf minuten ruim voldoende voor het lopen naar één van deze twee parkeerautomaten en het afronden van de betalingshandeling. Dat is nog ruim onder de redelijke termijn van tien minuten die de heffingsambtenaar hanteert. Door pas na elf minuten te betalen, heeft eiser de redelijke termijn overschreden. Dat eiser problemen zou hebben gehad met het opstarten van zijn parkeerapplicatie [werk] heeft hij niet gesteld en is ook niet gebleken. In dat geval had het overigens ook van eiser mogen worden verwacht om op andere wijze te betalen.
3.5.
De rechtbank merkt tot slot op dat zij er niet aan twijfelt dat eiser de intentie heeft gehad om bij aanvang van het parkeren de parkeerbelasting te voldoen. Opzet of schuld zijn bij het niet (tijdig) voldoen van parkeerbelasting echter geen vereiste voor de bevoegdheid om een naheffingsaanslag op te leggen. Doorslaggevend is de vraag of er op het moment waarop de naheffingsaanslag is opgelegd feitelijk is betaald voor het parkeren en dat kan hier niet worden gezegd.

Conclusie en gevolgen

4. De conclusie is dat eiser niet binnen een redelijke termijn de parkeerbelasting heeft voldaan. De heffingsambtenaar heeft de naheffingsaanslag dan ook terecht opgelegd. Dat betekent dat het beroep ongegrond is. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.A.R. Bleijendaal, rechter, in aanwezigheid van V. Snels, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 oktober 2024.
de griffier,
is buiten staat deze uitspraak mede
te ondertekenen.
de rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Amsterdam waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Amsterdam vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dat volgt uit artikel 4, eerste lid, van de Verordening parkeerbelastingen Amsterdam 2024.
2.Omdat niet duidelijk is hoe laat precies eiser zijn auto heeft geparkeerd, gaat de rechtbank bij het bepalen van de aanvang van het parkeren uit van het tijdstip waarop de controle door de parkeercontroleur heeft plaatsgevonden.