ECLI:NL:RBAMS:2024:6081

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 september 2024
Publicatiedatum
4 oktober 2024
Zaaknummer
13/213353-24 (EAB IV)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot Spaanse justitie

Op 19 september 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de rechtbank voor strafzaken in Barcelona, Spanje. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Marokko, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB goedgekeurd, na een zitting op 5 september 2024 waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was, bijgestaan door zijn raadsman en een tolk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de juiste persoonsgegevens heeft verstrekt en dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW).

De rechtbank heeft ook de bezwaren van de opgeëiste persoon tegen zijn overlevering beoordeeld, met name zijn vrees voor onmenselijke of vernederende behandeling in de Spaanse gevangenis. De rechtbank oordeelde dat er geen objectieve en betrouwbare gegevens zijn die deze vrees onderbouwen, en dat artikel 11 OLW niet aan de overlevering in de weg staat. De rechtbank concludeerde dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn.

Daarom heeft de rechtbank besloten de overlevering van de opgeëiste persoon toe te staan, zodat hij kan worden overgedragen aan de Spaanse autoriteiten voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van zestien maanden, opgelegd voor diefstal. Deze uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met de voorzitter en twee andere rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/213353-24 (EAB IV)
Datum uitspraak: 19 september 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 9 juli 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1] Dit EAB is uitgevaardigd op
2 juli 2024 door de rechtbank voor strafzaken nummer 21 in Barcelona (Spanje) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] (in SKDB bekend als [naam] ),
geboren op [geboortedatum] 1988 (volgens SKDB [geboortedatum] 1995) te [geboorteplaats] (Marokko),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
nu gedetineerd in de [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 5 september 2024, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.A.M. Pijnenburg, advocaat in Amsterdam, en door een tolk in de Arabische (Marokkaanse) taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenneming bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de persoonsgegevens zoals vermeld in het EAB juist zijn en dat hij de Marokkaanse nationaliteit heeft. De opgeëiste persoon heeft verklaard dat hij bij aankomst in Nederland de in de SKDB opgenomen gegevens heeft opgegeven.

3.Grondslag en inhoud van het EAB en artikel 12 OLW

Het EAB vermeldt een onherroepelijk vonnis van 25 november 2019 van de rechtbank voor strafzaken nummer 9 te Barcelona met kenmerk 474/2019.
Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid. Artikel 12 OLW staat derhalve niet aan overlevering in de weg.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van zestien maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid: feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van listige kunstgrepen

5.Artikel 11 OLW

De opgeëiste persoon heeft aangegeven dat hij tijdens zijn verlof in Spanje is gevlucht uit angst voor de maffia in de Spaanse gevangenis waar hij verbleef. Hij is erg bezorgd over een eventuele terugkeer naar de Spaanse gevangenis. De raadsman heeft aangegeven dat hij deze stelling van de opgeëiste persoon niet nader heeft kunnen onderbouwen.
De rechtbank begrijpt het verweer van de opgeëiste persoon aldus, dat hij vreest voor onmenselijke of vernederende behandeling als hij in Spanje wordt gedetineerd, waarmee hij impliciet een beroep doet op artikel 11 OLW. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat artikel 11 OLW niet aan overlevering in de weg staat. Er is niet gebleken van objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens waaruit zou kunnen volgen dat er een algemeen reëel gevaar bestaat dat de Spaanse autoriteiten onvoldoende bescherming bieden tegen geweld dan wel bedreigingen door medegedetineerden in de gevangenis.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 311 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon] (in SKDB bekend als [naam] )aan de rechtbank voor strafzaken nummer 21 in Barcelona (Spanje) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door:
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. O.P.M. Fruytier en E. de Rooij, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.F. Ceelie, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 19 september 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.