ECLI:NL:RBAMS:2024:6079

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 september 2024
Publicatiedatum
4 oktober 2024
Zaaknummer
13/213292-24 (EAB II)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot Spaanse strafzaak

Op 19 september 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de rechtbank voor strafzaken in Barcelona, Spanje. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Marokko, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB goedgekeurd, na een zitting op 5 september 2024 waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was, bijgestaan door zijn raadsman en een tolk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de juiste persoonsgegevens heeft opgegeven en dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan.

De rechtbank heeft de inhoud van het EAB en de bijbehorende documenten beoordeeld, waaronder een onherroepelijk vonnis van de rechtbank in Barcelona. De opgeëiste persoon is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van twintig maanden en tien dagen, waarvan nog 171 dagen resteren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, ook onder Nederlands recht strafbaar zijn, en dat er geen objectieve gegevens zijn die erop wijzen dat de Spaanse autoriteiten onvoldoende bescherming bieden tegen geweld in de gevangenis.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, omdat aan alle wettelijke eisen is voldaan en er geen belemmeringen zijn voor de uitvoering van het EAB. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing, conform de Overleveringswet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/213292-24 (EAB II)
Datum uitspraak: 19 september 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 9 juli 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1] Dit EAB is uitgevaardigd op
2 juli 2024 door de rechtbank voor strafzaken nummer 21 in Barcelona (Spanje) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren op [geboortedag] 1988 (volgens SKDB [geboortedag] 1995) te [geboorteplaats] (Marokko),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
nu gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting in [plaats],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 5 september 2024, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.A.M. Pijnenburg, advocaat in Amsterdam, en door een tolk in de Arabische (Marokkaanse) taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenneming bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de persoonsgegevens zoals vermeld in het EAB juist zijn en dat hij de Marokkaanse nationaliteit heeft. De opgeëiste persoon heeft verklaard dat hij bij aankomst in Nederland de in de SKDB opgenomen gegevens heeft opgegeven.

3.Grondslag en inhoud van het EAB en artikel 12 OLW

Het EAB vermeldt, in samenhang gelezen met de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 6 augustus 2024, een onherroepelijk vonnis van 15 maart 2021 van de rechtbank voor strafzaken nr. 23 in Barcelona met referentie 149/2021.
Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid. De in artikel 12 OLW bedoelde weigeringsgrond doet zich derhalve niet voor. De beslissing tot tenuitvoerlegging van 5 oktober 2021 (vermeld in de aan het EAB gehechte beslissing van 2 juli 2024) is geen beslissing waarbij de aard of de maat van de aanvankelijk opgelegde straf is gewijzigd. Deze beslissing valt daarom niet onder de reikwijdte van artikel 12 OLW. [3]
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van twintig maanden en 10 dagen, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog 171 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [4]

4.Strafbaarheid: feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
mishandeling

5.Artikel 11 OLW

De opgeëiste persoon heeft aangegeven dat hij tijdens zijn verlof in Spanje is gevlucht uit angst voor de maffia in de Spaanse gevangenis waar hij verbleef. Hij is erg bezorgd over een eventuele terugkeer naar de Spaanse gevangenis. De raadsman heeft aangegeven dat hij deze stelling van de opgeëiste persoon niet nader heeft kunnen onderbouwen.
De rechtbank begrijpt het verweer van de opgeëiste persoon aldus, dat hij vreest voor onmenselijke of vernederende behandeling als hij in Spanje wordt gedetineerd, waarmee hij impliciet een beroep doet op artikel 11 OLW. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat artikel 11 OLW niet aan overlevering in de weg staat. Er is niet gebleken van objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens waaruit zou kunnen volgen dat er een algemeen reëel gevaar bestaat dat de Spaanse autoriteiten onvoldoende bescherming bieden tegen geweld dan wel bedreigingen door medegedetineerden in de gevangenis.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 300 en 312 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de rechtbank voor strafzaken nummer 21 in Barcelona (Spanje) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door:
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. O.P.M. Fruytier en E. de Rooij, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.F. Ceelie, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 19 september 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.HvJ EU 23 maart 2023, C-514/21 en C-515/21, ECLI:EU:C:2023:235 (
4.Zie onderdeel e) van het EAB.