ECLI:NL:RBAMS:2024:6061

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 oktober 2024
Publicatiedatum
3 oktober 2024
Zaaknummer
13/016550-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor het medeplegen van een ontploffing en het bezit van verdovende middelen

Op 4 oktober 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 39-jarige man, die op 20 december 2023 samen met een ander een geïmproviseerd explosief tot ontploffing heeft gebracht bij een woning in Amsterdam-West. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn ontkenning, betrokken was bij de explosie, waarbij gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar te duchten was. De verdachte is ook veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van 499 gram heroïne en 493 gram hasjiesj, die in zijn woning zijn aangetroffen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele andere tenlastegelegde feiten, waaronder de handel in XTC en cocaïne, omdat het bewijs daarvoor onvoldoende was. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van 36 maanden opgelegd, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en behandeling. De rechtbank heeft de ernst van de feiten, de impact op de samenleving en de eerdere veroordelingen van de verdachte meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13.016550.24
[verdachte]
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/016550-24
Datum uitspraak: 4 oktober 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
thans gedetineerd in de [verblijfsadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 september 2024. De verdachte was bij de behandeling van zijn strafzaak aanwezig.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S.M. van der Veen, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. E.P.H. van Esser, naar voren hebben gebracht.
De zaak is gelijktijdig – maar niet gevoegd – behandeld met de zaak tegen medeverdachte [medeverdachte] (met parketnummer 13/178280-24). De rechtbank doet in die zaak op dezelfde datum uitspraak.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan
1. medeplegen van het opzettelijk een ontploffing teweegbrengen voor/tegen de deur van een woning, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is op 20 december 2023 in Amsterdam;
2. medeplegen van het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of aanwezig hebben van 499 gram heroïne, 42 XTC-pillen en 10,66 gram cocaïne in de periode van 26 januari 2024 tot en met 12 februari 2024 in Amsterdam;
3. medeplegen van het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of aanwezig hebben van 541,74 gram hasjiesj in de periode van 26 januari 2024 tot en met 12 februari 2024 in Amsterdam;
4. medeplegen van de heling van telefoons, Airpods, laptops en/of paspoorten op 12 februari 2024 in Amsterdam.
De gehele tekst van de tenlastelegging is opgenomen in
Bijlage I, die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd onder feit 1. De officier van justitie heeft de volgende bewijsmiddelen benoemd. Met illegaal vuurwerk is een geïmproviseerd explosief gemaakt, dat tot ontploffing is gebracht tegen de voordeur van de woning van aangever [aangever] . Uit de telefoon van [aangever] blijkt dat hij via chatberichten contact heeft gehad met het account van medeverdachte [medeverdachte] over een lening die [aangever] aan hem moest terugbetalen. Verdachte kent [medeverdachte] , zo blijkt uit hun telefoons. [medeverdachte] heeft verdachte opdracht gegeven om langs te gaan bij aangever, wat overeenkomt met de bedreiging van [medeverdachte] in de chatberichten met aangever, waarin staat dat er mensen aan zijn deur zouden komen. Verdachte heeft de explosie, samen met een ander gepleegd, gezien het feit dat zijn DNA is aangetroffen aan de binnenkant van een paar handschoenen, die zijn aangetroffen in de buurt van de explosie. Ook past het signalement van verdachte in de door de getuigen opgegeven signalementen van een van de twee daders en straalt de telefoon van verdachte aan in de buurt van de explosie rond het tijdstip van de explosie. Verdachte heeft dus samen met [medeverdachte] het plan beraamd om de explosie teweeg te brengen. Bij de explosie is levensgevaar ontstaan, omdat dit midden op de dag was, er mensen thuis waren en er mogelijk mensen in de buurt waren.
Ten aanzien van feit 2 stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat bewezen kan worden dat verdachte in de tenlastegelegde periode opzettelijk 499 gram van een materiaal bevattende heroïne heeft vervoerd, verstrekt en aanwezig gehad. Verdachte moet partieel worden vrijgesproken voor het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of aanwezig hebben van 42 XTC-pillen en 10,66 gram cocaïne omdat de inbeslaggenomen goederen na vernietiging niet meer konden worden getest.
Ten aanzien van feit 3 stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat bewezen kan worden dat verdachte in de tenlastegelegde periode opzettelijk 541,74 gram hasjiesj heeft verhandeld, vervoerd, verkocht en aanwezig gehad.
Ook feit 4 kan volgens de officier van justitie bewezen worden. De gestolen goederen zijn aangetroffen in de woning van verdachte en zijn verklaring, dat hij hier geen weet van had, is ongeloofwaardig.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde onder feit 1 wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Verdachte past niet in de door de getuigen opgegeven signalementen. Daarnaast bevatten de aangetroffen handschoenen, met DNA-sporen van verdachte erop, ook DNA-sporen van iemand anders. Het kan zijn dat deze andere persoon de handschoenen in de omgeving van de ontploffing heeft achtergelaten. Verder wil het niet veel zeggen dat de telefoon van verdachte heeft aangestraald op een zendmast in de buurt van de ontploffing, omdat zendmasten een grote reikwijdte hebben. Tot slot is er van de ontploffing geen levensgevaar te duchten geweest.
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte eveneens moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde onder 2 en 3. Verdachte heeft verklaard dat de verdovende middelen niet van hem waren en dat hij niet wist dat deze in zijn woning lagen. Hij heeft ook geen beschikkingsmacht gehad over de verdovende middelen. Vanwege deze verklaring heeft de verdediging verzocht om een onderzoek naar dactyloscopische sporen op de verdovende middelen. Dit onderzoek is niet gedaan. Ook waren er andere personen aanwezig in de woning van verdachte ten tijde van het aantreffen van de goederen. Om die redenen kan niet worden vastgesteld dat verdachte beschikkingsmacht heeft gehad over de verdovende middelen. Daarnaast ontkent verdachte de handel in verdovende middelen.
Tot slot heeft de raadsvrouw bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde onder feit 4 omdat hij niet wist dat de goederen in zijn woning lagen en hij dus ook niet wist dat de goederen uit misdrijf afkomstig waren. Daarnaast staat van een groot deel van de goederen niet vast dat deze uit misdrijf afkomstig zijn.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1:
Op 20 december 2023 rond 15:00 uur heeft er een ontploffing plaatsgevonden in het portiek van de [adres] bij perceel nummer 37-1. In het portiek zijn (resten van) verschillende goederen aangetroffen die duiden op een
improvised explosive device(hierna: IED). Zo zijn er resten van illegaal vuurwerk, te weten een Cobra, en een koolstofmonoxide cilinderfles aangetroffen. De ontploffing heeft onder andere geleid tot een ingebrande plek op de voordeur van de [adres] en tot roetaanslag op het kozijn. Daarnaast zijn als gevolg van de ontploffing één of meerdere ramen van alle aanwezige toegangsdeuren in het portiek kapot gegaan.
Ongeveer 20 seconden voor de ontploffing heeft getuige [getuige 1] gezien dat twee mannen het portiek aan de [adres] betraden. De getuige heeft een signalement van beide mannen gegeven. Anders dan de raadsvrouw heeft bepleit, is de rechtbank van oordeel dat verdachte wel past in het signalement van NN1, zoals opgegeven door getuige [getuige 1] .
Daarnaast heeft getuige [getuige 2] gezien dat twee mannen na de explosie wegliepen en dat één van hen iets wat leek op handschoentjes, weggooide in de bosjes. Deze handschoenen zijn op de plaats delict aangetroffen en onderzocht. Aan de binnenkant van de handschoenen zijn DNA-sporen aangetroffen. Uit de bemonstering werd bij beide handschoenen een DNA-mengprofiel verkregen, waaruit een DNA-hoofdprofiel is afgeleid dat bij minder dan één op de één miljard mensen voorkomt. Het DNA-profiel van de verdachte komt overeen met dit hoofdprofiel. Daaruit concludeert de rechtbank dat de DNA-sporen in de handschoenen afkomstig zijn van verdachte.
Verder blijkt uit een proces-verbaal dat het telefoonnummer van verdachte enkele minuten na de ontploffing, te weten om 15:04:06 uur, is geregistreerd bij een zendmast op ongeveer 510 meter afstand van de plaats delict. Op grond hiervan acht de rechtbank bewezen dat verdachte degene is die, samen met een ander, een IED tot ontploffing heeft gebracht op 20 december 2023 in het portiek van de [adres] in Amsterdam.
De verklaring van verdachte, dat hij niets met de ontploffing te maken heeft en dat hij tijdens het incident aan het werk was, schuift de rechtbank als ongeloofwaardig terzijde. Uit het dossier blijkt namelijk dat verdachte zich heeft ziekgemeld bij zijn werkgever voor 20 december 2023.
Ook de verklaring dat anderen de handschoenen met de DNA-sporen van verdachte bij de plaats delict hebben neergelegd of achtergelaten vindt de rechtbank niet aannemelijk. Weliswaar heeft verdachte verklaard dat anderen in zijn huis zijn geweest, maar hij heeft het scenario dat daaruit zou volgen - in het licht van de andere bewijsmiddelen in het dossier - onvoldoende concreet onderbouwd.
Anders dan waartoe de officier van justitie heeft gerekwireerd, is de rechtbank van oordeel dat van de ontploffing geen levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten is geweest. Dit gevaar moet volgens vaste jurisprudentie ten tijde van het teweegbrengen van de ontploffing naar algemene ervaringsregels voorzienbaar zijn geweest.
De rechtbank is van oordeel dat dit gevaar bij de explosie in deze zaak niet naar algemene ervaringsregels voorzienbaar was. Weliswaar concludeert de verbalisant in het proces-verbaal van explosievenonderzoek dat gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en levensgevaar te duchten was, maar in datzelfde proces-verbaal staat beschreven dat er geen scherfwerking is opgetreden van de CO2-cilinder en dat geen aanwijzingen bestaan voor de aanwezigheid van een brandstof/vloeistof. De rechtbank maakt daaruit op dat het gevaar dus te duchten was van de ontploffing van de Cobra zelf aan de buitenzijde van de woning (en dus niet door bijvoorbeeld rondvliegende scherven van de CO2-cilinder of een grote steekvlam).
Uit het dossier volgt niet dat er na de ontploffing van de Cobra schade is geconstateerd in de woningen van het portiek en evenmin dat er bewoners aanwezig waren in de ruimtes direct achter de toegangsdeuren. Dat er mogelijk wel mensen op straat in de buurt waren acht de rechtbank voor het aannemen van levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel onvoldoende, nu niet duidelijk is op welke afstand zij zich bevonden en ook niet of de ontploffing van enkel de Cobra schade bij hen kan hebben berokkend. De rechtbank volgt de conclusie van het proces-verbaal explosievenonderzoek dus niet.
Na de ontploffing heeft de politie schade geconstateerd aan de toegangsdeur van perceel
37-1, evenals geconstateerd is dat van alle vier de toegangsdeuren in de portiek een of meerdere ramen uit de sponningen geblazen zijn. Dat van de explosie gevaar voor goederen te duchten was, acht de rechtbank dan ook bewezen.
Ten aanzien van feiten 2 en 3:
XTC-pillen en cocaïne(vrijspraak)
Op 12 februari 2024 heeft er een doorzoeking plaatsgevonden in de woning van verdachte. Bij deze doorzoeking zijn er verschillende verpakkingen in beslag genomen met daarin op drugs gelijkende goederen. De inhoud van de kleinere verpakkingen, die op tafel zijn aangetroffen, is niet onderzocht vanwege vernietiging, zodat niet kan worden vastgesteld dat dit de vermoedelijke XTC en cocaïne betrof.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of aanwezig hebben van de XTC-pillen en cocaïne, zoals ten laste gelegd onder feit 2.
Heroïne en hasjiesj(bewezenverklaring opzettelijk aanwezig hebben, overig vrijspraak)
De inhoud van de twee grotere aangetroffen blokken is wel onderzocht. Uit dit onderzoek is gebleken dat het gaat om 499 gram van een materiaal bevattende heroïne en 493 gram hasjiesj.
De rechtbank beantwoordt eerst de vraag of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van deze hoeveelheden verdovende middelen. Daarbij stelt de rechtbank voorop dat voor het ‘aanwezig hebben’ in de zin van de Opiumwet nodig is dat verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de verdovende middelen en dat de verdovende middelen zich binnen de machtssfeer van verdachte hebben bevonden.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij geen wetenschap had van de aanwezigheid van de verdovende middelen. De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig. Verdachte woont in zijn eentje in een studio met een zolderkamer waarvan, naast verdachte en HVO Querido, niemand een sleutel heeft. De drugs is aangetroffen onder het bed in de woning. Daarnaast zijn op de telefoon van verdachte vele afbeeldingen van drugs aangetroffen, waaronder een foto van een blok, precies gelijkend op het blok met materiaal bevattende heroïne dat in zijn woning is aangetroffen. Op grond hiervan heeft de rechtbank de overtuiging dat verdachte wel wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de verdovende middelen en dat hij de beschikkingsmacht daarover had. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte opzettelijk aanwezig heeft gehad 499 gram van een materiaal bevattende heroïne (feit 2) en 493 gram hasjiesj (feit 3). Van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander met betrekking tot het aanwezig hebben van de verdovende middelen is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken, zodat de rechtbank verdachte van dat deel van de tenlastelegging zal vrijspreken.
Ten aanzien van het medeplegen van het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, en/of vervoeren van 499 gram van een materiaal bevattende heroïne (feit 2) en ten aanzien van het medeplegen van het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van 493 gram hasjiesj (feit 3) is de rechtbank van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken.
In het dossier bevinden zich verschillende tapgesprekken van verdachte waarin versluierd taalgebruik is gebruikt. Er wordt gesproken over junkies, bruin, wit, koffie, geldbedragen en de verkoop van ‘grammy’s’. Door deze termen lijkt het erop dat de gesprekken van verdachte zien op de handel in verdovende middelen, maar de rechtbank kan op grond van de versluierde gesprekken niet vaststellen over welke verdovende middelen er precies wordt gesproken, zodat niet bewezen kan worden verklaard dat verdachte in heroïne of hasjiesj heeft gehandeld.
Ten aanzien van feit 4:
Bij de doorzoeking in de woning van verdachte op 12 februari 2024 zijn er ook meerdere telefoons, 9 paar Airpods, 3 laptops, een fatbike, een iPad, 2 paspoorten en 2 geldbedragen (€ 1.720,00 en € 300,00) aangetroffen. Van één telefoon, één laptop en twee paspoorten staat vast dat deze van diefstal afkomstig zijn of dat deze goederen als gestolen gesignaleerd staan. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de goederen en dat de elektrische apparaten misschien van familieleden zijn.
De rechtbank acht deze verklaring innerlijk tegenstrijdig en niet geloofwaardig. Verdachte woont alleen in een studio met een zolderkamer, waar een groot aantal goederen, naast drugs, is aangetroffen, veelal waardevol en van hetzelfde soort. Zoals hiervoor overwogen, hebben alleen verdachte en de verhuurder een sleutel van deze studio. De rechtbank gaat er daarom van uit dat verdachte wel wetenschap geeft gehad van de goederen in zijn woning en is van oordeel dat verdachte zich op zijn minst had moeten afvragen waar deze grote hoeveelheid goederen vandaan kwam. Naar het oordeel van de rechtbank waren er voldoende aanwijzingen op grond waarvan verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat een van de telefoons, de laptop en de twee paspoorten op naam van anderen uit misdrijf afkomstig waren, zodat de rechtbank schuldheling bewezen zal verklaren.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
ten aanzien van feit 1:
op 20 december 2023 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht, door een zelf geïmproviseerd explosief (te weten een combinatie van vuurwerk onderdelen (een Cobra), spa fles en CO2 sodastream cilinder) tot ontploffing te brengen voor/tegen de deur van een woning aan de [adres] , terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemde woning en de overige woningen in het portiekgebouw te duchten was;
ten aanzien van feit 2:
op 12 februari 2024 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad 499 gram van een materiaal bevattende heroïne;
ten aanzien van feit 3:
op 12 februari 2024 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad 493 gram hasjiesj;
ten aanzien van feit 4:
op 12 februari 2024 te Amsterdam
- een telefoon en
- een laptop en
- paspoorten
voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van deze goederen redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezenverklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van het voorarrest, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering worden opgelegd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met de door de reclassering voorgestelde voorwaarden op te leggen, waarbij de duur van het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf gelijk is aan de periode die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om, mocht de rechtbank dit niet voldoende recht vinden doen aan de feiten, naast de deels voorwaardelijke gevangenisstraf een taakstraf op te leggen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het teweegbrengen van een ontploffing van een zelf geïmproviseerde explosief voor de deur van een woning in een portiek. Dit is een ernstig feit. Door de ontploffing is er gemeen gevaar voor alle woningen in het portiek ontstaan. De toegangsdeur van de [adres] is beschadigd. Het raam is eruit geblazen, net als bij de toegangsdeuren van de andere woningen in het portiek.
Het aantal gerichte ontploffingen (bij woningen) in Nederland loopt steeds verder op. In het bijzonder worden de grote steden en vooral Amsterdam daardoor geteisterd. Dit soort ontploffingen zijn uiterst bedreigend en beangstigend voor de bewoners en omwonenden van het bewuste pand en voor eventuele voorbijgangers. In dit geval heeft verdachte het explosief tot ontploffing gebracht rond 15.00 uur ’s middags en dus op een moment dat veel mensen op straat zijn. Daar heeft verdachte op geen enkele manier mee rekening gehouden. Verdachte heeft juist bijgedragen aan genoemde onveiligheidsgevoelens.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid heroïne en hasjiesj. Verdovende middelen zoals heroïne en hasjiesj zijn zeer schadelijk voor de volksgezondheid en werken verslavend, met alle gevolgen van dien voor de direct betrokkenen en voor de maatschappij. Verdovende middelen vormen zowel direct als indirect de oorzaak van vele vormen van criminaliteit.
Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan schuldheling van een telefoon, een laptop en twee paspoorten. Heling is een hinderlijk strafbaar feit, waarmee de onderliggende criminaliteit zoals diefstal wordt bevorderd. Door zijn handelen heeft verdachte eraan bijgedragen dat een afzetmarkt voor gestolen goederen in stand wordt gehouden.
Bovendien doet de combinatie van de explosie, de grote hoeveelheid verschillende drugs en de gestolen goederen bij de rechtbank de indruk wekken dat verdachte diep in het criminele milieu zit. Dat vindt de rechtbank zorgelijk, omdat het moeilijk is hieruit te komen.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie (het strafblad) van verdachte van 25 april 2024. Hieruit blijkt dat verdachte al vaker is veroordeeld voor overtredingen van de Opiumwet en voor vermogensdelicten.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 12 september 2024, waarin de reclassering heeft geadviseerd om bij een bewezenverklaring een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen. De bijzondere voorwaarden die de reclassering adviseert zijn een meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke behandeling, dagbesteding en meewerken aan middelencontrole. De reclassering vindt het nodig dat er meer zicht komt op eventueel middelengebruik van verdachte en zijn mogelijk negatief sociaal netwerk. Verdachte heeft geen woonplek meer en evenmin dagbesteding en inkomen. Dat zijn volgens de reclassering risicofactoren voor het plegen van nieuwe strafbare feiten, waarover verdachte bovendien geen volledige openheid van zaken lijkt te geven.
De strafoplegging
Gelet op de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. In het bijzonder heeft dit te maken met het gevaar dat wordt veroorzaakt door een gerichte ontploffing zoals die waar verdachte zich schuldig aan heeft gemaakt. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS) vastgestelde oriëntatiepunten en naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. De rechtbank weegt in strafverzwarende zin mee dat de ontploffing heeft plaatsgevonden bij de deur van een woning.
De rechtbank zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen en zal daaraan de bijzondere voorwaarden verbinden, zoals opgenomen in de adviezen van de reclassering. Dit voorwaardelijke deel dient ertoe verdachte enerzijds te helpen zijn leven op de rit te krijgen en anderzijds dit te monitoren, zodat dit hem ervan weerhoudt om in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegende vindt de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden.

8.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende goederen in beslag genomen:
300 EUR;
1 DS Doos
1 STK Hashish;
1 STK Fust;
1 STK Verdovende Middelen;
1 STK Fust;
1 STK Hennep;
1 STK Hashish;
6 STK Verdovende Middelen;
1 STK Hashish;
30 STK Verdovende Middelen;
5 STK Verdovende Middelen;
3 STK Verdovende Middelen;
5 STK Verdovende Middelen;
2 STK Verdovende Middelen.
Teruggave aan verdachte:
Net zoals de officier van justitie en de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat het bij verdachte in beslag genomen geldbedrag aan hem moet worden teruggegeven. Niet gebleken is dat dit geldbedrag met de tenlastegelegde feiten in verband kan worden gebracht.
Verbeurdverklaring:
De inbeslaggenomen doos dient verbeurd te worden verklaard en is daarvoor vatbaar, nu met behulp van dit voorwerp het bewezenverklaarde onder feit 2 is begaan.
Onttrekking aan het verkeer:
De inbeslaggenomen verdovende middelen (nummer 3 tot en met 15), die aan verdachte toebehoren, dienen te worden onttrokken aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien deze voorwerpen zijn aangetroffen in het onderzoek naar het misdrijf waarvan verdachte wordt verdacht, terwijl het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

9.Toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57, 157 en 417bis van het Wetboek van strafrecht en op de artikelen 2, 3, 10, 11, 13a van de Opiumwet.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
ten aanzien van feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet, gegeven verbod;
ten aanzien van feit 3:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet, gegeven verbod;
ten aanzien van feit 4:
schuldheling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
8 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
Verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op twee jaren.
Tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich binnen drie dagen meldt bij reclassering Inforsa op het adres Vlaardingenlaan 5. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- laat behandelen door GGZ Inforsa of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
- verblijft bij HVO Querido of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
- meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol/drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van de voorwaarden en veroordeelde daarbij te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen
Gelast
teruggave aan verdachtevan:
300 EUR (omschrijving: PL1300-2023287431-6462138);
Verklaart
verbeurd:
- 1 1 DS Doos (omschrijving: PL1300-2023287431-6462556);
Verklaart
onttrokken aan het verkeer:
  • 1 STK Hashish (omschrijving: PL1300-2023287431-6461855, Bruin);
  • 1 STK Fust (omschrijving: PL1300-2023287431-6462065);
  • 1 STK Verdovende Middelen (omschrijving: PL1300-2023287431-6461858);
  • 1 STK Fust (omschrijving: PL1300-2023287431-6462066);
  • 1 STK Hennep (omschrijving: PL1300-2023287431-6462165);
  • 1 STK Hashish (omschrijving: PL1300-2023287431-6462166);
  • 6 STK Verdovende Middelen (omschrijving: PL1300-2023287431-6462167, Wit, merk: Cocaïne);
  • 1 STK Hashish (omschrijving: PL1300-2023287431-6462168);
  • 30 STK Verdovende Middelen (omschrijving: PL1300-2023287431-6462170, Roze, merk: XTC);
  • 5 STK Verdovende Middelen (omschrijving: PL1300-2023287431-6462172, Blauw, merk: XTC);
  • 3 STK Verdovende Middelen (omschrijving: PL1300-2023287431-6462174, XTC);
  • 5 STK Verdovende Middelen (omschrijving: PL1300-2023287431-6462237, Groen/geel, merk: XTC);
  • 2 STK Verdovende Middelen (omschrijving: PL1300-2023287431-6462240, Wit, merk: Cocaïne).
Dit vonnis is gewezen door
mr. C. Huizing-Bruil, voorzitter,
mrs. B. Kuppens en mr. D.W. van Putten-de Waard, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.A.W. Boeve, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 oktober 2024.