Op 11 september 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een Poolse onderdaan op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). Het EAB, uitgevaardigd door de Poolse autoriteiten op 13 maart 2024, betreft de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die in Polen is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van zes maanden wegens het niet betalen van kinderalimentatie. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 28 augustus 2024 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was, bijgestaan door zijn raadsman en een tolk.
De verdediging voerde aan dat de overlevering op grond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) moest worden geweigerd, omdat de opgeëiste persoon niet op de juiste wijze was opgeroepen voor de zitting die leidde tot het vonnis van 10 september 2019. De officier van justitie betwistte dit en stelde dat de overlevering moest worden toegestaan. De rechtbank oordeelde dat de opgeëiste persoon tijdig was gedagvaard en dat er geen belemmeringen waren om de overlevering te weigeren op basis van artikel 12 OLW.
Daarnaast werd er een aanhoudingsverzoek gedaan door de verdediging, omdat de opgeëiste persoon recent een deel van de alimentatie had betaald en er een verzoek tot intrekking van het EAB was ingediend bij de Poolse autoriteiten. De rechtbank wees dit verzoek af, omdat er geen concrete onderbouwing was voor de intrekking van het EAB en het EAB nog steeds geldig was. Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat er geen weigeringsgronden waren en dat de overlevering kon plaatsvinden, waarbij de rechtbank de overlevering toestond.