ECLI:NL:RBAMS:2024:6046

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 september 2024
Publicatiedatum
3 oktober 2024
Zaaknummer
13-210727-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot kinderalimentatie

Op 11 september 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een Poolse onderdaan op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). Het EAB, uitgevaardigd door de Poolse autoriteiten op 13 maart 2024, betreft de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die in Polen is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van zes maanden wegens het niet betalen van kinderalimentatie. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 28 augustus 2024 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was, bijgestaan door zijn raadsman en een tolk.

De verdediging voerde aan dat de overlevering op grond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) moest worden geweigerd, omdat de opgeëiste persoon niet op de juiste wijze was opgeroepen voor de zitting die leidde tot het vonnis van 10 september 2019. De officier van justitie betwistte dit en stelde dat de overlevering moest worden toegestaan. De rechtbank oordeelde dat de opgeëiste persoon tijdig was gedagvaard en dat er geen belemmeringen waren om de overlevering te weigeren op basis van artikel 12 OLW.

Daarnaast werd er een aanhoudingsverzoek gedaan door de verdediging, omdat de opgeëiste persoon recent een deel van de alimentatie had betaald en er een verzoek tot intrekking van het EAB was ingediend bij de Poolse autoriteiten. De rechtbank wees dit verzoek af, omdat er geen concrete onderbouwing was voor de intrekking van het EAB en het EAB nog steeds geldig was. Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat er geen weigeringsgronden waren en dat de overlevering kon plaatsvinden, waarbij de rechtbank de overlevering toestond.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-210727-24
Datum uitspraak: 11 september 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 1 juli 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 13 maart 2024 door
the Regional Court of [geboorteplaats] ,Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1973 te [geboorteplaats] (Polen),
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
verblijvend op het adres:
[verblijfsadres] .
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 28 augustus 2024, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. M. de Klerk, advocaat te Haarlem en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen, met gelijktijdige schorsing van dat bevel.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een vonnis van
the District Court in Toruńvan 10 september 2019, referentienummer II K 697/19.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van zes maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Deze straf resteert nog geheel. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de overlevering op grond van artikel 12 OLW moet worden geweigerd, nu de opgeëiste persoon niet op de juiste wijze is opgeroepen voor de zitting die tot het vonnis van 10 september 2019 heeft geleid.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering moet worden toegestaan en dat artikel 12 OLW niet aan overlevering in de weg staat. Uit het EAB volgt dat de opgeëiste persoon in persoon is opgeroepen voor de zitting die tot het vonnis van 10 september 2019 heeft geleid.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat in onderdeel d) van het EAB is aangekruist dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen op het proces dat heeft geleid tot de beslissing in de zaak met referentienummer II K 697/19.
Uit het EAB in onderdeel d), in samenhang bezien met het A-formulier, blijkt echter dat de opgeëiste persoon op 3 september 2019, en daarmee tijdig, in persoon is gedagvaard voor de zitting. Ook volgt uit het EAB dat de opgeëiste persoon daarbij op de hoogte is gebracht van de datum en plaats van het proces dat tot de beslissing heeft geleid en dat hij ervan in kennis is gesteld dat een beslissing kon worden genomen wanneer hij niet op het proces zou verschijnen.
De rechtbank stelt vast dat sprake is van de omstandigheid als bedoeld in artikel 12, aanhef en onder a, OLW, waarmee de overlevering niet op grond van artikel 12 OLW mag worden geweigerd. Het verweer wordt verworpen.

4.Strafbaarheid: feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De opgeëiste persoon is in Polen veroordeeld wegens het niet betalen van kinderalimentatie voor zijn dochter terwijl hij daartoe verplicht was op grond van een schikking, tot stand gekomen bij
the District Courtin Torun.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd. De rechtbank stelt vast dat hieraan niet is voldaan. Het niet betalen van alimentatie levert naar Nederlands recht geen strafbaar feit op, nu uit het EAB niet volgt dat het kind door het niet betalen van de alimentatie in een hulpbehoevende situatie is terechtgekomen.
De rechtbank ziet echter aanleiding om van weigering op grond van artikel 7 OLW af te zien vanwege het navolgende. Het feit heeft geen aanknopingspunten met de Nederlandse rechtsorde, het feit is immers in Polen begaan, door een Poolse onderdaan tegen een andere Poolse onderdaan. Evenmin is sprake van een situatie waarin de opgeëiste persoon kan worden gelijkgesteld met een Nederlander, waardoor de straf niet door Nederland wordt overgenomen. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een weigering zou leiden tot straffeloosheid en dit moet naar het oordeel van de rechtbank dan ook worden voorkomen.
Concluderend staat artikel 7 OLW niet aan de overlevering van de opgeëiste persoon in de weg.

5.Aanhoudingsverzoek

Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair betoogd dat de overlevering moet worden geweigerd op grond van artikel 7 en 12 OLW. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de behandeling van het EAB aan te houden om af te wachten of de Poolse autoriteiten het EAB handhaven. De opgeëiste persoon heeft recent een substantieel deel van het verschuldigde geldbedrag aan alimentatie overgemaakt. De advocaat van de opgeëiste persoon in Polen heeft een verzoek bij de Poolse autoriteiten ingediend tot uitstel van de executie van de aan de opgeëiste persoon opgelegde straf en intrekking van het EAB. Dit verzoek zou volgens de raadsman kunnen leiden tot intrekking van het EAB. De raadsman heeft daarom subsidiair verzocht om de behandeling van de zaak aan te houden, om de uitkomst van die procedure af te wachten.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich verzet tegen het aanhoudingsverzoek. Het openbaar ministerie heeft navraag gedaan bij de uitvaardigende justitiële autoriteit en daaruit blijkt dat het EAB niet is ingetrokken. Bij email van 27 augustus 2024 is bericht ontvangen dat het EAB nog steeds van kracht is (“still valid”). Het is daarnaast onzeker of het verzoek aan de Poolse autoriteiten zal worden ingewilligd want zelfs als het hele bedrag aan alimentatie is voldaan, betekent dat niet dat de opgeëiste persoon zijn straf niet meer hoeft uit te zitten.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank wijst het verzoek tot aanhouding af. De raadsman heeft ten aanzien van de verzoek in Polen in het geheel geen stukken overgelegd. De brief die de raadsman op de zitting van de rechtbank heeft overgelegd heeft geen betrekking op de in Polen gestarte procedure. Bovendien is niet onderbouwd dat er concreet zicht is op intrekking van het EAB. De rechtbank is van oordeel dat aan de vordering ex artikel 23 OLW van de officier van justitie nog steeds een geldig EAB ten grondslag ligt. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de wens van de Poolse autoriteiten dat de opgeëiste persoon wordt overgeleverd, en ziet dan ook geen aanleiding om de zaak aan te houden in afwachting van het namens de opgeëiste persoon in Polen gedane verzoek tot uitstel van de executie van de aan de opgeëiste persoon opgelegde straf en tot intrekking van het EAB.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court of Toruń(Polen) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. J.G. Vegter en B.M. Vroom-Cramer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.M. Diender, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 11 september 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.