ECLI:NL:RBAMS:2024:6045
Rechtbank Amsterdam
- Eerste en enige aanleg
- A.J.R.M. Vermolen
- J.G. Vegter
- B.M. Vroom-Cramer
- Rechtspraak.nl
Verlofverlening voor overdracht van gegevens aan Amerikaanse autoriteiten in strafrechtelijk onderzoek
Op 11 september 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam in de zaak KRJ-I-2023035022 een beschikking gegeven op de vordering van de officier van justitie, mr. K. van der Schaft, om verlof te verlenen voor de overdracht van gegevens aan de justitiële autoriteiten van de Verenigde Staten van Amerika. Deze vordering was gebaseerd op artikel 5.1.10, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en betreft gegevens die zijn verzameld in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar onbekende personen, die verdacht worden van moord. De rechtbank heeft de officier van justitie in raadkamer gehoord op 28 augustus 2024, waarbij de autoriteiten van de VS verzochten om vertrouwelijke behandeling van het dossier. De rechtbank heeft besloten om af te zien van het oproepen van de betrokkenen, gezien de vertrouwelijkheid en de aard van het verzoek.
Het verzoek om rechtshulp is gedaan op basis van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika aangaande wederzijdse rechtshulp in strafzaken, ondertekend op 29 september 2004. De rechtbank heeft vastgesteld dat aan alle wettelijke eisen is voldaan en dat er geen wezenlijke belemmeringen zijn die de overdracht van de gegevens in de weg staan. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de inwilliging van het verzoek niet in strijd is met fundamentele beginselen van het Nederlandse strafprocesrecht.
De rechtbank heeft de relevante wetsartikelen, waaronder artikel 289 en 326 van het Wetboek van Strafrecht en verschillende artikelen van het Wetboek van Strafvordering, in overweging genomen. Uiteindelijk verleent de rechtbank het gevraagde verlof aan de officier van justitie om de gevorderde gegevens over te dragen aan de Amerikaanse autoriteiten, met inachtneming van de vereisten voor onverwijlde toezending.