ECLI:NL:RBAMS:2024:6041

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 oktober 2024
Publicatiedatum
3 oktober 2024
Zaaknummer
13/195939-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor underground banking en eenvoudig witwassen met vrijspraak voor gewoon witwassen

Op 2 oktober 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van (gewoonte)witwassen en het zonder vergunning verlenen van betaaldiensten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ondergronds bankieren en eenvoudig witwassen, maar sprak hem vrij van het medeplegen van gewoon witwassen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de herkomst van de gelden die aan de verdachte waren ten laste gelegd, en dat de verdachte niet kon worden aangemerkt als medepleger van het witwassen. De rechtbank heeft de omstandigheden van de zaak, waaronder de persoonlijke situatie van de verdachte, in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/195939-22
Datum uitspraak: 2 oktober 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te distrikt [geboorteland] op [geboortedag] 1966,
wonende op het adres [adres 1] ,
hierna: verdachte.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 augustus 2024. Verdachte was bij de behandeling van zijn strafzaak aanwezig. Op 2 oktober 2024 is het onderzoek ter terechtzitting gesloten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A. Kerkhoff, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. W.K. Cheng, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging op de terechtzitting, kort weergegeven – tenlastegelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van (gewoonte)witwassen van in totaal € 1.032.925,- (feit 1), het medeplegen van witwassen van een geldbedrag van € 62.235,- en drie auto’s (feit 2) en het medeplegen van het zonder vergunning van De Nederlandsche Bank het bedrijf/beroep van betaaldienstverlener uitoefenen door geldtransfers uit te voeren (ondergronds bankieren) (feit 3).
De gehele tenlastelegging is opgenomen in de bijlage bij dit vonnis.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Inleiding
Naar aanleiding van een in Nederland lopend onderzoek en van meldingen binnengekomen op verschillende momenten bij het Team Criminele Inlichtingen, is de verdenking ontstaan dat verdachte zich bezighoudt met witwassen van gelden en bankieren zonder vergunning. Hierop is het onderzoek Sparus gestart en is onder meer een camera op de woning van verdachte gericht. Uit de beelden blijkt volgens de politie dat er veelvuldig mensen met tassen de woning van verdachte in gingen. Deze tassen zouden voller lijken bij aankomst dan bij vertrek, of andersom. Er werd ook gezien dat verdachte de woning regelmatig verliet en met de auto verschillende adressen in en buiten Amsterdam bezocht. Op 10 januari 2023 is verdachte aangehouden en is de woning doorzocht. Daar zijn een groot bedrag aan contant geld, administratie, een geldtelmachine, vier auto’s en twee Samsungtelefoons in beslag genomen. Ook is briefgeld aangetroffen dat volgens de politie kan worden aangemerkt als zogenaamde tokens. Verdachte is op 12 januari 2023 heengezonden. Op 20 juni 2023 is verdachte wederom aangehouden en is nog een Samsung telefoon in beslag genomen.
3.2.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle drie de feiten kunnen worden bewezen. Verdachte heeft alle onder 1 en 3 genoemde transacties (met uitzondering van de transactie op 2 september 2022 met [persoon 1] ) uitgevoerd. Hiervoor had hij geen vergunning. Daarmee kan feit 3 worden bewezen. Dat het geld waarop deze transacties betrekking hebben, uit een concreet misdrijf afkomstig zijn, kan niet worden vastgesteld. De handelingen van verdachte en de feiten en omstandigheden waaronder deze zijn begaan, voldoen echter wel aan tal van witwastypologieën. Een witwasvermoeden is dan ook gerechtvaardigd en van verdachte mocht worden verwacht dat hij een verklaring zou geven voor de herkomst van deze gelden. Dit heeft hij echter niet gedaan. Gelet op het voorgaande kan het niet anders dan dat het geld afkomstig is uit enig misdrijf en verdachte wist dit ook. Feit 1 kan daarmee ook worden bewezen.
Ook kan worden bewezen dat verdachte het onder feit 2 genoemde geldbedrag en de Porsche Cayenne heeft witgewassen. Ten aanzien van de Volkswagen Golf, de Volkswagen Polo en de Audi A3 is de officier van justitie van mening dat niet kan worden bewezen dat deze van misdrijf afkomstig zijn. De officier van justitie vordert ten aanzien hiervan dan ook vrijspraak.
3.3.
Standpunt van de verdediging
De raadsman vraagt vrijspraak van het tenlastegelegde. De raadsman heeft ten aanzien van de feiten 1 en 3 aangevoerd dat deze feiten betrekking hebben op informatie die voortvloeit uit de analyse van de Samsungtelefoons. De telefoons waren echter in gebruik bij een familielid. Bij observaties door de politie met betrekking tot de vele bezoeken aan het huis van verdachte zijn geen geldbedragen waargenomen. In het onderzoek zijn al met al geen feiten en omstandigheden vastgesteld waaruit kan worden geconcludeerd dat het niet anders kan dan dat de ten laste gelegde geldbedragen uit enig misdrijf afkomstig zijn.
De raadsman heeft ten aanzien van feit 2 naar voren gebracht dat de ten laste gelegde geldbedragen te herleiden zijn naar een legale herkomst en dat dit is onderbouwd met stukken. Het onderzoek in deze zaak heeft geen bewijs van het tegendeel opgeleverd. De Volkswagen Golf is niet van verdachte maar van zijn zoon. De raadsman is van mening dat verdachte – onder overlegging van schriftelijke bescheiden – een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven voor de herkomst van alle geldbedragen en goederen.
3.4.
Oordeel van de rechtbank
3.4.1.
Vrijspraak van (gewoonte)witwassen (feit 1)
De rechtbank acht feit 1 niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt als volgt.
Toetsingskader
Voor een bewezenverklaring van het in de tenlastelegging van witwassen opgenomen bestanddeel “afkomstig uit enig misdrijf” is niet vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurige aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf. Dat een voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastegelegde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Indien door het openbaar ministerie feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat deze een concrete, min of verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft waaruit kan volgen dat het voorwerp niet uit misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat zo een verklaring van de verdachte mag worden verlangd houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet uit misdrijf afkomstig is. Wanneer de verdachte zo een verklaring heeft gegeven, ligt het vervolgens op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar die verklaring. Mede op basis van de resultaten van dat onderzoek zal moeten worden beoordeeld of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Indien een dergelijke verklaring is uitgebleven, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn bewijsoverwegingen.
Toepassing toetsingskader op deze zaak
De rechtbank zal hierna in rubriek 3.4.2. vaststellen dat verdachte 16 van de 17 in de tenlastelegging genoemde transacties heeft uitgevoerd in het kader van zogenoemd
underground banking. Van geen van deze transacties is komen vast te staan dat de overgedragen geldbedragen direct uit misdrijf afkomstig zijn, zodat er geen sprake is van een concreet aangeduid misdrijf. De vraag die vervolgens voorligt is of ten aanzien van voornoemde geldtransacties sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen.
De geldtransacties hebben plaatsgevonden onder omstandigheden die voldoen aan een aantal zogenoemde witwastypologieën. Zo gaat het om transacties met grote geldbedragen waarbij het geld vervoerd wordt in tassen. Ook zijn er bij verdachte diverse aantekeningen en administratie gevonden die duiden op administratie van ondergronds bankieren met illegale gelden. Er is namelijk sprake van versluierde administratie waarbij identificerende gegevens zoals een voornaam en een achternaam van personen ontbreken; er worden bijnamen gebruikt om personen aan te duiden. Verder is er bij een aantal transacties gebruik gemaakt van een token. Ook is er bij verdachte thuis een groot geldbedrag aangetroffen en beschikte verdachte over meerdere auto’s waarover hij op grond van zijn legale inkomen niet zou kunnen beschikken. Verdachte heeft bovendien in een gesprek dat is opgenomen in het dossier gezegd dat “je niet opvallend moet zijn op straat”.
Deze omstandigheden kunnen echter ook worden verklaard door de werkwijze van (illegaal) ondergronds bankieren op zichzelf. Gelet op de specifieke wijze van ondergronds bankieren kan daarom niet reeds uit het zich voordoen van deze witwastypologieën worden vastgesteld dat sprake is van een vermoeden van transacties met criminele gelden. Ondergronds bankieren is als zodanig niet uitsluitend gericht op criminele gelden en transacties via het systeem van ondergronds bankieren leveren op zich geen witwassen op. Hiervoor zijn aanvullende omstandigheden vereist die het vermoeden dat de geldbedragen uit enig misdrijf afkomstig zijn ondersteunen.
De rechtbank stelt vast dat van deze aanvullende omstandigheden niet is gebleken. Uit de vele WhatsApp-berichten en uit de observaties blijkt niet van een directe relatie met bijvoorbeeld een criminele organisatie of druggerelateerde feiten. Dat op 3 juni 2022 in een WhatsApp bericht wordt gezegd: “niet zo toch je moest in een stukje papier er zijn veel ogen op straat nex time better”, is bijvoorbeeld onvoldoende reden om zo’n relatie aan te nemen. Het zich bezighouden met ondergronds bankieren is bovendien op zichzelf een criminele activiteit die bijvoorbeeld versluierd taalgebruik (‘stoelen’) kan verklaren. De officier van justitie heeft als verdachte omstandigheden nog aangevoerd dat verdachte gebruik maakt van telkens dezelfde locaties om het geld op te halen of weg te brengen en dat verdachte vooral met Suriname werkt. Ook lijkt hij in ieder geval met twee andere bankiers te werken. Dit lijken echter eerder contra-indicaties te zijn voor ondergronds bankieren met crimineel geld, aangezien bij ondergronds bankieren met betrekking tot legaal geld juist sprake is van vaste locaties en een overwegend gedeelde etnische achtergrond. De rechtbank kan dan ook niet vaststellen dat het niet anders kan dan dat de ten laste gelegde transacties zijn verricht met geld afkomstig uit enig misdrijf. Om die reden spreekt de rechtbank verdachte vrij van feit 1.
3.4.2.
Medeplegen van bedrijfsmatig zonder vergunning van De Nederlandsche Bank verlenen van betaaldiensten (feit 3)
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat dit feit bewezen kan worden.
Bewijs en overwegingen
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende omstandigheden en feiten uit. [1]
Verdachte is gebruiker van de twee telefoons
In het onderzoek werd verdachte op 10 januari 2023 aangehouden en vond een doorzoeking plaats in zijn woning gelegen aan het [adres 2] . Daarbij werd een telefoon van het merk Samsung in beslag genomen met goednummer 62870751. [2] Op 20 juni 2023 werd verdachte opnieuw aangehouden en werd bij hem een telefoon aangetroffen en in beslag genomen met goednummer 6357070. [3] Uit het onderzoek naar telefoon met goednummer 62870751 zijn gebruikersregistraties naar voren gekomen, te weten [mail adres] , [mail adres] en [mail adres] . Ook werd in de kalender een afspraak aangetroffen met een huisarts op 4 oktober 2022 onder het e-mailadres [mail adres] . Aangetroffen werden ook de gegevens van twee creditcards – eindigend op nummers [nummer 1] en [nummer 1] – onder de namen [naam 1] en [naam 1] aangetroffen. In de telefoon staan onder ‘messages’ 774 WhatsApp berichten waarbij bij de chats [chat 1] (owner) als gebruiker wordt genoemd. De chats vonden plaats tussen
15 juni 2022 en 10 januari 2023, de datum waarop verdachte werd aangehouden.
In het onderzoek is vastgesteld dat de echtgenote van verdachte eigenaresse is van zowel rijschool [naam rijschool] als van [naam reisbureau] . In meerdere chats wordt de gebruiker (meneer) [naam 1] en/of [naam 1] genoemd. [4]
Uit het onderzoek naar de telefoon met goednummer 6357070 – die verdachte in zijn broekzak droeg ten tijde van de inbeslagname [5] – zijn de volgende gebruikersregistraties naar voren gekomen: [mail adres] , [mail adres] , [mail adres] en [naam 1] Facebook Id [nummer 1] . Ook werden de gegevens van een creditcard eindigend op nummer [nummer 1] aangetroffen. In de telefoon staan onder ‘messages’ 921 WhatsApp berichten waarbij bij de chats [chat 2] (owner) wordt genoemd. De chats vonden plaats tussen
6 februari 2023 en 20 juni 2023, de datum waarop verdachte voor de tweede keer werd aangehouden. Daarnaast blijkt dat verdachte sinds 24 januari 2023 eigenaar is van [naam bedrijf] en dat in de gegevens bij de Kamer van Koophandel het voornoemde telefoonnummer [telefoonnummer] en het e-mail adres [mail adres] zijn vermeld. [6]
De rechtbank is van oordeel dat verdachte de gebruiker is geweest van beide telefoons in de hiervoor genoemde periodes waarin de chats plaatsvonden. Verdachte heeft op de terechtzitting gezegd dat niet hij, maar zijn oom de telefoons gebruikte. De rechtbank vindt deze verklaring niet aannemelijk, gelet op de in de telefoons opgenomen gebruikersregistraties en gelet op de gebruiksperiodes die ieder eindigen op de dag dat verdachte werd aangehouden en de telefoons inbeslaggenomen. Eén van de telefoons is bovendien in de broekzak van verdachte aangetroffen.
Overige omstandigheden
De rechtbank betrekt in haar beoordeling dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bankieren zonder vergunning ook de volgende omstandigheden. Bij de doorzoeking op 10 januari 2023 van de woning van verdachte aan het [adres 2] werd diverse documentatie aangetroffen, te weten verschillende schriften en mapjes met daarin nummers en data, alsmede een geldtelmachine. Ook werden twee halve briefjes van € 5,- en een half briefje van € 20,- aangetroffen. De politie beschrijft dat hen ambtshalve bekend is dat dit “tokens” betreft. Bovendien worden grote bedragen aan contant geld aangetroffen in de woning, namelijk opgeteld meer dan € 62.235,-. [7]
Ten slotte blijkt uit diverse observaties en camerabeelden in de periode van 20 augustus 2022 tot en met 10 januari 2023 dat op verschillende dagen en tijdstippen verdachte’s woning aan het [adres 2] wordt bezocht door veel verschillende personen. Deze personen waren regelmatig in het bezit van een tas of rugzak die zij meenamen de woning in en ook weer meenamen de woning uit. In sommige gevallen werd door de politie gezien dat de meegedragen tas of rugzak voller of leger was bij het verlaten van de woning dan bij binnenkomst. [8]
Gezien het voorgaande, in samenhang bezien met de chats die hierna worden besproken, stelt de rechtbank vast dat deze betrekking hebben op ondergronds bankieren en dat verdachte transacties uitvoerde.
Chats en transacties
De 17 transacties waarop de beschuldiging is gebaseerd zijn afkomstig uit berichten op de voornoemde inbeslaggenomen telefoons.
Telefoon met goednummer 6287051:
20 december 2022 € 15.000,-
Op 20 december 2022 heeft [naam 2] contact met de gebruiker van het nummer [nummer 2] — [persoon 1] , waarbij de volgende chat (chat 54-55) voorkomt: [9]
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat een transactie van € 15.000,- is voltooid. Op de vraag van [persoon 1] : “is het gelukt”, antwoordt [naam 2] namelijk: “Ja”.
3 en 4 januari 2023 € 130.000,-
Op 4 januari 2023 heeft [naam 2] contact met [persoon 2] , waarbij de volgende chat (689) en afbeeldingen voorkomen: [10]
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat een transactie van € 130.000,- is voltooid. Op 4 januari 2023 bericht [naam 2] namelijk aan [persoon 2] : “ik heb [naam 14] gisteren 30 + 50 + vandaag 50 uitbetaald”. In samenhang bezien met de afbeeldingen die zijn verstuurd, stelt de rechtbank vast dat het hier om € 30.000,- en (tweemaal) € 50.000,- gaat.
9 december 2022 € 29.750,-
Op 9 december 2022 heeft [naam 2] contact met [persoon 3] , waarbij de volgende chat (77) voorkomt: [11]
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat een transactie van € 29.750,- is voltooid. Op 9 december 2022 bericht [persoon 3] aan namelijk aan [naam 2] : “in plaats van 40k geleverd 29.750”.
2 september 2022 € 30.000,-
Op 2 september 2022 heeft [naam 2] contact met [persoon 1] , waarbij de volgende chat (409) voorkomt:
Op 3 september 2022 bericht [persoon 1] aan [naam 2] : “ik ben het niet gaan halen, te veel klein. Wanneer kan het?”
Net als de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet bewezen kan worden dat deze transactie is voltooid en de rechtbank zal verdachte daarvan vrijspreken.
13 november 2022 € 60.955,-
Op 13 november heeft [naam 2] contact met [persoon 1] , waarbij de volgende chat (409) voorkomt: [12]
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat een transactie van € 60.955,- is voltooid. Op 13 november 2022 bericht [naam 2] aan [persoon 1] : “Ok komt goed” en er zijn nadien geen andere berichten die het tegendeel impliceren.
9 december 2022 € 40.000,-
Op 9 december heeft [naam 2] contact met [persoon 4] , waarbij de volgende chat voorkomt: [13]
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat een transactie van € 40.000,- is voltooid. Op 9 december 2022 bericht [persoon 4] aan [naam 2] : “Excuses! Die 40 had ik niet meegerekend.” en [naam 2] bericht: “Ik had je 40 euro laatst apart gegeven”. Gezien de overige berichten stelt de rechtbank vast dat het hier om € 40.000,- gaat.
29 december 2022 € 20.000,-
Op 29 december 2022 heeft [naam 2] contact met [persoon 5] waarbij de volgende chat (524) voorkomt: [14]
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat een transactie van € 20.000,- is voltooid. Ene [persoon 6] komt 20 “stoelen” ophalen bij [persoon 7] . Op 29 december 2022 bericht [naam 2] aan [persoon 5] : “een verzoek of jullie mrs [persoon 6] binnen wil uitbetalen”. [naam 2] schrijft tot slot aan het einde van het gesprek: “heb al”. Gelet op deze berichten, in samenhang bezien met de berichten hiervoor en de bevindingen die hiervoor zijn beschreven met betrekking tot [persoon 7] , stelt de rechtbank vast dat een stoel versluierd taalgebruik is en dat hiermee € 1.000,- wordt bedoeld.
28 augustus 2022 € 25.500,-
Op 28 augustus 2022 heeft [naam 2] contact met [persoon 8] waarbij de volgende chat (360) voorkomt: [15]
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat een transactie van € 25.500,- is voltooid. Op 29 augustus 2022 vraagt [persoon 8] : “25500 correct?” en [naam 2] bevestigt dat.
20 augustus 2022 € 30.000,-
Op 20 augustus 2022 heeft [naam 2] contact met [persoon 9] waarbij de volgende chat (390) voorkomt: [16]
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat een transactie van € 30.000,- is voltooid. Op 21 augustus 2022 bericht [persoon 9] aan [naam 2] : “ik ben over een uurtje bij je” en bericht hij (zoals de rechtbank begrijpt): “ben er”.
10 oktober 2022 € 133.400,-
Op 10 oktober 2022 heeft [naam 2] contact met [persoon 10] waarbij de volgende chat voorkomt: [17]
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat een transactie van € 133.400,- is voltooid. Op 10 oktober 2022 bericht [persoon 10] namelijk aan [naam 2] : “hij gaat 133400 bij u zetten” en iets later vraagt [persoon 10] aan [naam 2] : “Hoeveel heeft hij precies gegeven?” waarop [naam 2] antwoordt: “133400”.
11 november 2022 € 192.600,-
Op 10 en 11 november heeft [naam 2] contact met [persoon 10] waarbij de volgende chat voorkomt: [18]
Op 10 november 2022 bericht [naam 2] aan [persoon 10] : “laatste bericht gisteren gekregen” en “Schreef [naam 3] friend”. Ook bericht hij om 20:37 uur die dag: “hij is al gekomen”. Uit de camerabeelden blijkt dat om 20:31 uur is te zien dat de verdachte met een onbekende man met een beigekleurige (sport)tas over zijn schouder vanaf de korte zijde bij de woning aankomt. De vrouw van verdachte komt aanlopen via de lange zijde. Verdachte opent de voordeur van de woning, waarna alle drie de personen de woning betreden en de voordeur wordt gesloten. Om 20:35 uur komt de onbekende man de woning weer uitgelopen. Hij draagt de beige kleurige (sport)tas over zijn linkerschouder en loopt weg via de korte zijde. [19]
De rechtbank stelt op grond van de chats, in samenhang bezien met de camerabeelden, vast dat een transactie van € 192.600,- heeft plaatsgevonden.
Telefoon met goednummer 6357070:
2 juni 2023 € 27.850,-
Op 2 juni 2023 heeft [naam 4] contact met [naam 5] waarbij de volgende chat (661) voorkomt: [20]
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat een transactie van € 27.850,- is voltooid. Op 2 juni 2023 vraagt [naam 5] aan [naam 4] : “you have 27850 euros there?” [naam 4] antwoordt daarop met: “Morning yes I have” en [naam 5] stuurt een token. [naam 4] antwoordt: “ok is ready”, waarop [naam 5] zegt: “Thank you”.
8 juni 2023 € 150.810,- (€ 86.250,-)
In de periode van 4 juni 2023 tot en met 17 juni 2023 heeft [naam 4] veelvuldig contact met [naam 6] in chat 818, zoals hierna weergegeven. [21] Er wordt gesproken over diverse bedragen waarvan het openbaar ministerie de bevestiging vindt in chats op diverse dagen en ook met anderen dan [naam 6] .
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat een transactie van € 20.720,- is voltooid. Dit bedrag wordt op 4 juni 2023 besproken tussen [naam 4] en [naam 6] . Op die dag bericht [naam 6] aan [naam 4] : “ [naam 7] 20.270” en [naam 4] laat weten op welk adres hij te vinden is. Op 5 juni 2023 vraagt [naam 4] aan [naam 6] : “Morning hoe laat breng je” en later op de dag bericht hij: “Ik ben er al precies zelfde plek als vorige keer”.
Een bedrag van € 51.260,- wordt besproken in een chat 902 tussen [naam 4] en [naam 8] . Daarin komt het volgende voor: [22]
Op 8 juni 2023 bericht [naam 4] aan [naam 8] : “Van [naam 7] is binnen”. Als [naam 8] vraagt: “Hoeveel is het?” antwoordt [naam 4] : “ [naam 7] 51.260. Dit bericht sluit aan op een eerder bericht van 7 juni 2023 tussen [naam 4] en [naam 6] in chat 818:
Op 7 juni 2023 bericht [naam 6] aan [naam 4] : “ [naam 7] 51.260” en op 8 juni 2023 bericht [naam 4] aan [naam 8] : “Van [naam 7] is binnen”. De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat een transactie van € 51.260,- is voltooid.
De officier van justitie is van mening dat ook de overdracht van een bedrag van € 34.720,- op 19 juni 2023 kan worden bewezen. De rechtbank is echter van oordeel dat alleen de overdracht van € 14.720 kan worden bewezen. In chat 561 wordt het volgende gezegd: [23]
Op 19 juni 2023 bericht [naam 9] aan [naam 4] : “Ik kan deze vandaag een 14720 geven kan ik bellen” en [naam 4] antwoordt aan [naam 9] : “ik heb al ontvangen”. De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat een transactie van € 14.720,- is voltooid. Weliswaar wordt blijkens de chats gesproken over een (verzochte) transactie van € 34.720,-, maar enkel een deel hiervan, groot € 14.720,- is daadwerkelijk uitgevoerd.
De rechtbank is van oordeel dat de overdracht van bedragen van € 20.720,-, € 51.260,- en € 14.720,-, optellend tot een bedrag van € 86.250,- kan worden bewezen. Van het overige deel zal de rechtbank verdachte dan ook vrijspreken.
8 juni 2023 € 46.060,-
Op 8 juni 2023 heeft [naam 4] contact met [naam 8] waarbij de volgende chat (902) voorkomt: [24]
Op 8 juni 2023 vraagt [naam 8] aan [naam 4] : “kunt u ff bellen en afstemmen” met een foto van een notitie met daarop het bedrag van € 46.060,- en de naam en telefoonnummer van de persoon die kennelijk gebeld moet worden.
Uit een andere chat (548, zoals hierna weergegeven) [25] volgt dat [naam 4] op dezelfde dag contact heeft met de betrokken persoon en deze bericht aan [naam 4] : “heb oogehasld”, wat de rechtbank begrijpt als een verschrijving van opgehaald”.
De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat een transactie van € 46.060,- is voltooid.
26 mei en 6 juni 2023 € 11.000,-
Op 26 mei 2023 heeft [naam 4] contact met [naam 3] waarin de volgende chat (895) voorkomt: [26]
Op 26 mei 2023 vraagt [naam 3] aan [naam 4] : “kan je 9 kop voor me doen” en [naam 4] antwoordt: “Morning bij [persoon 7] ”. En iets later antwoordt [naam 4] : “Ze zegt over 2 uurtjes”.
De chat gaat op 6 juni verder: [27]
Op 6 juni 2023 heeft [naam 4] weer contact met [naam 3] die vraagt: “Kan je 2 kop voor me doen” en vraagt: “kan ik zo gaan”. [naam 4] antwoordt: “Ja wel ik heb al doorgegeven”.
Het is een feit van algemene bekendheid dat met een “kop” € 1.000,00 wordt bedoeld. Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat transacties van € 9.000,00 en € 2.000,00 zijn voltooid.
12 en 17 juni 2023 € 55.000,- (35.000,-)
Op 12 juni 2023 heeft [naam 4] contact met [naam 10] waarin de volgende chat (914) voorkomt: [28]
Op 12 juni 2023 vraagt [naam 4] of hij door iemand nu 25 stoelen kan laten ophalen. [naam 10] antwoordt daarop met “ [naam 11] heeft 25 gehad”.
Op 17 juni 2023 heeft [naam 4] weer contact met [naam 10] waarin de volgende chat (914) voorkomt:
Op 17 juni 2023 vraagt [naam 10] : “graag nu 10 stoelen” en stuurt een kopie ID van de persoon die het geld komt ophalen. Hij zegt daarbij: “nu” en [naam 4] antwoordt: “ok”.
De rechtbank is gezien het voorgaande van oordeel dat de overdracht van € 25.000,- en €10.000,- kan worden bewezen. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat hiervoor al is vastgesteld dat een “stoel” versluierd taalgebruik is voor € 1.000.-.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de overdracht van een bedrag van € 25.000,- op 12 juni 2023 en een bedrag van € 10.000,- op 17 juni wel kan worden bewezen, maar dat ten aanzien van andere bedragen niet duidelijk is of er daadwerkelijk afspraken worden gemaakt om het geld op te halen dan wel af te leveren. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het overige bedrag.
2 juni 2023 € 35.000,-
Op 2 juni 2023 heeft [naam 4] contact met [naam 12] waarin de volgende chat (897) [29] voorkomt:
[naam 4] bericht aan [naam 12] dat als [naam 13] belt, hij hem 35d kan geven, waarop [naam 12] antwoordt met: “Maar ik bel en rege met hem tijd”.
In een andere chat (567, zoals hierna weergegeven [30] ) neemt [naam 13] op 1 juni 2023 contact op met [naam 4] . Op 2 juni 2023 vraagt [naam 4] : “IS HET GEREGELD” en [naam 13] zegt: “Jazeker. Dank u”. Deze transactie is voltooid.
Conclusie feit 3
De rechtbank acht gelet op de hierboven opgesomde bewijsmiddelen het tenlastegelegde ondergronds bankieren bewezen. Verdachte beschikte niet over een vergunning van De Nederlandsche Bank, maar verrichtte wel tezamen en in vereniging met anderen activiteiten die kunnen worden gekwalificeerd als betaaldienstverlening. De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat de tenlastegelegde transacties plaatsvonden buiten het formele geldcircuit. De rechtbank gaat hierbij uit van 16 geldtransacties ter waarde van € 918.365,- in de periode van 20 augustus 2022 tot en met 17 juni 2023. Van het meerdere dient verdachte te worden vrijgesproken.
3.4.3.
Witwassen (feit 2)
Partiële vrijspraak
De rechtbank acht niet bewezen wat onder feit 2 met betrekking tot de auto’s (Porsche Cayenne, Volkswagen Polo, Volkswagen Golf en Audi A3) is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
De rechtbank verwijst naar het toetsingskader witwassen zoals dat onder 3.4.1 is weergegeven. Door de raadsman is aangevoerd dat de Porsche Cayenne is gekocht voor € 18.000,- met het geld dat is verkregen uit een lening van € 15.000,-. Als de rechtbank zou vaststellen dat sprake is van een witwasvermoeden ten aanzien van de Porsche Cayenne, oordeelt zij dat sprake is van een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring over de herkomst van het aankoopbedrag, die bovendien is onderbouwd met stukken. Daarom zou het op de weg van het Openbaar Ministerie liggen om hier nader onderzoek naar te doen. Van nader onderzoek naar deze verklaring is echter niet gebleken. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat uit gegevens van de Belastingdienst blijkt dat de overgebleven € 3.000,- evenmin uit legaal inkomen afkomstig kan zijn. De rechtbank is echter van oordeel dat het bedrag van € 3.000,- niet dermate hoog is, dat het niet anders kan zijn dan dat het uit misdrijf afkomstig is.
Met betrekking tot de Volkswagen Polo, de Volkswagen Golf en de Audi A3 is op de terechtzitting duidelijk geworden dat deze auto’s waren geleased en dat twee daarvan inmiddels zijn teruggegeven. Zowel de officier van justitie als de raadsman heeft vrijspraak gevraagd voor deze feiten. Nu niet kan worden bewezen dat deze auto’s zijn aangeschaft met geld afkomstig uit enig misdrijf, spreekt de rechtbank verdachte daarvan vrij.
Bewijsmotivering
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het eenvoudig witwassen van een bedrag van € 62.235,-.
Bij de doorzoeking van de woning van verdachte aan het [adres 2] op 10 januari 2023 werd een bedrag van meer dan € 62.235,- aangetroffen en inbeslaggenomen, zoals hiervoor in rubriek 3.4.2 al is weergegeven. Ook werd administratie inbeslaggenomen. Deze is door de politie gedigitaliseerd. Hierin wordt melding gemaakt van 426 transacties in de periode van 18 maart tot en met 12 juli, zonder dat nader is gespecificeerd om welk jaar het gaat. Uit de transacties is op te maken dat verdachte in een periode van net geen 4 maanden een provisie heeft verdiend van € 26.207,- op transacties die door klanten op een andere locatie zijn ingelegd en een bedrag van € 52.231,- aan provisie op bedragen die door klanten bij verdachte zijn ingelegd. In totaal is dat een bedrag van € 78.438,- aan provisie over 4 maanden. [31]
Uitgaande van de door de rechtbank bewezen periode van ondergronds bankieren van 20 augustus 2022 tot en met 17 juni 2023, ofwel bijna 10 maanden, zou verdachte op grond van de door de politie gemaakte berekeningen een provisiebedrag van € 196.000 hebben kunnen opstrijken. De rechtbank acht gezien het voorgaande bewezen dat verdachte het bedrag van € 62.235,- voorhanden heeft gehad uit dit eigen misdrijf.
De rechtbank ziet onvoldoende aanknopingspunten om te kunnen oordelen dat verdachte hierbij nauw en bewust heeft samengewerkt met anderen en zal verdachte daarom vrijspreken van het medeplegen van dit feit.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 3 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
Feit 2:
op 10 januari 2023 te Amsterdam een contant geldbedrag van € 62.235,- voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dat geheel - onmiddellijk - afkomstig was uit eigen misdrijf;
Feit 3:
in de periode van 20 augustus 2022 tot en met 17 juni 2023 in Nederland en/of Suriname tezamen en in vereniging met anderen, met een zetel in Nederland, opzettelijk en zonder vergunning van De Nederlandsche Bank het bedrijf van betaaldienstverlener heeft uitgeoefend als bedoeld in artikel 2:3a lid 1 van de Wet op het Financieel Toezicht, immers hebben verdachte en zijn mededaders ten behoeve van en/of op verzoek van (onbekend gebleven) begunstigden en/of (onbekend gebleven) betalers en/of (onbekend gebleven) anderen (contante) geldtransacties uitgevoerd en/of voor rekening van een of meer van voornoemde begunstigden en/of betalers ontvangen en/of beschikbaar gesteld en/of gehouden bestaande uit meerdere geldtransacties (ter waarde van in totaal € 918.365) te weten:
  • een geldbedrag van € 15.000,- in de vorm van een geldtransactie op 20 december 2922;
  • een geldbedrag van € 130.000,- in de vorm van een geldtransactie op 4 januari 2023;
  • een geldbedrag van € 29.750,- in de vorm van een geldtransactie op 9 december 2022;
  • een geldbedrag van € 60.955,- in de vorm van een geldtransactie op 13 november 2022;
  • een geldbedrag van € 40.000,- in de vorm van een geldtransactie in de periode van 30 november 2022 tot en met 9 december 2022;
  • een geldbedrag van € 20.000,- in de vorm van een geldtransactie op 29 december 2022;
  • een geldbedrag van € 25.500,- in de vorm van een geldtransactie op 29 augustus 2022;
  • een geldbedrag van € 30.000,- in de vorm van een geldtransactie op 21 augustus 2022;
  • een geldbedrag van € 133.400,- in de vorm van een geldtransactie op 10 oktober 2022;
  • een geldbedrag van € 192.600,- in de vorm van een geldtransactie op 11 november 2022;
  • een geldbedrag van € 27.850,- in de vorm van een geldtransactie op 2 juni 2023;
  • een geldbedrag van € 86.250,- in de vorm van 3 geldtransacties in de periode van 5 juni 2023 tot en met 17 juni 2023;
  • een geldbedrag van € 46.060,- in de vorm van een geldtransactie op 8 juni 2023;
  • een geldbedrag van € 11.000,- in de vorm van 2 geldtransacties op 26 mei 2023 en 6 juni 2023;
  • een geldbedrag van € 35.000,- in de vorm van 2 geldtransacties op 12 juni 2023 en 17 juni 2023;
  • een geldbedrag van € 35.000,- in de vorm van een geldtransactie op 2 juni 2023.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om bij een eventuele strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Hij verkeert in slechte gezondheid, heeft een WIA-uitkering en schulden. Verdachte heeft bovendien geen relevante justitiële documentatie.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van 10 maanden schuldig gemaakt aan (het medeplegen van) ondergronds bankieren en heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan eenvoudig witwassen van een bedrag van € 62.235,-. Hij heeft voor derden (internationale) geldtransfers uitgevoerd en onderhield via telefoon en WhatsApp contact met medeverdachten. Het witwassen van geld en ondergronds bankieren vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Daarnaast wordt het door de overheid ingestelde toezicht op het betalingsverkeer ondermijnd. Onvergunde betaaldienstverlening vormt gezien het voorgaande dan ook een risico op witwassen en terrorismefinanciering. Dit zijn dan ook ernstige feiten.
De rechtbank heeft kennis genomen van het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 2 februari 2024. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Omdat de rechtbank niet bewezen acht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van (gewoonte)witwassen, zal zij bij de straftoemeting afwijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank vindt al met al een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk passend en geboden.

8.Beslag

Onder verdachte zijn volgens de beslaglijst d.d. 24 april 2024 de volgende voorwerpen in beslag genomen (met daarachter de goednummers en de nummers van de beslaglijst):
  • een telefoontoestel (6357070) (13);
  • personenauto, Porsche Cayenne (6110892) (7);
  • personenauto, Volkswagen Golf (6041416) (6);
  • een geldbedrag CHF 300,- (6384524) (8);
  • een geldbedrag AED 1.910,- (6384521) (9);
  • een geldbedrag GBP 440,- (6287191) (10);
  • een geldbedrag MAD 870,- (6384536) (11);
  • een geldbedrag SRD 5.860,- (6384489) (12);
  • een geldbedrag EUR 240,- (6287641) (1);
  • een geldbedrag EUR 125,- (6287641) (2);
  • een geldbedrag EUR 100,- (628647) (3);
  • een geldbedrag EUR 100,- (628656) (4);
  • een geldbedrag EUR 250,- (6287660) (5);
8.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie verzoekt om de volgende goederen verbeurd te verklaren: de goederen onder nummers 1, 2, 3, 4, 5, 7, 8, 9, 10 & 11 en het goed onder nummer 13 te onttrekken aan het verkeer. De auto onder nummer 6 kan worden teruggegeven aan verdachte.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gevraagd om teruggave van alle inbeslaggenomen goederen omdat deze naar de mening van de raadsman niet van misdrijf afkomstig zijn.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
8.3.1.
Verbeurdverklaring
De voorwerpen genoemd onder de nummers 1, 2, 3, 4, 5, 8, 9, 10 en 11 behoren aan verdachte toe. Hij kan deze voorwerpen geheel of ten dele ten eigen bate aanwenden. Nu deze voorwerpen door middel van of uit de baten van het onder 3 bewezen geachte zijn verkregen, worden deze voorwerpen verbeurdverklaard.
De rechtbank overweegt daarnaast als volgt. Niet op een beslaglijst opgenomen is een aantal geldbedragen, die wel terugkomen in het dossier gevoegde kennisgevingen van inbeslagneming. Het gaat om de volgende bedragen:
een geldbedrag van EUR 19.760,- (goednummer 6286941)
een geldbedrag van EUR 4.900,- (goednummer 6286943)
een geldbedrag van EUR 9.750,- (goednummer 6286944)
een geldbedrag van EUR 10.050,- (goednummer 6286946)
een geldbedrag van EUR 17.875,- (goednummer 6286947).
In totaal betreft het een bedrag van € 62.335,- Met betrekking tot dit bedrag is door het openbaar ministerie geen vordering gedaan. Deze voorwerpen zijn geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van het onder 3 bewezen geachte verkregen en met betrekking tot deze voorwerpen is het onder feit 2 bewezen geachte begaan. Voor zover er nog een beslissing nodig is, verklaart de rechtbank een bedrag van € 62.235,- verbeurd. De overige € 100,00 zal de rechtbank hierna teruggeven aan verdachte.
8.3.2.
Onttrekking aan het verkeer
Nu het voorwerp onder nummer 13 aan verdachte toebehoort en met behulp hiervan het onder 3 bewezen geachte is begaan en het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, wordt dit voorwerp onttrokken aan het verkeer.
8.3.3.
Teruggave aan verdachte
Aan verdachte worden teruggegeven de voorwerpen onder nummers 6 en 7. Deze voorwerpen behoren aan verdachte toe en zijn niet voor onttrekking aan het verkeer of verbeurdverklaring vatbaar.
Met referte aan de niet op de beslaglijst opgenomen geldbedragen vermeld onder 8.3.1. wordt aan verdachte teruggegeven een bedrag van EUR 100,-.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57 en 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 2:3a van de Wet op het financieel toezicht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
2.

eenvoudig witwassen

3.

medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 2:3a, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.

Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
10 (tien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot 4 (vier) maanden, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Verklaart verbeurd:
  • een telefoontoestel (6357070) (13);
  • een geldbedrag CHF 300,- (6384524) (8);
  • een geldbedrag AED 1.910,- (6384521) (9);
  • een geldbedrag GBP 440,- (6287191) (10);
  • een geldbedrag MAD 870,- (6384536) (11);
  • een geldbedrag SRD 5.860,- (6384489) (12);
  • een geldbedrag EUR 240,- (6287641) (1);
  • een geldbedrag EUR 125,- (6287641) (2);
  • een geldbedrag EUR 100,- (628647) (3);
  • een geldbedrag EUR 100,- (628656) (4);
  • een geldbedrag EUR 250,- (6287660) (5);
  • een geldbedrag van EUR 19.760,- (goednummer 6286941)
  • een geldbedrag van EUR 4.900,- (goednummer 6286943)
  • een geldbedrag van EUR 9.750,- (goednummer 6286944)
  • een geldbedrag van EUR 10.050,- (goednummer 6286946)
  • een geldbedrag van EUR 17.875,- (goednummer 6286947)
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
- een telefoontoestel (6357070) (13);
Gelast de teruggave aan [verdachte] van:
  • personenauto, Porsche Cayenne (6110892) (7);
  • personenauto, Volkswagen Golf (6041416) (6);
  • een geldbedrag EUR 100,- (uit 6286941, 6286943, 6286944, 6286946 of 6286947).
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.B.W. Beekman, voorzitter,
mrs. A.C.J. Klaver en G. Demmink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.C. Roodenburg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 oktober 2024.
[...]

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen p. ZD01 01 0097.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. ZD01 01 0187.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. ZD01 01 0097 t/m 0099.
5.Een geschrift, te weten een kennisgeving van inbeslagneming van 20 juni 2023 met nummer PL1300-2022156060-49, opgemaakt door [persoon 11] en [persoon 12] , p. AD 02 0051.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. ZD01 01 0186 t/m 0188.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. ZD01 01 0075 t/m 0078.
8.Processen-verbaal van bevindingen, (telkens) v.a. p. ZD01 02 0057, 0061, 0065, ZD01 03 0001, 0008, 0021,0038, 0049, 0056, 0063, 0067, 0073, 0082, 0091, 0107, 0119, 0142, 0153, 0164, 0170, 0175, 0200, 0209 & 0215.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. ZD01 01 102.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. ZD01 01 105.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. ZD01 01 0112.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. ZD01 01 0113
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. ZD01 0114-0115
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. ZD 01 0138
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. ZD01 01 0139.
16.Proces-verbaal van bevindingen, p. ZD01 01 0139.
17.Proces-verbaal van bevindingen, p. ZD01 01 0145.
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. ZD01 01 0146
19.Proces-verbaal van bevindingen, p. ZD01 01 0146.
20.Proces-verbaal van bevindingen, p. ZD01 01 0191 en 0192.
21.Proces-verbaal van bevindingen, p. ZD01 01 0192.
22.Proces-verbaal van bevindingen, p. ZD01 01 0194.
23.Proces-verbaal van bevindingen, p. ZD01 01 0194.
24.Proces-verbaal van bevindingen, p. ZD01 01 0195.
25.Proces-verbaal van bevindingen, p. ZD01 01 0195.
26.Proces-verbaal van bevindingen, p. ZD01 01 0197.
27.Proces-verbaal van bevindingen, p. ZD01 01 0198.
28.Proces-verbaal van bevindingen, p. ZD01 01 0199.
29.Proces-verbaal van bevindingen, p. ZD01 01 0212.
30.Proces-verbaal van bevindingen, p. ZD01 01 0212.
31.Proces-verbaal van bevindingen, p. ZD01 01 0165 t/m 0167.