3.4.2.Medeplegen van bedrijfsmatig zonder vergunning van De Nederlandsche Bank verlenen van betaaldiensten (feit 3)
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat dit feit bewezen kan worden.
Bewijs en overwegingen
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende omstandigheden en feiten uit.
Verdachte is gebruiker van de twee telefoons
In het onderzoek werd verdachte op 10 januari 2023 aangehouden en vond een doorzoeking plaats in zijn woning gelegen aan het [adres 2] . Daarbij werd een telefoon van het merk Samsung in beslag genomen met goednummer 62870751.Op 20 juni 2023 werd verdachte opnieuw aangehouden en werd bij hem een telefoon aangetroffen en in beslag genomen met goednummer 6357070.Uit het onderzoek naar telefoon met goednummer 62870751 zijn gebruikersregistraties naar voren gekomen, te weten [mail adres] , [mail adres] en [mail adres] . Ook werd in de kalender een afspraak aangetroffen met een huisarts op 4 oktober 2022 onder het e-mailadres [mail adres] . Aangetroffen werden ook de gegevens van twee creditcards – eindigend op nummers [nummer 1] en [nummer 1] – onder de namen [naam 1] en [naam 1] aangetroffen. In de telefoon staan onder ‘messages’ 774 WhatsApp berichten waarbij bij de chats [chat 1] (owner) als gebruiker wordt genoemd. De chats vonden plaats tussen
15 juni 2022 en 10 januari 2023, de datum waarop verdachte werd aangehouden.
In het onderzoek is vastgesteld dat de echtgenote van verdachte eigenaresse is van zowel rijschool [naam rijschool] als van [naam reisbureau] . In meerdere chats wordt de gebruiker (meneer) [naam 1] en/of [naam 1] genoemd.
Uit het onderzoek naar de telefoon met goednummer 6357070 – die verdachte in zijn broekzak droeg ten tijde van de inbeslagname– zijn de volgende gebruikersregistraties naar voren gekomen: [mail adres] , [mail adres] , [mail adres] en [naam 1] Facebook Id [nummer 1] . Ook werden de gegevens van een creditcard eindigend op nummer [nummer 1] aangetroffen. In de telefoon staan onder ‘messages’ 921 WhatsApp berichten waarbij bij de chats [chat 2] (owner) wordt genoemd. De chats vonden plaats tussen
6 februari 2023 en 20 juni 2023, de datum waarop verdachte voor de tweede keer werd aangehouden. Daarnaast blijkt dat verdachte sinds 24 januari 2023 eigenaar is van [naam bedrijf] en dat in de gegevens bij de Kamer van Koophandel het voornoemde telefoonnummer [telefoonnummer] en het e-mail adres [mail adres] zijn vermeld.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte de gebruiker is geweest van beide telefoons in de hiervoor genoemde periodes waarin de chats plaatsvonden. Verdachte heeft op de terechtzitting gezegd dat niet hij, maar zijn oom de telefoons gebruikte. De rechtbank vindt deze verklaring niet aannemelijk, gelet op de in de telefoons opgenomen gebruikersregistraties en gelet op de gebruiksperiodes die ieder eindigen op de dag dat verdachte werd aangehouden en de telefoons inbeslaggenomen. Eén van de telefoons is bovendien in de broekzak van verdachte aangetroffen.
Overige omstandigheden
De rechtbank betrekt in haar beoordeling dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bankieren zonder vergunning ook de volgende omstandigheden. Bij de doorzoeking op 10 januari 2023 van de woning van verdachte aan het [adres 2] werd diverse documentatie aangetroffen, te weten verschillende schriften en mapjes met daarin nummers en data, alsmede een geldtelmachine. Ook werden twee halve briefjes van € 5,- en een half briefje van € 20,- aangetroffen. De politie beschrijft dat hen ambtshalve bekend is dat dit “tokens” betreft. Bovendien worden grote bedragen aan contant geld aangetroffen in de woning, namelijk opgeteld meer dan € 62.235,-.
Ten slotte blijkt uit diverse observaties en camerabeelden in de periode van 20 augustus 2022 tot en met 10 januari 2023 dat op verschillende dagen en tijdstippen verdachte’s woning aan het [adres 2] wordt bezocht door veel verschillende personen. Deze personen waren regelmatig in het bezit van een tas of rugzak die zij meenamen de woning in en ook weer meenamen de woning uit. In sommige gevallen werd door de politie gezien dat de meegedragen tas of rugzak voller of leger was bij het verlaten van de woning dan bij binnenkomst.
Gezien het voorgaande, in samenhang bezien met de chats die hierna worden besproken, stelt de rechtbank vast dat deze betrekking hebben op ondergronds bankieren en dat verdachte transacties uitvoerde.
Chats en transacties
De 17 transacties waarop de beschuldiging is gebaseerd zijn afkomstig uit berichten op de voornoemde inbeslaggenomen telefoons.
Telefoon met goednummer 6287051:
20 december 2022 € 15.000,-
Op 20 december 2022 heeft [naam 2] contact met de gebruiker van het nummer [nummer 2] — [persoon 1] , waarbij de volgende chat (chat 54-55) voorkomt:
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat een transactie van € 15.000,- is voltooid. Op de vraag van [persoon 1] : “is het gelukt”, antwoordt [naam 2] namelijk: “Ja”.
3 en 4 januari 2023 € 130.000,-
Op 4 januari 2023 heeft [naam 2] contact met [persoon 2] , waarbij de volgende chat (689) en afbeeldingen voorkomen:
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat een transactie van € 130.000,- is voltooid. Op 4 januari 2023 bericht [naam 2] namelijk aan [persoon 2] : “ik heb [naam 14] gisteren 30 + 50 + vandaag 50 uitbetaald”. In samenhang bezien met de afbeeldingen die zijn verstuurd, stelt de rechtbank vast dat het hier om € 30.000,- en (tweemaal) € 50.000,- gaat.
9 december 2022 € 29.750,-
Op 9 december 2022 heeft [naam 2] contact met [persoon 3] , waarbij de volgende chat (77) voorkomt:
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat een transactie van € 29.750,- is voltooid. Op 9 december 2022 bericht [persoon 3] aan namelijk aan [naam 2] : “in plaats van 40k geleverd 29.750”.
2 september 2022 € 30.000,-
Op 2 september 2022 heeft [naam 2] contact met [persoon 1] , waarbij de volgende chat (409) voorkomt:
Op 3 september 2022 bericht [persoon 1] aan [naam 2] : “ik ben het niet gaan halen, te veel klein. Wanneer kan het?”
Net als de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet bewezen kan worden dat deze transactie is voltooid en de rechtbank zal verdachte daarvan vrijspreken.
13 november 2022 € 60.955,-
Op 13 november heeft [naam 2] contact met [persoon 1] , waarbij de volgende chat (409) voorkomt:
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat een transactie van € 60.955,- is voltooid. Op 13 november 2022 bericht [naam 2] aan [persoon 1] : “Ok komt goed” en er zijn nadien geen andere berichten die het tegendeel impliceren.
9 december 2022 € 40.000,-
Op 9 december heeft [naam 2] contact met [persoon 4] , waarbij de volgende chat voorkomt:
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat een transactie van € 40.000,- is voltooid. Op 9 december 2022 bericht [persoon 4] aan [naam 2] : “Excuses! Die 40 had ik niet meegerekend.” en [naam 2] bericht: “Ik had je 40 euro laatst apart gegeven”. Gezien de overige berichten stelt de rechtbank vast dat het hier om € 40.000,- gaat.
29 december 2022 € 20.000,-
Op 29 december 2022 heeft [naam 2] contact met [persoon 5] waarbij de volgende chat (524) voorkomt:
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat een transactie van € 20.000,- is voltooid. Ene [persoon 6] komt 20 “stoelen” ophalen bij [persoon 7] . Op 29 december 2022 bericht [naam 2] aan [persoon 5] : “een verzoek of jullie mrs [persoon 6] binnen wil uitbetalen”. [naam 2] schrijft tot slot aan het einde van het gesprek: “heb al”. Gelet op deze berichten, in samenhang bezien met de berichten hiervoor en de bevindingen die hiervoor zijn beschreven met betrekking tot [persoon 7] , stelt de rechtbank vast dat een stoel versluierd taalgebruik is en dat hiermee € 1.000,- wordt bedoeld.
28 augustus 2022 € 25.500,-
Op 28 augustus 2022 heeft [naam 2] contact met [persoon 8] waarbij de volgende chat (360) voorkomt:
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat een transactie van € 25.500,- is voltooid. Op 29 augustus 2022 vraagt [persoon 8] : “25500 correct?” en [naam 2] bevestigt dat.
20 augustus 2022 € 30.000,-
Op 20 augustus 2022 heeft [naam 2] contact met [persoon 9] waarbij de volgende chat (390) voorkomt:
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat een transactie van € 30.000,- is voltooid. Op 21 augustus 2022 bericht [persoon 9] aan [naam 2] : “ik ben over een uurtje bij je” en bericht hij (zoals de rechtbank begrijpt): “ben er”.
10 oktober 2022 € 133.400,-
Op 10 oktober 2022 heeft [naam 2] contact met [persoon 10] waarbij de volgende chat voorkomt:
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat een transactie van € 133.400,- is voltooid. Op 10 oktober 2022 bericht [persoon 10] namelijk aan [naam 2] : “hij gaat 133400 bij u zetten” en iets later vraagt [persoon 10] aan [naam 2] : “Hoeveel heeft hij precies gegeven?” waarop [naam 2] antwoordt: “133400”.
11 november 2022 € 192.600,-
Op 10 en 11 november heeft [naam 2] contact met [persoon 10] waarbij de volgende chat voorkomt:
Op 10 november 2022 bericht [naam 2] aan [persoon 10] : “laatste bericht gisteren gekregen” en “Schreef [naam 3] friend”. Ook bericht hij om 20:37 uur die dag: “hij is al gekomen”. Uit de camerabeelden blijkt dat om 20:31 uur is te zien dat de verdachte met een onbekende man met een beigekleurige (sport)tas over zijn schouder vanaf de korte zijde bij de woning aankomt. De vrouw van verdachte komt aanlopen via de lange zijde. Verdachte opent de voordeur van de woning, waarna alle drie de personen de woning betreden en de voordeur wordt gesloten. Om 20:35 uur komt de onbekende man de woning weer uitgelopen. Hij draagt de beige kleurige (sport)tas over zijn linkerschouder en loopt weg via de korte zijde.
De rechtbank stelt op grond van de chats, in samenhang bezien met de camerabeelden, vast dat een transactie van € 192.600,- heeft plaatsgevonden.
Telefoon met goednummer 6357070:
2 juni 2023 € 27.850,-
Op 2 juni 2023 heeft [naam 4] contact met [naam 5] waarbij de volgende chat (661) voorkomt:
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat een transactie van € 27.850,- is voltooid. Op 2 juni 2023 vraagt [naam 5] aan [naam 4] : “you have 27850 euros there?” [naam 4] antwoordt daarop met: “Morning yes I have” en [naam 5] stuurt een token. [naam 4] antwoordt: “ok is ready”, waarop [naam 5] zegt: “Thank you”.
8 juni 2023 € 150.810,- (€ 86.250,-)
In de periode van 4 juni 2023 tot en met 17 juni 2023 heeft [naam 4] veelvuldig contact met [naam 6] in chat 818, zoals hierna weergegeven.Er wordt gesproken over diverse bedragen waarvan het openbaar ministerie de bevestiging vindt in chats op diverse dagen en ook met anderen dan [naam 6] .
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat een transactie van € 20.720,- is voltooid. Dit bedrag wordt op 4 juni 2023 besproken tussen [naam 4] en [naam 6] . Op die dag bericht [naam 6] aan [naam 4] : “ [naam 7] 20.270” en [naam 4] laat weten op welk adres hij te vinden is. Op 5 juni 2023 vraagt [naam 4] aan [naam 6] : “Morning hoe laat breng je” en later op de dag bericht hij: “Ik ben er al precies zelfde plek als vorige keer”.
Een bedrag van € 51.260,- wordt besproken in een chat 902 tussen [naam 4] en [naam 8] . Daarin komt het volgende voor:
Op 8 juni 2023 bericht [naam 4] aan [naam 8] : “Van [naam 7] is binnen”. Als [naam 8] vraagt: “Hoeveel is het?” antwoordt [naam 4] : “ [naam 7] 51.260. Dit bericht sluit aan op een eerder bericht van 7 juni 2023 tussen [naam 4] en [naam 6] in chat 818:
Op 7 juni 2023 bericht [naam 6] aan [naam 4] : “ [naam 7] 51.260” en op 8 juni 2023 bericht [naam 4] aan [naam 8] : “Van [naam 7] is binnen”. De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat een transactie van € 51.260,- is voltooid.
De officier van justitie is van mening dat ook de overdracht van een bedrag van € 34.720,- op 19 juni 2023 kan worden bewezen. De rechtbank is echter van oordeel dat alleen de overdracht van € 14.720 kan worden bewezen. In chat 561 wordt het volgende gezegd:
Op 19 juni 2023 bericht [naam 9] aan [naam 4] : “Ik kan deze vandaag een 14720 geven kan ik bellen” en [naam 4] antwoordt aan [naam 9] : “ik heb al ontvangen”. De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat een transactie van € 14.720,- is voltooid. Weliswaar wordt blijkens de chats gesproken over een (verzochte) transactie van € 34.720,-, maar enkel een deel hiervan, groot € 14.720,- is daadwerkelijk uitgevoerd.
De rechtbank is van oordeel dat de overdracht van bedragen van € 20.720,-, € 51.260,- en € 14.720,-, optellend tot een bedrag van € 86.250,- kan worden bewezen. Van het overige deel zal de rechtbank verdachte dan ook vrijspreken.
8 juni 2023 € 46.060,-
Op 8 juni 2023 heeft [naam 4] contact met [naam 8] waarbij de volgende chat (902) voorkomt:
Op 8 juni 2023 vraagt [naam 8] aan [naam 4] : “kunt u ff bellen en afstemmen” met een foto van een notitie met daarop het bedrag van € 46.060,- en de naam en telefoonnummer van de persoon die kennelijk gebeld moet worden.
Uit een andere chat (548, zoals hierna weergegeven)volgt dat [naam 4] op dezelfde dag contact heeft met de betrokken persoon en deze bericht aan [naam 4] : “heb oogehasld”, wat de rechtbank begrijpt als een verschrijving van opgehaald”.
De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat een transactie van € 46.060,- is voltooid.
26 mei en 6 juni 2023 € 11.000,-
Op 26 mei 2023 heeft [naam 4] contact met [naam 3] waarin de volgende chat (895) voorkomt:
Op 26 mei 2023 vraagt [naam 3] aan [naam 4] : “kan je 9 kop voor me doen” en [naam 4] antwoordt: “Morning bij [persoon 7] ”. En iets later antwoordt [naam 4] : “Ze zegt over 2 uurtjes”.
De chat gaat op 6 juni verder:
Op 6 juni 2023 heeft [naam 4] weer contact met [naam 3] die vraagt: “Kan je 2 kop voor me doen” en vraagt: “kan ik zo gaan”. [naam 4] antwoordt: “Ja wel ik heb al doorgegeven”.
Het is een feit van algemene bekendheid dat met een “kop” € 1.000,00 wordt bedoeld. Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat transacties van € 9.000,00 en € 2.000,00 zijn voltooid.
12 en 17 juni 2023 € 55.000,- (35.000,-)
Op 12 juni 2023 heeft [naam 4] contact met [naam 10] waarin de volgende chat (914) voorkomt:
Op 12 juni 2023 vraagt [naam 4] of hij door iemand nu 25 stoelen kan laten ophalen. [naam 10] antwoordt daarop met “ [naam 11] heeft 25 gehad”.
Op 17 juni 2023 heeft [naam 4] weer contact met [naam 10] waarin de volgende chat (914) voorkomt:
Op 17 juni 2023 vraagt [naam 10] : “graag nu 10 stoelen” en stuurt een kopie ID van de persoon die het geld komt ophalen. Hij zegt daarbij: “nu” en [naam 4] antwoordt: “ok”.
De rechtbank is gezien het voorgaande van oordeel dat de overdracht van € 25.000,- en €10.000,- kan worden bewezen. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat hiervoor al is vastgesteld dat een “stoel” versluierd taalgebruik is voor € 1.000.-.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de overdracht van een bedrag van € 25.000,- op 12 juni 2023 en een bedrag van € 10.000,- op 17 juni wel kan worden bewezen, maar dat ten aanzien van andere bedragen niet duidelijk is of er daadwerkelijk afspraken worden gemaakt om het geld op te halen dan wel af te leveren. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het overige bedrag.
2 juni 2023 € 35.000,-
Op 2 juni 2023 heeft [naam 4] contact met [naam 12] waarin de volgende chat (897)voorkomt:
[naam 4] bericht aan [naam 12] dat als [naam 13] belt, hij hem 35d kan geven, waarop [naam 12] antwoordt met: “Maar ik bel en rege met hem tijd”.
In een andere chat (567, zoals hierna weergegeven) neemt [naam 13] op 1 juni 2023 contact op met [naam 4] . Op 2 juni 2023 vraagt [naam 4] : “IS HET GEREGELD” en [naam 13] zegt: “Jazeker. Dank u”. Deze transactie is voltooid.
Conclusie feit 3
De rechtbank acht gelet op de hierboven opgesomde bewijsmiddelen het tenlastegelegde ondergronds bankieren bewezen. Verdachte beschikte niet over een vergunning van De Nederlandsche Bank, maar verrichtte wel tezamen en in vereniging met anderen activiteiten die kunnen worden gekwalificeerd als betaaldienstverlening. De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat de tenlastegelegde transacties plaatsvonden buiten het formele geldcircuit. De rechtbank gaat hierbij uit van 16 geldtransacties ter waarde van € 918.365,- in de periode van 20 augustus 2022 tot en met 17 juni 2023. Van het meerdere dient verdachte te worden vrijgesproken.