Uitspraak
RECHTBANK Amsterdam
1.De zaak in het kort
2.De procedure
3.De feiten
4.Het geschil
5.De beoordeling
In conventie
Zaken van overdracht
Kennisoverdracht en uitvoerend supervisie
Ingeval van ontbinding en niet doorgaan van de overeenkomst
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft eiser in 2022 voor € 60.000 een praktijk voor het bleken van tanden overgenomen van gedaagde. Bij de overdracht heeft eiser € 25.000 betaald, met de afspraak dat de resterende € 35.000 binnen twee maanden zou worden voldaan. Eiser heeft echter betaling opgeschort, omdat hij meent dat gedaagde zich niet aan de afspraken heeft gehouden. Gedaagde vordert nu betaling van de resterende koopprijs en een contractuele boete van € 25.000. Eiser vordert op zijn beurt ook een boete van € 25.000 van gedaagde.
De rechtbank heeft de vordering van gedaagde tot betaling van de resterende koopprijs toegewezen, maar de vorderingen van beide partijen tot betaling van de contractuele boete afgewezen. De rechtbank oordeelt dat eiser niet gerechtigd was om de betaling op te schorten, omdat niet is komen vast te staan dat gedaagde zijn verplichtingen uit de overeenkomst heeft geschonden. Eiser heeft niet de omzet van de praktijk afgedragen en heeft de resterende koopprijs niet betaald. De rechtbank heeft vastgesteld dat de resterende koopprijs € 35.000 bedraagt, en dat eiser wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten aan gedaagde moet betalen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de contractuele boete niet verschuldigd is, omdat eiser niet bewust heeft geprobeerd de overname te blokkeren.
In reconventie heeft de rechtbank de vordering van eiser tot betaling van de contractuele boete van gedaagde afgewezen, omdat gedaagde niet tekort is geschoten in zijn verplichtingen. De rechtbank heeft de proceskosten aan eiser opgelegd, omdat hij grotendeels in het ongelijk is gesteld.