ECLI:NL:RBAMS:2024:6033

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 oktober 2024
Publicatiedatum
3 oktober 2024
Zaaknummer
11165521 \ EA VERZ 24-522
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst op verzoek van beide partijen met toekenning van vergoedingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 9 oktober 2024 uitspraak gedaan in een arbeidszaak tussen de commanditaire vennootschap G-STAR RAW CV en een werknemer, hierna te noemen [verweerster]. G-Star heeft op 17 juni 2024 een verzoek ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, welke sinds 1 april 2005 bestond. De werknemer was werkzaam in de functie van medewerker credit control en werkte 24 uur per week. G-Star had eerder toestemming gevraagd aan het UWV om de arbeidsovereenkomst om bedrijfseconomische redenen op te zeggen, maar deze aanvraag werd op 19 april 2024 geweigerd.

Tijdens de mondelinge behandeling op 18 september 2024 hebben partijen hun standpunten toegelicht. G-Star en [verweerster] kwamen overeen dat de arbeidsovereenkomst op de i-grond zou worden ontbonden. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst onvermijdelijk was, gezien het gedrag van G-Star ten opzichte van [verweerster] na de weigering van het UWV. De kantonrechter heeft vastgesteld dat G-Star ernstig verwijtbaar heeft gehandeld door de werknemer op een onzorgvuldige manier te behandelen, vooral gezien het lange dienstverband van bijna 20 jaar zonder eerdere klachten.

De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 1 december 2024 en heeft [verweerster] recht gegeven op een transitievergoeding van € 17.128,97, een cumulatievergoeding van € 8.564,49 en een billijke vergoeding van € 25.000,00. Daarnaast is G-Star veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente over deze vergoedingen. De proceskosten van [verweerster] zijn begroot op € 881,50, die G-Star ook moet vergoeden. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en G-Star heeft de mogelijkheid om het verzoek in te trekken tot 23 oktober 2024.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
33623
Zaaknummer / rekestnummer: 11165521 \ EA VERZ 24-522
Beschikking van 9 oktober 2024
in de zaak van
de commanditaire vennootschap G-STAR RAW CV,
gevestigd te Amsterdam,
verzoekster,
hierna te noemen: G-Star,
gemachtigde: mr. D.M. van Daalen,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster,
hierna te noemen: [verweerster] ,
gemachtigde: mr. A. Harmanci.

1.De procedure

G-Star heeft op 17 juni 2024 een verzoek ingediend met producties dat strekt tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. [verweerster] heeft een verweerschrift met producties ingediend.
Het verzoek is mondeling behandeld op 18 september 2024. G-Star is verschenen bij [naam 1] (Finance Director Europe), [naam 2] (Teamlead) en [naam 3] (HR), vergezeld door de gemachtigde. [verweerster] is met haar gemachtigde verschenen.
Partijen hebben ter zitting hun standpunten toegelicht, G-Star mede aan de hand van een pleitnota. Na verder debat hebben partijen een regeling in der minne onderzocht. Daarbij zijn partijen overeengekomen dat zij zich beiden neerleggen bij een ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de i-grond. Voor het overige vragen partijen beschikking. Er is een datum voor beschikking bepaald.

2.De feiten

2.1.
[verweerster] is sinds 1 april 2005 in dienst van G-Star en is laatstelijk werkzaam in de functie van medewerker credit control binnen de regio Zuid-Afrika, UK, Australië en Nieuw-Zeeland. [verweerster] werkt 24 uur per week en het bruto salaris van [verweerster] bedraagt € 2.419,01 per maand exclusief emolumenten.
2.2.
Op 1 februari 2024 heeft G-Star toestemming aan het UWV gevraagd om de arbeidsovereenkomst met [verweerster] wegens bedrijfseconomische redenen op te zeggen.
2.3.
Bij beslissing van 19 april 2024 heeft het UWV de toestemming om de arbeidsovereenkomst op te zeggen geweigerd.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
G-Star heeft bij haar verzoekschrift verzocht de arbeidsovereenkomst met [verweerster] te ontbinden, op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel a/b van het Burgerlijk Wetboek (BW), in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel a, althans onderdeel g BW.
3.2.
Nadat partijen ter zitting overleg hebben gehad, heeft G-Star de ontbinding verzocht op basis van artikel 7:669 lid 3, onderdeel i BW.
3.3.
[verweerster] verzet zich niet tegen toewijzing van het ontbindingsverzoek op basis van artikel 7:669 lid 3, onderdeel i BW. Zij verzoekt evenwel G-Star daarbij te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding, een cumulatievergoeding en een billijke vergoeding.

4.De beoordeling

Ontbinding
4.1.
Partijen zijn het er over eens dat sprake is van een redelijke grond voor ontbinding op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, BW, in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel i, BW. De kantonrechter volgt partijen hierin en zal de verzochte ontbinding op deze grond toewijzen.
4.2.
De arbeidsovereenkomst zal met toepassing van artikel 7:671b lid 9 sub a BW worden ontbonden met ingang van 1 december 2024. Dat is de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, verminderd met de duur van deze procedure.
Transitievergoeding en cumulatievergoeding
4.3.
Nu de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden op de i-grond zal aan [verweerster] een transitievergoeding worden toegekend ter hoogte van € 17.128,97 bruto. Voorts zal aan [verweerster] op grond van het bepaalde in artikel 7:671b lid 8 BW een aanvullende vergoeding worden toegekend. Deze vergoeding wordt bepaald op het wettelijk maximum van € 8.564,49 bruto, zijnde de helft van de transitievergoeding.
4.4.
De verzochte wettelijke rente over de transitievergoeding en de cumulatie-vergoeding zal worden toegewezen, te rekenen vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd.
Billijke vergoeding
4.5.
Hetgeen partijen dan nog verdeeld houdt is de vraag of aan [verweerster] een billijke vergoeding moet worden toegekend. Gelet op artikel 7:671b lid 9, onderdeel c, BW is voor toekenning van een billijke vergoeding alleen plaats indien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van een werkgever zich slechts zal voordoen in uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld als een werkgever grovelijk de verplichtingen niet nakomt die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst en er als gevolg daarvan een verstoorde arbeidsverhouding ontstaat of als een werkgever een valse grond voor ontslag aanvoert met als enig oogmerk een onwerkbare situatie te creëren. Een dergelijke situatie doet zich hier voor. Daartoe wordt het volgende overwogen.
4.6.
De ontbinding die bij deze beschikking wordt toegewezen, is naar het oordeel van de kantonrechter welhaast onvermijdelijk gebleken, vanwege het gedrag dat G-Star heeft vertoond ten opzichte van [verweerster] . G-Star heeft in februari 2024 toestemming aan het UWV gevraagd om de arbeidsovereenkomst met [verweerster] wegens bedrijfseconomische redenen op te zeggen, hetgeen haar goed recht is. De ernstige verwijtbaarheid van G-Star is gelegen in hoe zij vervolgens is omgegaan met de weigering van het UWV van de ontslagaanvraag. [verweerster] werkt al bijna 20 jaar voor G-Star. Uit de stellingen van partijen en overgelegde stukken blijkt niet dat [verweerster] ooit formeel is aangesproken op haar gedrag. Integendeel, [verweerster] heeft gewezen op (recente) beoordelingsgesprekverslagen die positief van toon zijn. Echter, nadat het UWV de door G-Star gevraagde ontslagtoestemming had geweigerd, doet G-Star erg haar best dit beeld volledig te doen kantelen. G-Star werpt op dat [verweerster] slecht reageert op kritiek en veranderingen, dat zij dingen niet kan loslaten, negatief en nukkig is en opmerkingen en sneren maakt over collega’s. G-Star verwijt [verweerster] verder dat zij dingen verzint en verdraait en dat zij liegt over zaken. Bij bestudering van het dossier, is begrijpelijk dat deze (zeer) ernstige beschuldigingen [verweerster] compleet moeten hebben overvallen. De kantonrechter kan zich niet aan de indruk onttrekken dat G-Star halsstarrig heeft vastgehouden aan de wens om [verweerster] te ontslaan nadat het UWV de ontslagvergunning heeft geweigerd en dat dit de bron is waaruit de plotselinge kritiek op het gedrag van [verweerster] is ontsproten. Of er nu wel of geen kern van waarheid zit in de kritiek op het gedrag van [verweerster] , overeind blijft dat het een goed werkgever niet past om haar werknemer op deze manier te bejegenen, zeker niet na een dienstverband van bijna 20 jaar zonder eerdere (formele) aanmerkingen op haar gedrag. Een goed werkgever hoort zorgvuldig om te gaan met de belangen van de werknemer en haar opbouwende kritiek te geven wanneer dat nodig is, zodat die werknemer de kans krijgt om zich te verbeteren. Door op deze wijze plotseling met dergelijke ernstige beschuldigingen te komen en die bovendien te gebruiken om een nieuwe ontbindingsgrond kracht bij te zetten, handelt G-Star ernstig verwijtbaar. Bovendien is niet gebleken dat G-Star een fatsoenlijk herplaatsingsgesprek met [verweerster] heeft gehad.
4.7.
Over de hoogte van de toe te kennen billijke vergoeding wordt het volgende overwogen. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat de hoogte van de billijke vergoeding – naar haar aard – in relatie moet staan tot het ernstig verwijtbare handelen of nalaten van de werkgever, en niet tot de gevolgen van de ontbinding voor de werknemer. De hoogte van de billijke vergoeding moet daarom worden bepaald op een wijze die en op het niveau dat aansluit bij de uitzonderlijke omstandigheden van het geval, waarbij criteria als loon en lengte van het dienstverband geen rol hoeven te spelen. Er kan wel rekening worden gehouden met de financiële situatie van de werkgever, maar daarover is in casu niets gesteld. Uitgaande van het voorgaande zal de kantonrechter de billijke vergoeding vaststellen op een bedrag van € 25.000,00 bruto, hetgeen in overeenstemming wordt geacht met de ernst van het handelen van G-Star. Daarbij neemt de kantonrechter in aanmerking dat het [verweerster] gelet op de huidige arbeidsmarkt binnen een redelijke termijn moet lukken elders vergelijkbaar werk te vinden. Dat de medische situatie van [verweerster] hieraan in de weg staat heeft zij wel gesteld, maar niet nader onderbouwd. [verweerster] is niet ziekgemeld voor haar huidige werkzaamheden. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom [verweerster] niet in staat zou zijn tot het verrichten van soortgelijke werkzaamheden voor een andere werkgever. Bij het bepalen van de hoogte van de billijke vergoeding is ook rekening gehouden met de transitievergoeding en de cumulatievergoeding die [verweerster] ontvangt.
4.8.
De verzochte wettelijke rente over de billijke vergoeding zal worden toegewezen, te rekenen vanaf twee weken na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd.
4.9.
Nu aan de ontbinding een billijke vergoeding wordt verbonden, zal G-Star gelet op artikel 7:686a lid 6 BW in de gelegenheid worden gesteld om het verzoek in te trekken binnen de hierna genoemde termijn.
4.10.
Bij deze uitkomst van de procedure zal G-Star met de proceskosten van [verweerster] worden belast. De proceskosten van [verweerster] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
814,00
- nakosten
67,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
881,50

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 december 2024;
5.2.
kent aan [verweerster] toe:
- een transitievergoeding ter hoogte van € 17.128,97 bruto;
- een cumulatievergoeding ter hoogte van € € 8.564,49 bruto;
- een billijke vergoeding ter hoogte van € 25.000,00 bruto;
5.3.
veroordeelt G-Star tot betaling van de onder 5.2. genoemde vergoedingen aan [verweerster] , te vermeerderen met de wettelijke rente over € 25.693,46 vanaf 1 januari 2025 en over € 25.000,00 vanaf 15 december 2024;
5.4.
bepaalt dat het onder 5.1. t/m 5.3. gestelde rechtskracht ontbeert, indien het verzoek door G-Star uiterlijk op 23 oktober 2024 wordt ingetrokken;
5.5.
veroordeelt G-Star in de proceskosten van € 881,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als G-Star niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en deze beschikking daarna wordt betekend;
5.6.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. T.M.A. van Löben Sels en in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2024.