ECLI:NL:RBAMS:2024:6022

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 oktober 2024
Publicatiedatum
1 oktober 2024
Zaaknummer
1304522624
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doxing en geweldsdelicten met gedeeltelijke vrijspraak

Op 1 oktober 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder doxing, geweldsdelicten en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De verdachte heeft op het online platform Telegram persoonsgegevens van meerdere slachtoffers openbaar gemaakt met het doel hen te intimideren, wat sinds 1 januari 2024 strafbaar is gesteld onder artikel 285d van het Wetboek van Strafrecht. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan geweldsdelicten, waaronder het steken met een mes en het gooien van kokend water naar een slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van poging tot zware mishandeling, omdat het gebruikte middel niet geëigend was om zwaar letsel te veroorzaken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, een taakstraf en schadevergoeding aan de slachtoffers. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, die lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en legt bijzondere voorwaarden op aan de verdachte, waaronder een meldplicht en ambulante behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/045226-24
Datum uitspraak: 1 oktober 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 2002 in [geboorteplaats] ,
verblijfadres: [adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 17 september 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. V.C.E. de Jong, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. S. Ettalhaoui, naar voren hebben gebracht.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van dat wat door of namens de benadeelde partijen [persoon 1] , bijgestaan door mr. L.C. van Leeuwen, en [persoon 2] , bijgestaan door mr. I.D. Degenaar-Kuijpers, naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt, kort weergegeven, beschuldigd van:
feit 1:
het voorhanden hebben van een vuurwapen (een revolver) met munitie op 7 februari 2024;
feit 2:
een poging tot zware mishandeling van [persoon 3] door het steken met een mes richting haar arm, althans het lichaam, en door het gooien van (kokend) heet water richting haar gezicht, althans het lichaam, op 7 februari 2024;
feit 3:
een (zware) mishandeling van [persoon 1] door met gebalde vuist in haar gezicht te slaan op 7 februari 2024;
feit 4:
het openbaar maken van persoonsgegevens (adressen, namen en foto’s) van [persoon 4] , [persoon 2] , [persoon 3] en onbekend gebleven personen, met het oogmerk om hen vrees aan te (laten) jagen en ernstige overlast aan te (laten) doen in de periode van 1 januari 2024 tot en met 7 februari 2024;
feit 5:
het openbaar maken van een afbeelding van seksuele aard van [persoon 5] , terwijl verdachte wist dat deze openbaarmaking voor haar nadelig kon zijn, op 21 juni 2023.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd. Met betrekking tot feit 1 leest de rechtbank de tenlastelegging verbeterd in die zin dat met ‘een vuurwapen van categorie III’ wordt bedoeld ‘een vuurwapen van categorie III onder 1’. Gelet op de context van het dossier betreft dit een kennelijke verschrijving. Verdachte wordt door de verbeterde lezing niet in zijn belangen geschaad.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om verdachte vrij te spreken van feit 3 primair. Zij heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van feiten 1, 2, 3 subsidiair, 4 en 5.
Het standpunt van de officier van justitie wordt, voor zover van belang voor de beoordeling, hierna verder bij het oordeel van de rechtbank besproken.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van feiten 2, 3 primair en 4.
Ten aanzien feiten 1, 3 subsidiair en 5 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, gelet op de bekennende verklaring van verdachte ten aanzien van deze onderdelen van de tenlastelegging.
Het standpunt van de verdediging wordt, voor zover van belang voor de beoordeling, hierna verder bij het oordeel van de rechtbank besproken.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
Op grond van de bewijsmiddelen in
bijlagen II en IIIacht de rechtbank feiten 1, 2 (gedeeltelijk), 3 subsidiair, 4 en 5 bewezen. Verdachte wordt van feit 2 gedeeltelijk en van feit 3 primair vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Feit 1
Op basis van de bekennende verklaring van verdachte is bewezen dat verdachte op 7 februari 2024 een vuurwapen en munitie voorhanden heeft gehad. Op basis van onderzoek is vastgesteld dat het ging om een revolver (merk Bruno Bruni Milano, model Olympic 38, kaliber 22). De revolver was voorzien van een kogelpatroon (kaliber 22) in de trommel en dus geladen. De revolver en het kogelpatroon betreffen een vuurwapen respectievelijk munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie.
Feit 2
Op 7 februari 2024 rond 1.35 uur is verdachte vanuit zijn portiekwoning – gelegen op de eerste etage – met een mes en een waterkoker met inhoud naar de centrale toegangsdeur van het wooncomplex gelopen, waar aangeefster [persoon 3] met een of meer anderen stond aan te bellen. Verdachte heeft de deur geopend, waarna hij en [persoon 3] in de hal achter de toegangsdeur met elkaar in gevecht zijn geraakt.
Vrijspraak poging tot zware mishandeling (gooien (kokend) heet water)
Verdachte heeft een waterkoker met inhoud naar aangeefster [persoon 3] gegooid. De inhoud daarvan is op aangeefster terecht gekomen. Aangeefsters [persoon 3] en [persoon 1] hebben verklaard dat er kokend/stomend water in de waterkoker zat, terwijl verdachte heeft verklaard dat het om lauw water ging. Naar het oordeel van de rechtbank biedt het dossier onvoldoende steun voor de stelling van aangeefsters dat het water (kokend) heet was. De rechtbank kan daarom niet vaststellen of het gebruikte middel (het water uit de waterkoker) geëigend was om aangeefster [persoon 3] zwaar te verwonden. Verdachte wordt daarom vrijgesproken van poging tot zware mishandeling voor zover de verdenking betrekking heeft op het gooien van (kokend) heet water richting aangeefster [persoon 3] .
Bewijsoverweging poging tot zware mishandeling (steken met een mes)
De rechtbank acht wel bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van aangeefster [persoon 3] door met een mes te steken richting haar lichaam.
Op beelden – die ter terechtzitting zijn getoond en waarop verdachte zichzelf heeft herkend –is te zien dat verdachte de centrale toegangsdeur opent en direct daarna met een mes in zijn hand stekende bewegingen maakt richting aangeefster. Verbalisanten ter plaatse zagen vijf scheuren in haar jas. Aangeefster heeft verklaard dat de scheuren in haar jas zijn veroorzaakt door het mes.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte met het mes stekende bewegingen heeft gemaakt richting het lichaam van aangeefster en dat verdachte dus niet, zoals door verdachte is verklaard, alleen het mes heeft vastgehouden om aangeefster af te schrikken en op afstand te houden.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte vol opzet heeft gehad op zwaar lichamelijk letsel bij aangeefster, in die zin dat verdachte uit was op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij haar. Dat betekent dat de vraag voorligt of sprake is geweest van voorwaardelijk opzet.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het steken met een mes in de richting van het lichaam kan leiden tot zwaar lichamelijk letsel. In het lichaam liggen dicht onder de huid kwetsbare organen, pezen en spieren. De kans op zwaar lichamelijk letsel is bij het steken met een mes in de richting van het lichaam dan ook aanmerkelijk. Door bewapend met een mes steekbewegingen te maken richting het lichaam van aangeefster tijdens een worsteling in een krappe portiekruimte, heeft verdachte bewust de aanmerkelijk kans aanvaard dat aangeefster zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Feit 3:
Ook aangeefster [persoon 1] stond op 7 februari 2024 voor de centrale toegangsdeur van de woning van verdachte. Op basis van de verklaringen van aangeefster en verdachte stelt de rechtbank vast dat verdachte aangeefster met een vuist op haar neus heeft geslagen. Als gevolg van het incident heeft aangeefster een bloeduitstorting onder haar rechteroog en een gebroken neus opgelopen, zo blijkt uit de constateringen van een forensisch arts en een KNO-arts. Door de forensisch arts werd verwacht dat het letsel binnen drie weken zou genezen. De KNO-arts heeft de neus van aangeefster vijf dagen later onder een lokale verdoving rechtgezet en een tampon ingebracht. Twee tot drie dagen later zou de tampon bij een controle zijn verwijderd.
Vrijspraak zware mishandeling, bewezenverklaring mishandeling
De rechtbank is– met de officier van justitie en de verdediging – van oordeel dat onder de gegeven omstandigheden niet is bewezen dat aangeefster zwaar lichamelijk letsel heeft overgehouden aan de mishandeling. Het dossier bevat daarvoor onvoldoende aanwijzingen. Verdachte wordt daarom vrijgesproken van zware mishandeling. Mishandeling is wel bewezen, omdat aangeefster als gevolg van het incident pijn heeft ondervonden en letsel heeft opgelopen.
Feit 4
Ten laste is gelegd dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ‘doxing’ ten aanzien van [persoon 3] , [persoon 2] , [persoon 4] en onbekend gebleven anderen in de periode 1 januari 2024 tot en met 7 februari 2024. Sinds 1 januari 2024 is ‘doxing’ strafbaar gesteld in artikel 285d van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Met de strafbaarstelling van ‘doxing’ wordt de norm gesteld dat het zich verschaffen, verspreiden of anderszins ter beschikking stellen van persoonsgegevens van een ander voor intimiderende doeleinden, zoals vrees aan (laten) jagen en/of ernstige overlast aan (laten) doen, onacceptabel is en daarom is het onder de reikwijdte van de strafwet gebracht. Het doel van de strafbaarstelling is de persoonlijke vrijheid van (potentiële) slachtoffers beschermen.
Verdachte is de beheerder van een chatgroep, genaamd [naam] , op het online platform Telegram. In deze besloten chatgroep zitten ruim 1.300 deelnemers, waaronder aangeefster [persoon 3] , aangeefster [persoon 2] en [persoon 4] . Door de gebruiker met de accountnaam [naam] zijn respectievelijk voor en tijdens de tenlastegelegde periode (die loopt van 1 januari 2024 tot en met 7 februari 2024) foto’s van de genoemde personen geplaatst met begeleidende berichten. In deze berichten staan nare/gemene teksten over hen geschreven en persoonsgegevens vermeld die naar hen herleidbaar zijn, zoals (bij)namen, adressen en woonplaatsen. Verdachte is de gebruiker met de accountnaam [naam] .
Op 4 maart 2024 is de Telegramgroep [naam] door een verbalisant bekeken. De foto’s en berichten waren op dat moment nog beschikbaar en konden dus worden geraadpleegd. Op 27 maart 2024 heeft een verbalisant gepinde berichten gezien met daarin foto’s en vermeldingen van mogelijke (voormalige) werkgevers en (voormalige) woonplaatsen, die betrekking hebben op onbekend gebleven personen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de foto’s en berichten heeft geplaatst met de bedoeling om de betreffende personen lastig te vallen en/of te lasteren. Hij wilde hen ‘exposen’ (de rechtbank begrijpt: publiekelijk ter verantwoording roepen), omdat zij dit andersom ook bij hem en anderen doen. Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte de persoonsgegevens van de betrokkenen online heeft gezet en gehouden met het oogmerk om hen vrees aan te (laten) jagen en/of ernstige overlast aan te (laten) doen. Het handelen van verdachte voldoet daarmee aan de delictsomschrijving van artikel 285d Sr.
Hoewel de persoonsgegevens van anderen, al dan niet door verdachte, gedeeltelijk vóór de tenlastegelegde periode in de Telegramgroep van verdachte zijn geplaatst – en dus vóór inwerkingtreding van artikel 285d Sr – stelt de rechtbank vast dat deze gegevens ook ná inwerkingtreding van de strafbaarstelling van ‘doxing’, namelijk op 4 maart 2024 en op 27 maart 2024, nog steeds online beschikbaar waren. De slachtoffers waren op die data zodoende nog steeds “exposed” en ondervonden nog steeds vrees en/of overlast als gevolg van die “exposure”. Verdachte is als beheerder van de Telegramgroep verantwoordelijk voor de inhoud daarvan en omdat deze informatie in de tenlastegelegde periode van 1 januari 2024 tot en met 7 februari 2024 niet is verwijderd maar nog altijd zichtbaar was, is verdachte schuldig aan het ter beschikking stellen van persoonsgegevens in de zin van artikel 285b Sr. Het feit dat anderen zich ten aanzien van verdachte mogelijk ook schuldig hebben gemaakt aan doxing, zoals de verdachte heeft aangevoerd, neemt de strafwaardigheid van het handelen van verdachte niet weg.
Feit 5
Op basis van de bekennende verklaringen van verdachte en de aangifte van [persoon 5] , alsmede op grond van de inhoud van de video die op 21 juni 2023 is geplaatst in de Telegramgroep [naam] , acht de rechtbank bewezen dat verdachte een video van seksuele aard van [persoon 5] heeft geopenbaard, terwijl hij wist dat deze openbaarmaking voor haar nadelig kon zijn.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlagen II en IIIopgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
feit 1:
op 7 februari 2024 te Amsterdam een vuurwapen van categorie III onder 1, te weten een revolver, Bruno Bruni Milano, model Olympic 38, kaliber 22 en munitie van categorie III voorhanden heeft gehad;
feit 2:
op 7 februari 2024 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [persoon 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen met een mes, richting het lichaam van die [persoon 3] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 3, subsidiair:
op 7 februari 2024 te Amsterdam [persoon 1] heeft mishandeld door die [persoon 1] met gebalde vuist in haar gezicht te slaan;
feit 4:
op tijdstippen in de periode 1 januari 2024 tot en met 7 februari 2024 in Nederland persoonsgegevens, te weten adressen en namen en foto’s van een ander, te weten
- [persoon 4] en
- [persoon 2] en
- [persoon 3] en
- meer anderen onbekend gebleven personen
heeft verspreid en ter beschikking heeft gesteld, met het oogmerk om die [persoon 4] en [persoon 2] en [persoon 3] en andere onbekend gebleven personen
- vrees aan te (laten) jagen en
- ernstige overlast aan te (laten) doen;
feit 5:
op 21 juni 2023 in Nederland van een persoon, [persoon 5] , een afbeelding van seksuele aard, te weten
- een video waarop te zien is dat die [persoon 5] aan haar deels ontblote billen en deels ontblote borsten voelt,
openbaar heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, wist dat deze openbaarmaking voor die persoon nadelig kon zijn.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar en verdachte is daarvoor strafbaar.

6.Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank heeft kennisgenomen van de Pro Justitia rapportage van 28 mei 2024, opgesteld door GZ-psycholoog drs. J. Yntema. De bevindingen en conclusies van de psycholoog zien op de feiten waarvan verdachte ten tijde van de gesprekken met de deskundige (in de maanden maart, april en mei 2024) werd verdacht. Ten tijde van opstellen van de Pro Justitia rapportage werd verdachte onder feit 4 beschuldigd van computervredebreuk, terwijl het tenlastegelegde onder feit 4 – na een nadere omschrijving van de tenlastelegging ter terechtzitting van 21 mei 2024 – is gewijzigd in een ander strafbaar feit, namelijk ‘doxing’. De rechtbank is gekomen tot een bewezenverklaring van ‘doxing’.
De psycholoog heeft, kort weergegeven, geconcludeerd dat verdachte lijdt aan een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met narcistische en antisociale trekken. Volgens de psycholoog werden de gedragskeuzes van verdachte en tijde van de tenlastegelegde feiten 2 en 3 door de bij verdachte vastgestelde stoornis beïnvloed.
Bij een bewezenverklaring wordt ten aanzien van feiten 2 en 3 geadviseerd het tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank volgt de conclusies van de psycholoog voor wat betreft de stoornis en is van oordeel dat het bewezen verklaarde onder de feiten 2 en 3 in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Verdachte is voor alle bewezen verklaarde feiten strafbaar.

7.Motivering van de straffen

7.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 365 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 212 dagen voorwaardelijk, en een proeftijd van twee jaren. Zij heeft gevorderd dat aan het voorwaardelijk strafdeel – naast de algemene voorwaarden – de volgende bijzondere voorwaarden worden verbonden: een meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen en meewerken aan dagbesteding en schuldhulpverlening. Daarnaast heeft de officier van justitie oplegging van een taakstraf van 180 uren gevorderd.
Tot slot heeft de officier van justitie gevorderd om – op grond van artikel 38v Sr – een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen, inhoudende een contactverbod met aangeefsters [persoon 3] , [persoon 1] en [persoon 2] en een locatieverbod op het verblijfadres van aangeefster [persoon 2] .
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om verdachte te veroordelen tot een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd, in combinatie met een voorwaardelijke taakstraf. De raadsman vindt de deels voorwaardelijke gevangenisstraf zoals gevorderd door de officier te fors.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat oplegging van een contactverbod met aangeefsters als bijzondere voorwaarde voldoende waarborg biedt om ervoor te zorgen dat verdachte geen contact meer met hen zal opnemen. De raadsman heeft benadrukt dat verdachte aan alle voorwaarden zal meewerken,
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank zal aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden en een taakstraf opleggen. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van deze straffen en bij de vaststelling van de duur en de hoogte daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich ten aanzien van meerdere slachtoffers schuldig gemaakt aan ‘doxing’. Verdachte beheerde een chatgroep op het online platform Telegram, waarin ‘exposen’ centraal stond. In deze chatgroep werden identificerende persoonsgegevens in combinatie met nare berichten over slachtoffers gedeeld. Deze informatie, al dan niet door verdachte geplaatst, was telkens herleidbaar naar de betreffende slachtoffers. In juni 2023, heeft verdachte seksueel beeldmateriaal van een slachtoffer op Telegram geplaatst.
Door het handelen van verdachte hadden de slachtoffers geen controle over het beeldmateriaal en de informatie die over hen werd gedeeld. Dit heeft bij hen overlast en angstgevoelens veroorzaakt. Slachtoffer [persoon 2] heeft ter terechtzitting onder woorden gebracht dat het handelen van verdachte ook een gevoel van onveiligheid bij haar minderjarige dochter heeft teweeggebracht. Het is een feit van algemene bekendheid dat het delen van gegevens in een online omgeving het risico met zich brengt dat informatie een lange tijd beschikbaar blijft of zelfs nooit wordt verwijderd. De rechtbank rekent het verdachte zeer aan dat hij heeft gehandeld met de bedoeling om anderen te schaden en niet heeft nagedacht over de gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers. Verdachte heeft met zijn handelen immers ook een podium gecreëerd voor andere kwaadwillenden, die zich (vaak anoniem) op het internet uiten. Dergelijke (oproepen tot) inbreuken op de persoonlijke levenssfeer kunnen ook leiden tot ander delictgedrag.
Zo heeft het uit de hand gelopen online conflict tussen verdachte en slachtoffer [persoon 3] – te weten het over en weer ‘exposen’ van elkaar in Telegramgroepen – op 7 februari 2024 geleid tot een fysieke confrontatie. Slachtoffers [persoon 3] en [persoon 1] hebben verdachte opgezocht bij zijn woning, waar zij met elkaar in gevecht zijn geraakt. Daarbij heeft verdachte steekbewegingen gemaakt met een mes richting het lichaam van [persoon 3] en hij heeft met een vuistslag een gebroken neus aan [persoon 1] toegebracht. Dat deze slachtoffers mogelijk zelf ook intimiderend gedrag hebben vertoond, vormt geen rechtvaardiging voor de geweldshandelingen van verdachte.
Ook tilt de rechtbank er zwaar aan dat verdachte een geladen vuurwapen direct onder handbereik op de vensterbank in zijn woning voorhanden had.
Persoon van verdachte
Uit de eerder genoemde Pro Justitia rapportage komt naar voren dat verdachte vanuit een onveilige hechting – onder andere veroorzaakt door verschillende plaatsingen in pleeggezinnen en tehuizen – impulsief kan reageren op een situatie die voor hem bedreigend voelt. Verdachte is dan minder goed in staat om gedragsalternatieven af te wegen en een adequate oplossing te bedenken. Zoals blijkt uit de bewezen verklaarde geweldsdelicten onder feiten 2 en 3 heeft het provocerende handelen van slachtoffers [persoon 3] en [persoon 1] bij zijn woning geleid tot delictgedrag.
De psycholoog acht een behandeling noodzakelijk, gericht op de disfunctionele schema’s bij verdachte die voortkomen uit een onveilige hechting. Daarnaast vindt de psycholoog het van belang dat verdachte hulp krijgt bij het zetten van stappen naar zelfstandigheid, zoals het vinden van een woonplek, werk en het regelen van zijn financiën. Verdachte wordt niet in staat geacht om zonder hulp en begeleiding een stabiele leefsituatie op te bouwen. Hoewel verdachte niet snel om hulp vraagt en zijn vaardigheden om problemen op een constructieve wijze op te lossen tekort schieten, is verdachte wel in staat om een constructieve (behandel)relatie op te bouwen met hulpverleners. Het risico op recidive wordt door de psycholoog hoog ingeschat, indien verdachte onbehandeld terugkeert in de maatschappij.
Bij een bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten heeft de psycholoog geadviseerd tot oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, waaronder een (ambulante) behandelverplichting, en een reclasseringstoezicht.
Reclasseringswerker [reclasseringswerker] heeft in het door haar opgestelde adviesrapport van 18 juli 2024 positief geadviseerd over een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen, een contactverbod, dagbesteding en schuldhulpverlening.
Hoewel verdachte een behandeling voor psychische problematiek niet nodig vindt, heeft hij zich bereid getoond zich aan deze voorwaarden te houden.
Uit het strafblad van verdachte van 25 juli 2024 komt naar voren dat het niet de eerste keer is dat verdachte geweld heeft gebruikt. Verdachte is in mei 2019 voor onder meer diefstal met geweld door de kinderrechter veroordeeld tot deels voorwaardelijke werkstraf, met bijzondere voorwaarden. Vanwege een veroordeling door de kantonrechter op 17 januari 2024 is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing.
Strafoplegging
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 210 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 56 dagen voorwaardelijk, met daaraan gekoppeld een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf van 150 uren, passend en geboden.
Gezien de ernst van de feiten vindt de rechtbank het niet passend om alleen met voorwaardelijke straffen, zoals verzocht door de verdediging, te volstaan. De rechtbank heeft bij de hoogte van de op te leggen straffen in strafverlagende zin rekening gehouden met het feit dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is voor de bewezenverklaarde feiten 2 en 3. Daarnaast heeft de rechtbank met betrekking tot de feiten 2, 3 en 4 in het voordeel van verdachte rekening gehouden met het feit dat ook anderen – waaronder slachtoffers [persoon 3] en [persoon 1] – jegens verdachte intimiderend gedrag hebben vertoond. Omdat de rechtbank het noodzakelijk acht dat verdachte wordt behandeld, zal de rechtbank een voorwaardelijk strafdeel opleggen, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering is geadviseerd. Daarbij zal het contactverbod gelden ten aanzien van slachtoffers [persoon 3] , [persoon 1] , [persoon 2] , [persoon 4] en [persoon 5] . Net als de raadsman ziet de rechtbank geen aanleiding voor oplegging van een locatieverbod, zoals door aangeefster [persoon 2] is verzocht. De rechtbank vindt het niet nodig om aan verdachte een gedragsmaatregel op te leggen.
De rechtbank hoopt dat met deze strafoplegging wordt bereikt dat verdachte het kwalijke van zijn handelen inziet en dat daarmee de kans op recidive wordt verkleind. Bovendien weerhoudt deze voorwaardelijke straf verdachte er hopelijk in de toekomst van om opnieuw strafbare feiten te plegen.
Voorlopige hechtenis
Het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis blijft voortduren.

8.Beslag

Onder verdachte zijn een vuurwapen, munitie en gegevensdragers in beslag genomen.
Het vuurwapen en de munitie worden onttrokken aan het verkeer, omdat het bewezen geachte onder feit 1 met deze voorwerpen is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
De rechtbank zal de gegevensdragers niet verbeurdverklaren, zoals gevorderd door de officier van justitie, maar de teruggave hiervan gelasten aan de rechthebbende(n). Hoewel het bewezenverklaarde onder feiten 4 en 5 met behulp van gegevensdragers is begaan, kan niet worden vastgesteld dat de inbeslaggenomen gegevensdragers voor het plegen van de bewezen verklaarde feiten zijn gebruikt.
9. Vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
9.1.
De vorderingen van [persoon 1] (feit 3) en [persoon 2] (feit 4)
De benadeelde partijen [persoon 1] (feit 3) en [persoon 2] (feit 4) vorderen, ieder afzonderlijk, € 2.500,00 aan vergoeding van immateriële schade. De benadeelde partijen hebben gevorderd de schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente en aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen in zijn geheel kunnen worden toegewezen.
9.3.
Standpunt van de verdediging
Vanwege de bepleitte vrijspraken ten aanzien van feiten 3 primair en 4 heeft de raadsman, primair, verzocht om de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de toewijsbare bedragen aan schadevergoeding flink te matigen.
9.4.
Oordeel van de rechtbank
De benadeelde partijen hebben, op grond van artikel 6:106, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW), recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade.
Op grond van de door de benadeelde partijen gestelde omstandigheden en rekening houdend met vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schade voor benadeelde partij [persoon 1] (feit 3) en benadeelde partij [persoon 2] (feit 4), ieder afzonderlijk, op € 500,00. Dit bedrag zal vermeerderd met de wettelijke rente (vanaf 7 februari 2024 voor [persoon 1] ) en (vanaf 1 januari 2024 voor [persoon 2] ) worden toegewezen.
De benadeelde partijen zullen in de rest van hun vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat deze schade onvoldoende onderbouwd is en verdere behandeling van de vorderingen een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De benadeelde partijen kunnen het niet-ontvankelijke deel van hun vorderingen bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
9.5.
De schadevergoedingsmaatregel ten aanzien van [persoon 1] (feit 3), [persoon 2] (feit 4) en [persoon 3] (feiten 2 en 4)
In het belang van de benadeelde partijen [persoon 1] en [persoon 2] wordt, als extra waarborg voor betaling, de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opgelegd, zodat de benadeelde partijen de opgelopen schade niet zelf hoeven te innen en de schade ook vergoed krijgen als verdachte die niet kan betalen.
In het belang van slachtoffer [persoon 3] beslist de rechtbank ambtshalve tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, zodat ook zij schade krijgt vergoed. Tijdens de terechtzitting heeft zij namelijk per e-mail kenbaar gemaakt dat ook zij schadevergoeding wenst, maar door een misverstand heeft zij haar vordering niet tijdig kunnen indienen. Hoewel verdachte zich ten aanzien van [persoon 3] – anders dan ten aanzien van [persoon 1] en [persoon 2] – schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, zal de rechtbank bij het bepalen van de hoogte van het bedrag mee wegen dat [persoon 3] met betrekking tot de bewezenverklaarde feiten onder 2 en 4 een eigen aandeel heeft gehad. De rechtbank begroot de hoogte van de schadevergoedingsmaatregel voor [persoon 3] eveneens op € 500,00.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan, namelijk op 1 januari 2024 voor [persoon 2] en op 7 februari 2024 voor [persoon 1] en [persoon 3] .
Bij gebreke van betaling en verhaal kan, voor iedere afzonderlijk gijzeling worden toegepast van maximaal 10 dagen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c, 36f, 45, 55, 57, 63, 139h (oud), 285d, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart
feit 3 primairniet bewezen en
spreekt verdachtedaarvan
vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
eendaadse samenloop van:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 2:
poging tot zware mishandeling;
feit 3 subsidiair:
mishandeling;
Feit 4:
het ter beschikking stellen en verspreiden van persoonsgegevens van een ander of een derde met het oogmerk om die ander vrees aan te jagen dan wel aan te laten jagen, ernstige overlast aan te doen dan wel aan te laten doen, meermalen gepleegd;
Feit 5:
openbaar maken van een afbeelding van seksuele aard van een persoon, terwijl hij weet dat die openbaarmaking nadelig voor die persoon kan zijn.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
210 (tweehonderdtien) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
56 (zesenvijftig) dagenvan deze gevangenisstraf
niet tenuitvoergelegdzal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak;
  • zich laat behandelen door FACT-team of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
  • verblijft in Care & Coaching of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
  • op geen enkele wijze - direct of indirect – contact heeft of zoekt met [persoon 3] , (geboren op [geboortedag] 1992), [persoon 1] (geboren [geboortedag] 2004), [persoon 2] (geboren op [geboortedag] 1994), [persoon 4] (geboren op [geboortedag] 1998) en [persoon 5] (geboren op [geboortedag] 2003), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
  • zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur;
  • meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen,
ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft aan Reclassering Nederland de opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden. De politie zal toezicht houden op de naleving van het contactverbod.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
150 (honderdvijftig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 75 (vijfenzeventig) dagen.
Verklaart
onttrokken aan het verkeer:
1. STK Revolver (Omschrijving: PL1300-2024030133-G6459257, BBM);
2. 1 STK Patroon (Omschrijving: PL1300-2024030133-G6459267);
Gelast de
bewaring ten behoeve van de rechthebbende(n)van:
3. 1 STK Computer (Omschrijving: PL1300-2024030133-G6459258, HP);
4. 1 STK Elektronica (Omschrijving: PL1300-2024030133-G6459279, Apple);
5. 1 STK Elektronica (Omschrijving: PL1300-2024030133-G6459268, Apple);
6. 1 STK Computer (Omschrijving: PL1300-2024030133-G6459260, Apple);
7. 1 STK Computer (Omschrijving: PL1300-2024030133-G6459271, MSI);
8. 1 STK Computer (Omschrijving: PL1300-2024030133-G6459259, MSI);
9. 1 STK Computer (Omschrijving: PL1300-2024030133-G6453274, Windows surface);
10. 1 STK Computer (Omschrijving: PL1300-2024030133-G6459666, Asus);
11. 1 STK Computer (Omschrijving: PL1300-2024030133-G6459665, HP);
12. 1 STK Computer (Omschrijving: PL1300-2024030133-G6459266, Samsung);
13. 1 STK Computer (Omschrijving: PL1300-2024030133-G6459664, Apple);
14. 1 STK Computer (Omschrijving: PL1300-2024030133-G6459650, Apple);
15. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2024030133-G6460558, Apple);
16. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2024030133-G6460575, Samsung);
17. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2024030133-G6459649, Samsung);
18. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2024030133-G6460563, Motorola);
19. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2024030133-G6460560, Motorola);
20. 1 STK USB-stick (memorykaart) (Omschrijving: PL1300-2024030133-G6459655, Philips)
21. 1 STK USB-stick (memorykaart) (Omschrijving: PL1300-2024030133-G6459657);
22. 1 STK USB-stick (memorykaart) (Omschrijving: PL1300-2024030133-G6459661);
23. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2024030133-G6460570, Apple);
24. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2024030133-G6460581, Apple);
25. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2024030133-G6460586, Apple);
26. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2024030133-G6460591, Apple);
27. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2024030133-G6459261, Apple);
28. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2024030133-G6460592, Apple);
29. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2024030133-G6459652, Apple);
30. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2024030133-G6459262, Xiaomi);
31. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2024030133-G6459263, Apple);
32. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2024030133-G6460556, Motorola);
33. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2024030133-G6460549, Huawei);
34. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2024030133-G6460585, Motorola);
35. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2024030133-G6460534, Google);
36. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2024030133-G6460562, LG);
37. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2024030133-G6460583, LG);
38. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2024030133-G6460571, Motorola);
39. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2024030133-G6460589, Google);
40. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2024030133-G6460574, Motorola);
41. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2024030133-G6460567, Huawei);
42. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2024030133-G6460566, LG);
43. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2024030133-G6460590, LG);
44. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2024030133-G6460533, Motorola);
45. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2024030133-G6460527, Motorola);
46. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2024030133-G6460535, Motorola);
47. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2024030133-G6460523, LG);
48. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2024030133-G6460555, Motorola);
49. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2024030133-G6460580, Motorola);
50. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2024030133-G6460553, Motorola);
51. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2024030133-G6460550, Google);
52. 1 STK Computer (Omschrijving: PL1300-2024030133-G6459269, Dell);
53. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2024030133-G6459264, Apple);
54. 1 STK Tablet (Omschrijving: PL1300-2024030133-G6459650, Wit, merk: Apple);
55. 1 STK Tablet (Omschrijving: PL1300-2024030133-G6459651, Grijs, merk: Apple).
Wijst de vordering van de
benadeelde partij [persoon 1]toe tot een bedrag van
€ 500,00 (vijfhonderd euro)aan vergoeding van immateriële schade. De schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade (7 februari 2024) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [persoon 1] .
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij voor het
overige niet-ontvankelijkin haar vordering tot vergoeding.
Legt verdachte de verplichting op
ten behoeve van [persoon 1] aan de Staat € 500,00 (vijfhonderd euro)te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (7 februari 2024) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 10 (tien) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichting-gen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de
benadeelde partij [persoon 2]toe tot een bedrag van
€ 500,00 (vijfhonderd euro)aan vergoeding van immateriële schade. De schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade (1 januari 2024) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [persoon 2] .
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij voor het
overige niet-ontvankelijkin haar vordering tot vergoeding.
Legt verdachte de verplichting op
ten behoeve van [persoon 2] aan de Staat € 500,00 (vijfhonderd euro)te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (1 januari 2024) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 10 (tien) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichting-gen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Legt verdachte de verplichting op
ten behoeve van [persoon 3] aan de Staat € 500,00 (vijfhonderd euro)te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (7 februari 2024) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 10 (tien) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis blijft voortduren.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M. Berkhout, voorzitter,
mrs. M. Smit en S. Houtman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.P.M. Smeets, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 oktober 2024.
[…]
  • […]
  • […]
  • […]
  • […]
  • […]
  • […]
  • […]
  • […]