ECLI:NL:RBAMS:2024:6018
Rechtbank Amsterdam
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Vordering tot afgifte van goederen door executeur-testamentair in kort geding na overlijden van erflaatster
In deze zaak heeft de executeur-testamentair van de nalatenschap van haar moeder, die op 6 augustus 2024 is overleden, een kort geding aangespannen tegen haar onterfde ex-echtgenoot. De executeur vordert de afgifte van diverse goederen, waaronder een auto, bankafschriften en persoonlijke bezittingen van de erflaatster. De ex-echtgenoot heeft verweer gevoerd en stelt dat hij bereid is om mee te werken, maar dat er geen spoedeisend belang is voor de vorderingen. De voorzieningenrechter heeft op 3 oktober 2024 geoordeeld dat de vordering tot afgifte van de bankafschriften toewijsbaar is, omdat de executeur deze nodig heeft om de waarde van de nalatenschap te bepalen. De andere vorderingen, zoals de afgifte van de auto en persoonlijke bezittingen, zijn afgewezen omdat de executeur niet voldoende heeft onderbouwd waarom deze vorderingen spoedeisend zijn. De voorzieningenrechter heeft de ex-echtgenoot veroordeeld om binnen 30 dagen de gevorderde bankafschriften te verstrekken, met een dwangsom van € 250 per dag bij niet-naleving, tot een maximum van € 10.000. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat gebruikelijk is in familiezaken.