ECLI:NL:RBAMS:2024:6002

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 september 2024
Publicatiedatum
30 september 2024
Zaaknummer
10.182823.24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdige verdachte veroordeeld voor poging tot winkeloverval met geweld en wapen

Op 24 september 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een 14-jarige verdachte die samen met anderen heeft geprobeerd een winkeloverval te plegen. De verdachte werd benaderd via Snapchat door een onbekende jongen en ging in op het aanbod om snel geld te verdienen, met de intentie om € 10.000,- te verdienen. De rechtbank uitte haar zorgen over de invloed van sociale media op jongeren en de toenemende betrokkenheid van minderjarigen bij ernstige misdrijven. De verdachte werd veroordeeld tot een jeugddetentie van 25 dagen, met aftrek van voorarrest, en een werkstraf van 80 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk. De rechtbank hield rekening met de jonge leeftijd van de verdachte, zijn eerdere schone strafblad en de positieve ontwikkelingen in zijn leven, zoals de betrokkenheid van zijn familie en de hulpverlening die hij ontvangt. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op aan de voorwaardelijke werkstraf, waaronder het volgen van onderwijs en meewerken aan hulpverlening. De rechtbank benadrukte het belang van het voorkomen van recidive en het bieden van ondersteuning aan de verdachte in zijn ontwikkeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummer: 10.182823.24
Datum (mondelinge) uitspraak: 24 september 2024
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2010,
wonende op het adres [adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 september 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.D. Braber en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. F.M.M.M. Vogels, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat onder meer door [medewerkster Raad voor de Kinderbescherming] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), [medewerkster Jeudbescherming] namens Jeugdbescherming Regio Amsterdam (hierna: JBRA) en door de moeder en de broers van verdachte naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is - kort weergegeven - tenlastegelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
een poging tot diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld, in vereniging, van meerdere goederen toebehorend aan [winkel] te Rotterdam, gepleegd op 2 juni 2024. Subsidiair tenlastegelegd als een afpersing in vereniging;
medeplegen van het voorhanden hebben van een gaspistool op 2 juni 2024 te Rotterdam.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de tenlastegelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde:
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank is - met de officier van justitie - van oordeel dat de primair ten laste gelegde poging tot winkeloverval in vereniging kan worden bewezen, omdat verdachte dit feit heeft bekend en zijn verklaring steun vindt in de overige bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde:
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen - met de officier van justitie - van oordeel dat het tenlastegelegde medeplegen van het voorhanden hebben van een gaspistool wettig en overtuigend kan worden bewezen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde:
op 2 juni 2024 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om goederen naar hun gading, toebehorende aan [winkel] weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen vergezellen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen meerdere medewerkers van die [winkel] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal gemakkelijk te maken, door
- verdachte en zijn mededaders zich moeilijk herkenbaar hebben gemaakt door een bivakmuts op te zetten en hun gezichten gedeeltelijk hebben bedekt en (latex) handschoenen hebben gedragen en
- verdachte en zijn mededaders een gaspistool en meerdere lege tassen voorhanden hebben gehad en
- verdachte en zijn mededaders naar de voordeur van die [winkel] zijn gelopen en vervolgens aan die gesloten voordeur hebben gebeld, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde:
op 2 juni 2024 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool, namelijk een gaspistool van het merk Umarex, type Glock 17 Gen 5, kaliber 9 mm P.A.K. voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

6.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkorte vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkorte vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkorte vonnis gehecht.

7.Strafbaarheid van het feit

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straf

De officier van justitieheeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 25 dagen, met aftrek van voorarrest. Daarnaast dient aan verdachte een taakstraf bestaande uit een werkstraf te worden opgelegd voor de duur van 80 uren waarvan 40 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Aan dat voorwaardelijke strafdeel dienen de bijzondere voorwaarden te worden opgelegd voor de duur van een jaar, zoals die door de Raad en JBRA ter zitting zijn geadviseerd.
De raadsmanheeft ter overweging aan de rechtbank gegeven om aan verdachte naast de geëiste onvoorwaardelijke jeugddetentie alleen een geheel voorwaardelijke werkstraf op te leggen. Verdachte is ontzettend geschrokken van de aanhouding en de nasleep van deze rechtszaak. Hij schaamt zich voor zijn delictgedrag en hij heeft er nog steeds moeite mee dat hij zijn familieleden heeft teleurgesteld. Verdachte wil er alles aan doen om niet weer de fout in te gaan. Hij komt de afspraken met Levvel na en hij is bereid om mee te werken aan alle hulpverlening die noodzakelijk wordt geacht. In de afgelopen periode zijn de familieleden van verdachte erg streng voor hem geweest. Ook hebben ze hem goed begeleid. Zij hebben continu zicht op hem gehouden. Zo moest verdachte bij zijn broer in de bouw werken (omdat hij door verschillende redenen niet meer welkom was op zijn school) en ook zijn internetgebruik werd regelmatig door zijn broers gecontroleerd. Tot slot zal verdachte op zeer korte termijn op een nieuwe school starten. Het is nu aan hem om zijn best te doen op school en op het rechte pad te blijven, zodat hij stapsgewijs het vertrouwen van zijn familieleden terug kan winnen. Gelet op de positieve ontwikkelingen van de afgelopen periode verwacht de raadsman dat een periode van één jaar voldoende zal zijn om het recidiverisico te verminderen. Hij heeft daarom verzocht om de proeftijd van het voorwaardelijke strafdeel op 1 jaar vast te stellen.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie van 8 augustus 2024 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld. Hij zal dan ook worden aangemerkt als
first offender.
Verdachte heeft samen met een anderen geprobeerd om een winkeloverval te plegen. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij op Snapchat door een onbekende jongen is benaderd. Verdachte is ingegaan op het aanbod om ‘snel geld te verdienen’, omdat hij geen zakgeld meer wilde vragen aan zijn ouders. Hij zou met deze winkeloverval een bedrag van € 10.000,- ‘verdienen’. De rechtbank maakt zich grote zorgen over het feit dat kinderen zoals verdachte op deze manier via social media benaderd worden om een ernstig misdrijf te plegen, iets wat steeds vaker voorkomt.
Verdachte is op zeer jonge leeftijd (14 jaar) betrokken geweest bij een serieus feit. Hij heeft zich door voor hem onbekenden via social media over laten halen een overval te plegen met een wapen waarbij onschuldige medewerkers van een winkel het slachtoffer hadden kunnen worden. Hij mag van geluk spreken dat het incident bij een poging is gebleven, slachtoffers van dergelijke overvallen ondervinden vaak langdurig psychische klachten van wat hen is overkomen. Op dit soort bijzonder ernstige feiten dient dan ook in beginsel te worden gereageerd met een (forse) onvoorwaardelijke jeugddetentie.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de rapportages, die in het kader van de persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn opgemaakt, waaronder het meest recente rapport van de Raad van 17 september 2024, waarin wordt geadviseerd om aan verdachte een deels voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen.
Ter terechtzitting heeft
de Raadzijn advies toegelicht. Verdachte is niet eerder in beeld gekomen bij de politie. De grootste zorg is daarom hoe het in één keer zo mis heeft kunnen gaan. Verdachte beseft dat hij hulp nodig heeft en hij staat open voor de hulpverlening van Levvel. Het doet hem goed om gesprekken te voeren over de gevolgen van zijn gedrag. Verdachte is nog jong en hij kan snel beïnvloed worden door andere jongeren. Desondanks heeft de Raad er vertrouwen in (met name door de betrokkenheid van de familieleden) dat verdachte niet meer in aanraking zal komen met de politie. Het is daarbij wel van belang dat hij zijn schoolgang weer oppakt en de komende twee jaar meewerkt met de noodzakelijke hulpverlening. De Raad adviseert daarom een deels voorwaardelijke werkstraf. Aan het voorwaardelijke strafdeel dienen de volgende bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld: dat verdachte naar school gaat volgens zijn rooster, meewerkt aan de hulpverlening van Levvel, meewerkt aan het hebben en behouden van een zinvolle vrijetijdsbesteding, meewerkt aan het vinden en behouden van een positieve dagbesteding / vrijetijdsbesteding en meewerkt aan alle hulpverlening (die gericht is op het aanleren van vaardigheden of emotieregulatie) die JBRA noodzakelijk acht.
JBRAkan zich vinden in het advies van de Raad. In de afgelopen periode heeft verdachte zich gehouden aan de schorsingsvoorwaarden. Hij neemt deel aan de hulpverlening van Back on Track vanuit Levvel en tijdens de gesprekken met zijn begeleiders stelt hij zich open en eerlijk op. Hij heeft verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen en kan daarop reflecteren. Gezien wordt dat hij nog wel beïnvloedbaar is voor groepsdruk en verdachte is hier ook bewust van. De komende periode zal verdachte wekelijks gesprekken voeren met zijn begeleiders van Levvel, waarbij hij ook geholpen zal worden met het vinden van een bijbaan en/of een stageplek. Daarnaast zal hij trainingen krijgen op het gebied van criminaliteit, seksualiteit en weerbaarheid. Op dit moment wordt de kans op recidive laag geschat. De belangrijkste beschermingsfactor daarbij is het familienetwerk van verdachte. De broers van verdachte zijn ontzettend bij hem betrokken; zij nemen deel aan alle overleggen, zodat zij verdachte waar nodig kunnen steunen met het zetten van de juiste stappen. Verdachte is gemotiveerd voor de toekomst. Hij blijft bereikbaar voor de hulpverlening, omdat hij er alles aan wil doen om niet meer in aanraking te komen met de politie. Gelet op de meewerkende houding van verdachte (en zijn familieleden) verwacht JBRA dat een proeftijd van één jaar voldoende zal zijn om de hulpverlening van Levvel positief af te sluiten.
De rechtbankis van oordeel dat er geen aanleiding bestaat om bij de straftoemeting in het voordeel (of nadeel) van verdachte af te wijken van wat door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank zal daarom aan verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentie opleggen die gelijk is aan het voorarrest. Gelet op de opgestarte hulpverlening en het pedagogische karakter van het jeugdstrafrecht is het niet in het belang verdachte dat hij nu gedetineerd raakt. De rechtbank houdt er rekening mee dat verdachte eerder niet is veroordeeld, nog jong is en ruim drie weken in voorarrest heeft gezeten. Hij heeft daarnaast zijn verantwoordelijkheid genomen door een bekennende verklaring af te leggen, waarbij op zitting ook uitgebreid is besproken hoe hij is benaderd voor dit delict en waarom hij snel ‘geld wilde verdienen’. Wel zal verdachte nog iets van de consequenties moeten ervaren. De rechtbank zal hem daarom naast een jeugddetentie, die hij met zijn voorarrest heeft uitgezeten, een onvoorwaardelijke werkstraf opleggen voor de duur van 40 uren en daarnaast een voorwaardelijke werkstraf voor een zelfde duur. Uit het raadsonderzoek komt weliswaar een groot aantal beschermende factoren naar voren. Verdachte heeft een zeer betrokken familie die toezicht op hem houdt. Zij zijn ontzettend geschrokken van de aanhouding en zij steunen verdachte met het nakomen van de afspraken, zodat hij in de toekomst niet meer de fout in gaat. Maar de Raad ziet ook een aantal zorgen. Zo hebben de familieleden niet altijd zicht op de sociale contacten van verdachte. Hij is daarnaast door meerdere incidenten op school geschorst geweest. Het is van belang dat er aandacht wordt besteed aan de emotieregulatie van verdachte, zodat hij - indien nodig - de hulp kan krijgen die hij nodig heeft om zijn emotieregulatie te verbeteren. Tot slot lijkt verdachte op sommige momenten ongemotiveerd om zijn schoolgang daadwerkelijk op te pakken. Ter zitting is gebleken dat hij op zeer korte termijn zal starten op een school in Amsterdam-Zuidoost, waar de voorkeur van verdachte niet naar uitgaat. Door de schoolgang als voorwaarde bij de voorwaardelijke straf op te nemen, wil de rechtbank de kans vergroten dat verdachte goed zijn best doet op school.
Aan de voorwaardelijke werkstraf zal de rechtbank daarom de bijzondere voorwaarden verbinden die de Raad en JBRA ter zitting hebben geadviseerd. Deze zullen worden opgelegd voor de duur van twee jaren, omdat verdachte nog jong is, de schoolgang nog onzeker is en dagbesteding van groot belang is om recidive te voorkomen. Mocht Levvel de behandeling eerder willen afsluiten dan kan dat. Dat hoeft geen twee jaren te duren als dat niet nodig is.

10.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende geldbedragen in beslag genomen:
  • 1 STK Muts, omschrijving: PL1700-2024180659-6777781, Bivakmuts;
  • 1 STK Muts, omschrijving: PL1700-2024180659-6777787, Louis Vuitton;
  • 1 STK Tas, omschrijving: PL1700-2024180659-6777798, Dirk v/d Broek tas.
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de in beslag genomen goederen.
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte inbeslaggenomen mutsen en de tas verbeurd dient te worden verklaard, zoals verzocht door de officier van justitie, nu het bewezenverklaarde feit 1 met behulp van deze goederen is begaan.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 45, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 312 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 26, 55 van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

12.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 primair bewezen verklaarde:
poging tot diefstal, vergezeld van geweld/bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte] ,daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van
25 (vijfentwintig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, te weten 26 dagen, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Veroordeelt verdachte daarnaast tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van
80 (tachtig) uren.
Beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 40 (veertig) dagen.
Beveelt dat een gedeelte, groot
40 (veertig) uren, van deze werkstrafnietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelastop grond van het overtreden van de na te noemen algemene en bijzondere voorwaarden.
Beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 20 (twintig) dagen.
Stelt de proeftijd vast op
2 (twee) jarenonder de algemene voorwaarde dat veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
- naar school en/of stage gaat volgens zijn lesrooster;
  • meewerkt aan de hulpverlening van Levvel;
  • meewerkt aan het vinden en behouden van een positieve dagbesteding / vrijetijdsbesteding;
- meewerkt aan alle hulpverlening (gericht op het aanleren van vaardigheden of emotieregulatie) die JBRA noodzakelijk acht.
Van rechtswege gelden tevens de voorwaarden dat veroordeelde:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
Geeft opdracht aan Jeugdbescherming Regio Amsterdam tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Verklaartde volgende voorwerpen verbeurd:
  • 1 STK Muts, omschrijving: PL1700-2024180659-6777781, Bivakmuts;
  • 1 STK Muts, omschrijving: PL1700-2024180659-6777787, Louis Vuitton;
  • 1 STK Tas, omschrijving: PL1700-2024180659-6777798, Dirk v/d Broek tas.
Heft ophet geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.E. van Montfrans, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. E. Dinjens en M. van der Kaay, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Bakir, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 september 2024.
[...]