In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 26 september 2024, wordt het beroep van eiser beoordeeld met betrekking tot zijn recht op huurtoeslag en zorgtoeslag voor de jaren 2023 en 2024. Eiser ontving geen toeslagen omdat zijn toeslagpartner, mevrouw [naam], geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft. De Dienst Toeslagen had de huurtoeslag van eiser opnieuw berekend en vastgesteld dat hij geen recht had op toeslagen voor de genoemde jaren. Eiser maakte bezwaar tegen deze besluiten, maar de Dienst Toeslagen verklaarde zijn bezwaren ongegrond.
De rechtbank behandelt het beroep van eiser en concludeert dat de Dienst Toeslagen terecht heeft besloten dat eiser geen recht heeft op huur- en zorgtoeslag. De rechtbank stelt vast dat de wetgeving, met name artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000, bepaalt dat een vreemdeling rechtmatig verblijf moet hebben om in aanmerking te komen voor deze toeslagen. Eiser doet een beroep op het evenredigheidsbeginsel, maar de rechtbank oordeelt dat de wetgever geen rekening heeft gehouden met de situatie van eiser en dat de strikte toepassing van de wet niet in strijd is met het evenredigheidsbeginsel.
De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep van eiser ongegrond is en dat hij geen recht heeft op de gevraagde toeslagen. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in hoger beroep te gaan.