ECLI:NL:RBAMS:2024:5992
Rechtbank Amsterdam
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Beslissing op vordering gijzeling in het kader van een ontneming
Op 26 september 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vordering tot gijzeling in het kader van een ontnemingsmaatregel. De veroordeelde, geboren in 1948 en thans gedetineerd, had een ontnemingsmaatregel opgelegd gekregen van € 2.144.744,00. Deze maatregel was onherroepelijk geworden na een arrest van het gerechtshof Amsterdam in 2015. In eerdere procedures had de rechtbank de betalingsverplichting van de veroordeelde verminderd tot € 1.712.688,99, maar er resteerde nog een bedrag van € 1.711.753,41 dat niet was voldaan. Het Openbaar Ministerie vorderde gijzeling voor 1080 dagen, stellende dat er sprake was van betalingsonwil, onderbouwd met vermoedens van schijnconstructies en een filmopname die implicaties had voor de financiële situatie van de veroordeelde.
De verdediging betwistte de betalingsonwil en stelde dat de veroordeelde in feite betalingsonmacht had, gezien zijn detentie en beperkte inkomsten. De rechtbank oordeelde dat het Openbaar Ministerie onvoldoende bewijs had geleverd voor de stelling dat de veroordeelde over vermogen beschikte dat hij aan het zicht van justitie onttrok. De rechtbank concludeerde dat de veroordeelde voldoende aannemelijk had gemaakt dat hij niet in staat was om te betalen, en wees de vordering van het Openbaar Ministerie af. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank.