In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 6 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Amvest RCF Custodian B.V. en een gedaagde partij over huurachterstand. Ondanks dat er sprake was van een oneerlijk huurprijswijzigingsbeding, werd vastgesteld dat de gedaagde een aanzienlijke huurachterstand had opgebouwd. De kantonrechter oordeelde dat de huurachterstand moest worden berekend op basis van de oorspronkelijk overeengekomen huurprijs, en dat de ontbinding van de huurovereenkomsten en ontruiming van de woning en parkeerplaats gerechtvaardigd was. De persoonlijke omstandigheden van de gedaagde, waaronder de aanwezigheid van een minderjarige dochter, werden in overweging genomen, maar konden niet afdoen aan de ernst van de situatie. De ontruimingstermijn werd vastgesteld op 14 dagen na betekening van het vonnis. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de proceskosten, terwijl de incassokosten werden afgewezen omdat het beding hiervoor als oneerlijk werd aangemerkt. De wettelijke rente over de huurachterstand werd eveneens toegewezen.