ECLI:NL:RBAMS:2024:598

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 februari 2024
Publicatiedatum
7 februari 2024
Zaaknummer
9955278 \ CV EXPL 22-8366
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomsten en ontruiming wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 6 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Amvest RCF Custodian B.V. en een gedaagde partij over huurachterstand. Ondanks dat er sprake was van een oneerlijk huurprijswijzigingsbeding, werd vastgesteld dat de gedaagde een aanzienlijke huurachterstand had opgebouwd. De kantonrechter oordeelde dat de huurachterstand moest worden berekend op basis van de oorspronkelijk overeengekomen huurprijs, en dat de ontbinding van de huurovereenkomsten en ontruiming van de woning en parkeerplaats gerechtvaardigd was. De persoonlijke omstandigheden van de gedaagde, waaronder de aanwezigheid van een minderjarige dochter, werden in overweging genomen, maar konden niet afdoen aan de ernst van de situatie. De ontruimingstermijn werd vastgesteld op 14 dagen na betekening van het vonnis. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de proceskosten, terwijl de incassokosten werden afgewezen omdat het beding hiervoor als oneerlijk werd aangemerkt. De wettelijke rente over de huurachterstand werd eveneens toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 9955278 \ CV EXPL 22-8366
991
Vonnis van 6 februari 2024
in de zaak van
AMVEST RCF CUSTODIAN B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eisende partij,
hierna te noemen: Amvest,
gemachtigde: mr. M. van Schie,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. Z. Kock (Fyner Group B.V.).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 10 oktober 2023
- de akte van Amvest
- de akte van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De kantonrechter blijft bij wat er in de eerdere tussenvonnissen is beslist. Amvest is in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de hoogte van de huurachterstand van de woning en de parkeerplaats, met inachtneming van wat is overwogen in de tussenvonnissen. Amvest heeft een overzicht opgesteld met daarin het verschuldigde en de betalingen van [gedaagde] , waarbij een onderscheid is gemaakt tussen de huur en de servicekosten.
2.2.
[gedaagde] heeft de bedragen in de overzichten van Amvest niet bestreden, zodat van de juistheid hiervan wordt uitgegaan. [gedaagde] heeft in haar akte haar persoonlijke omstandigheden toegelicht en wijst de kantonrechter op het feit dat zij bij ontbinding en ontruiming met haar minderjarige dochter op straat zal komen te staan.
2.3.
Nu [gedaagde] de juistheid van de overzichten van Amvest niet heeft betwist, staat vast dat zij zowel voor de woning als voor de parkeerplaats een aanzienlijke huurachterstand heeft. Deze bedraagt meer dan drie maanden. Daarom wordt geoordeeld dat sprake is van een zodanig ernstig tekortschieten van [gedaagde] dat ontbinding van de huurovereenkomsten en ontruiming van de gehuurde woning en parkeerplaats gerechtvaardigd wordt geacht. Hieraan kunnen de persoonlijke omstandigheden van [gedaagde] niet afdoen.
2.4.
Zoals in het tussenvonnis van 25 april 2023 is overwogen, moeten ingevolge artikel 3 IVRK de belangen van de minderjarige dochter van [gedaagde] een eerste overweging vormen. Onderzocht moet worden welke toereikende voorzieningen zijn getroffen ter voorkoming dat de minderjarige dochter van [gedaagde] dakloos wordt. Hierover wordt het volgende overwogen. De ouders zelf zijn verantwoordelijk voor de tekortkoming die tot de ontruiming leidt (of kan leiden) en in het geval van gedwongen ontruiming is het op de eerste plaats de verantwoordelijkheid van ouders zelf om de nadelige effecten van de ontruiming voor hun kinderen zoveel mogelijk te beperken. Er bestaat de mogelijkheid om, indien ouders daarbij hulp behoeven, hulpverlenende instanties in te schakelen. Als niettemin een noodsituatie dreigt, bijvoorbeeld omdat de kinderen letterlijk op straat komen te staan, kan dat – mede afhankelijk van de overige omstandigheden – een belemmering voor ontruiming zijn. Dat van een dergelijke noodsituatie sprake is, is echter niet gebleken. [gedaagde] heeft in haar laatste akte te kennen gegeven dat het na ontruiming wellicht mogelijk is dat zij samen met haar dochter zou kunnen intrekken bij de vader van haar dochter. Ondanks dat dit geen ideale situatie zal zijn, wordt daarmee voorkomen dat zij op straat komen te staan. Op grond van het voorgaande vormt artikel 3 IVRK dan ook geen beletsel om de vordering tot ontbinding en ontruiming toe te wijzen.
2.5.
De ontruimingstermijn wordt naar vast beleid vastgesteld op 14 dagen na betekening van het vonnis, in plaats van de gevorderde 3 dagen.
2.6.
Met inachtneming van het bepaalde in het tussenvonnis is [gedaagde] tot 1 januari 2024 ter zake van de woning aan huurachterstand (inclusief servicekosten) verschuldigd een bedrag van € 69.196,36. Zij heeft in totaal € 55.506,13 aan huur en servicekosten betaald. Bij laatstgenoemd bedrag is geen rekening gehouden met de door [gedaagde] betaalde waarborgsom van € 4.020,00. Nu de waarborgsom een ander doel dient, wordt deze niet betrokken bij de huurbetalingen. Dat betekent dat aan huurachterstand ter zake van de woning een bedrag van € 13.690,23 wordt toegewezen.
2.7.
Met betrekking tot de parkeerplaats is [gedaagde] tot 1 januari 2024 aan huurachterstand (inclusief servicekosten) verschuldigd een bedrag van € 6.187,50. [gedaagde] heeft in totaal € 5.167,13 aan huur en servicekosten betaald. Ook bij laatstgenoemd bedrag is geen rekening gehouden met de door [gedaagde] voor de parkeerplaats betaalde waarborgsom van € 300,00. Dat betekent dat aan huurachterstand ter zake van de parkeerplaats een bedrag van € 1.020,37 wordt toegewezen.
2.8.
De buitengerechtelijke kosten worden afgewezen, omdat het beding op grond waarvan incassokosten in rekening kunnen worden gebracht, geciteerd in overweging 7 van het tussenvonnis van 25 april 2023, als oneerlijk is aangemerkt. In dat geval kan Amvest geen aanspraak maken op het recht dat van toepassing zou zijn als het oneerlijke beding niet in de algemene voorwaarden zou staan.
2.9.
De wettelijke rente over de huurachterstand is toewijsbaar als in de beslissing vermeld.
2.10.
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Amvest als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
127,43
- griffierecht
514,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2,00 punten × € 339,00)
- nakosten
68,00
Totaal
1.387,43

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomsten ter zake van de woning aan de [adres] en de parkeerplaats aan de [adres] ,
3.2.
veroordeelt [gedaagde] om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis voormelde woning en parkeerplaats met al de haren en het hare te verlaten en ontruimen, met overgave van de sleutels aan Amvest, en ze ter vrije en algehele beschikking van Amvest te stellen,
3.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Amvest van:
  • € 13.690,23 aan huurachterstand ter zake van de woning, te vermeerderen met wettelijke rente over de afzonderlijke huurtermijnen vanaf de vervaldag tot de dag van de voldoening,
  • € 1.020,37 aan huurachterstand ter zake van de parkeerplaats, te vermeerderen met wettelijke rente over de afzonderlijke huurtermijnen vanaf de vervaldag tot de dag van de voldoening,
3.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Amvest tot dit vonnis vastgesteld op € 1.387,43,
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Bilderbeek en in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2024.