Uitspraak
RECHTBANK Amsterdam
1.De procedure
- de conclusie van antwoord, met producties,
- de akte van Stichting Dier&Recht van 26 juni 2024,
- de akte van Raad van Beheer van 24 juli 2024.
2.In het kort: waar gaat deze zaak over?
3.De feiten
Doel
4.De collectieve vorderingen
5.De beoordeling
- artikel 1018c lid 5 onder a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv): de ontvankelijkheidseisen van artikel 3:305a lid 1 tot en met 3 BW;
- artikel 1018c lid 5 onder b Rv: eiser heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat het instellen van een collectieve vordering efficiënter en effectiever is dan het instellen van een individuele vordering;
- artikel 1018c lid 5 onder c Rv: niet summierlijk is gebleken van de ondeugdelijkheid van de collectieve vordering.
- het aanwijzen van een exclusieve belangenbehartiger (artikel 1018e lid 1 Rv);
- beoordelen wat de collectieve vordering precies inhoudt, voor welke nauw omschreven groep personen de exclusieve belangenbehartiger de belangen in deze collectieve vordering behartigt en of de aan een bepaalde plaats gebonden aard van de collectieve vordering aanleiding geeft voor behandeling van de zaak bij een ander gerecht (artikel 1018e lid 2 Rv);
- het vaststellen van de termijn voor zogenoemde opt-out (en eventueel opt-in ) vaststelt (artikel 1018f lid 1 en 5 Rv), waarbij de rechter in ieder geval een of meer nieuwsbladen aanwijst waarin de relevante informatie voor de opt-out / opt-in wordt aangekondigd (artikel 1018f lid 3 Rv);
- indien er personen tot de nauw omschreven groep behoren die geen woonplaats of verblijf in Nederland hebben en een voor Nederland bindende internationale of Unieregeling geen wijze van aankondiging voorschrijft, aankondiging gelasten op een door hem te bepalen wijze (artikel 1018f lid 3 Rv); en
- een termijn voor het beproeven van een schikking stelt (artikel 1018g Rv).
2 oktober 2024– hun verhinderdata op te geven voor de periode februari-april 2025.
6.De beslissing
2 oktober 2024voor opgave verhinderdata in de periode
februari - april 2025,