ECLI:NL:RBAMS:2024:5970

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 september 2024
Publicatiedatum
26 september 2024
Zaaknummer
13-134185-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op verzoek om aanvullende toestemming voor uitbreiding van de vervolging in het kader van de Overleveringswet

Op 12 september 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam, Internationale Rechtsulpkamer, een beslissing genomen op een verzoek om aanvullende toestemming, ingediend door de officier van justitie. Dit verzoek betreft de uitbreiding van de vervolging van een Hongaarse onderdaan, die momenteel gedetineerd is in Hongarije. Het verzoek is ingediend op 19 april 2024 en betreft een zaak die is gestart door de Buda Central District Court in Hongarije op 30 november 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overgeleverde persoon de mogelijkheid heeft gehad om haar opmerkingen en bezwaren kenbaar te maken, zoals vereist door het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 26 oktober 2021. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de ontvluchting van gevangenen niet als een strafbaar feit kan worden gekwalificeerd onder Nederlands recht, en heeft daarom besloten om van de weigeringsgrond ex artikel 7 OLW af te zien. De rechtbank heeft het verzoek om toestemming voor uitbreiding van de vervolging toegewezen, op grond van artikel 14, eerste lid, aanhef en onder f, en derde lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-134185-24
Datum beslissing: 12 september 2024
BESLISSING
op de vordering ex artikel 14, derde lid, Overleveringswet (hierna: OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank op 19 april 2024, strekkende tot het in behandeling nemen van een verzoek om toestemming te verlenen voor uitbreiding van de vervolging als bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onder f, OLW. Dit verzoek is op 30 november 2023 ingediend door
Buda Central District Court, Hongarije, (hierna: uitvaardigende justitiële autoriteit) en betreft:
[overgeleverde persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1977 te [geboorteplaats] (Hongarije),
thans gedetineerd in Hongarije,
hierna te noemen: de overgeleverde persoon.

1.Beoordeling

Het verzoek bevat de gegevens als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van Kaderbesluit 2002/584/JBZ. De voorhanden zijnde stukken zijn toereikend om - met volledige eerbiediging van de rechten van verdediging van de overgeleverde persoon - een beslissing te nemen.
Dubbele strafbaarheid
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Aanvullende toestemming kan in dat geval worden gegeven, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan niet is voldaan, omdat de ontvluchting van gevangenen naar Nederlands recht niet als een strafbaar feit kan worden gekwalificeerd. Bij de totstandkoming van het Nederlandse Wetboek van Strafrecht in 1886 werd de ontvluchting door gevangenen door de wetgever uitdrukkelijk straffeloos geacht en ook nadien is hieromtrent geen strafbaarstelling in het leven geroepen. [1]
De rechtbank is echter van oordeel dat aanleiding bestaat om van toepassing van de weigeringsgrond ex artikel 7 OLW af te zien. Het feit waarvoor de aanvullende toestemming door de uitvaardigende justitiële autoriteit wordt verzocht is verricht door een Hongaarse onderdaan, is gepleegd in Hongarije en heeft ook anderszins geen aanknopingspunten met de Nederlandse rechtsorde.
Hoorrecht
Vereist is dat de overgeleverde persoon feitelijk de mogelijkheid heeft gehad om al haar eventuele opmerkingen en bezwaren met betrekking tot het verzoek tot aanvullende toestemming kenbaar te maken, zoals bedoeld in het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 26 oktober 2021. [2]
Uit de stukken blijkt dat de overgeleverde persoon hiertoe de gelegenheid heeft gehad. Bijgevoegd is een proces-verbaal bij
the Buda Central District Courtvan 13 augustus 2024, waarbij de overgeleverde persoon – bijgestaan door haar raadsvrouw – door een rechter is gehoord in het kader van het huidige verzoek om aanvullende toestemming. In dit proces-verbaal staat onder meer het volgende:
“The judge informs the suspect that the Buda Central District Court issued an arrest warrant for her on the 30th of November 2023, under the number 13.Bny.4735/2023/3.
Upon the judge's question, the suspect: I have received the arrest warrant issued in the interest of subsequent consent, and I have received the motion.
Defence counsel: I have received the motion.
Judge informs the suspect that the Dutch judicial authority has requested to inform her that a request for subsequent consent has been submitted and to hear her in order to express her opinion on the request for subsequent consent.
Upon the judge's question, the suspect: I understand the information provided. I still do not wish new proceedings to be brought against me. I spent 3 months in the Netherlands, and I wanted to serve my sentence there, because I know that the conditions in the Netherlands are much better.
Defence counsel: I don't want to add anything else. but I have an objection to the granting of the subsequent consent by the Dutch authorities.”
De rechtbank is gelet hierop van mening dat de overgeleverde persoon feitelijk de mogelijkheid heeft gehad om al haar eventuele opmerkingen en bezwaren met betrekking tot het verzoek tot aanvullende toestemming kenbaar te maken.
De rechtbank zal daarom het verzoek toewijzen.

2.Beslissing

De rechtbank:
verleent op grond van artikel 14, eerste lid, aanhef en onder f, en derde lid, OLW toestemming voor uitbreiding van de vervolging van
[overgeleverde persoon]voor het feit zoals vermeld in het verzoek.
Deze beslissing is genomen op 12 september 2024 door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. A.K. Glerum en A.R. Vlierhuis, rechters,
in tegenwoordigheid van L.E. Poel, griffier.

Voetnoten

1.H.J. Smidt, Geschiedenis van het Wetboek van Strafrecht, deel II, Haarlem: H.D. Tjeenk Willink 1891, p. 195- 196. Zie ook onder meer:
2.Vgl. HvJ EU 26 oktober 2021, ECLI:EU:C:2021:876, punt 63.