ECLI:NL:RBAMS:2024:5949

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 september 2024
Publicatiedatum
26 september 2024
Zaaknummer
AWB - 24 _ 1449
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van WIA-uitkering na vaststelling van arbeidsongeschiktheid onder de 35%

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 september 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. E.J. Dennekamp, en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door mr. E. Kok. De zaak betreft de beëindiging van de WIA-uitkering van eiseres, die minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Eiseres had eerder recht op een WIA-uitkering, maar deze werd per 28 augustus 2023 beëindigd op basis van een medisch onderzoek dat concludeerde dat zij slechts 27,98% arbeidsongeschikt was. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van verweerder, waarin haar bezwaren ongegrond werden verklaard.

Tijdens de zitting op 8 augustus 2024 heeft de rechtbank de argumenten van eiseres gehoord, waaronder haar bezorgdheid over het ontbreken van toestemming voor het delen van medische informatie met haar werkgever en de afwezigheid van een verzekeringsarts tijdens de hoorzitting. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat de rapportages van de verzekeringsartsen geen tegenstrijdigheden vertonen. Eiseres heeft geen overtuigende argumenten aangedragen die de conclusie van de verzekeringsartsen ondermijnen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de besluiten van verweerder op zorgvuldige wijze zijn genomen en dat de medische en arbeidskundige beoordelingen adequaat zijn onderbouwd. Eiseres heeft geen recht op een deskundige, omdat er onvoldoende twijfel is gerezen over de rapporten van de verzekeringsartsen. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat eiseres haar griffierecht niet terugkrijgt en er geen aanleiding is voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 24/1449

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 september 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. E.J. Dennekamp),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
(gemachtigde: mr. E. Kok).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[bedrijf], te Amsterdam (de werkgever), die te kennen heeft gegeven alleen een kopie van de uitspraak te willen ontvangen.

Procesverloop

Bij besluit van 27 juni 2023 (het primaire besluit 1) heeft verweerder aan eiseres laten weten dat zij recht heeft op een WIA [1] -uitkering met ingang van 8 juli 2021.
Bij besluit van 27 juni 2023 (het primaire besluit 2) heeft verweerder deze WIA-uitkering beëindigd per 28 augustus 2023.
Bij besluit van 23 januari 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 augustus 2024. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Geen toestemming voor het delen van medische gegevens
1. Eiseres heeft geen toestemming gegeven om haar medische informatie te delen met de werkgever. Omdat de werkgever een kopie van de uitspraak krijgt, zal de rechtbank in deze uitspraak geen medische informatie vermelden, maar alleen in algemene termen de medische situatie van eiseres beschrijven.
Wat aan deze procedure voorafging
2. Eiseres is laatstelijk werkzaam geweest als [functie] voor gemiddeld 38,16 uur per week. Per 16 april 2014 heeft eiseres zich ziekgemeld. Per 13 april 2016 is aan eiseres een WIA-uitkering toegekend, omdat zij voor 61,73% arbeidsongeschikt was. Per 13 mei 2018 is de WIA-uitkering van eiseres geëindigd, omdat eiseres vanaf die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt was.
3. Met het primaire besluit 1 heeft verweerder te kennen gegeven dat eiseres recht heeft op een WIA-uitkering met ingang van 8 juli 2021, omdat zij voor 57,99% arbeidsongeschikt was. Met het primaire besluit 2 heeft verweerder te kennen gegeven dat eiseres per 28 augustus 2023 geen recht meer had op een WIA-uitkering, omdat zij minder dan 35%, namelijk 27,98%, arbeidsongeschikt was. Verweerder heeft aan deze besluiten de rapportage van de primaire verzekeringsarts van 9 juni 2023 en de rapportage van de primaire arbeidsdeskundige van 21 juni 2023 ten grondslag gelegd. De primaire verzekeringsarts heeft de beperkingen van eiseres vastgelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 9 juni 2023.
4. Aan het bestreden besluit heeft verweerder de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 17 januari 2024 en het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 22 januari 2024 ten grondslag gelegd.

De beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank moet beoordelen of de hoogte van de arbeidsongeschiktheid van eiseres per 8 juli 2021 op de juiste manier is vastgesteld. Daarnaast moet de rechtbank beoordelen of de WIA-uitkering op goede gronden per 28 augustus 2023 is beëindigd.
6. Verweerder mag zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten. Eiseres is het niet eens met de verzekeringsgeneeskundige grondslag van het bestreden besluit. De rechtbank zal de beroepsgronden van eiseres hieronder beoordelen.
De medische grondslag van het bestreden besluit
7. De rechtbank overweegt dat voor de vraag of eiseres recht heeft op een uitkering niet de (subjectieve) klachtbeleving van eiseres leidend is. De rechtbank moet beoordelen of de rapportages van de verzekeringsartsen geen tegenstrijdigheden bevatten en of de conclusies logisch voortvloeien uit de rapportages.
8. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek dat ten grondslag ligt aan het bestreden besluit op zorgvuldige wijze is verricht. Eiseres heeft op 20 april 2023 een fysiek spreekuur gehad met de verzekeringsarts. De verzekeringsarts heeft ook het dossier en de ontvangen informatie bestudeerd. In de bezwaarfase heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep het dossier bestudeerd en kennis genomen van het verslag van de hoorzitting. Naar het oordeel van de rechtbank hebben de verzekeringsartsen alle beschikbare medische gegevens op een deugdelijke en kenbare wijze betrokken bij de medische beoordeling.
9. Eiseres voert aan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep haar beperkingen onjuist heeft gewaardeerd, omdat de verzekeringsarts heel weinig medische informatie tot zijn beschikking had. Hierdoor is er sprake van een motiveringsgebrek.
10. Het betoog van eiseres slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep alle informatie betrokken heeft bij de beoordeling van eiseres. Hij is niet alleen afgegaan op het oordeel van de primaire verzekeringsarts, maar heeft ook de informatie uit de behandelend sector, zoals specialistenbrieven, en de informatie die vanuit de hoorzitting naar voren is gekomen, betrokken bij zijn oordeel. Op de punten waar de verzekeringsarts bezwaar en beroep eventueel afweek van het oordeel van bijvoorbeeld de bedrijfsarts, heeft hij duidelijk gemotiveerd waarom hij is afgeweken. De rechtbank overweegt dat er hier geen sprake is van een motiveringsgebrek, maar slechts van een nadere toelichting van de beperkingen.
11. Daarnaast vindt eiseres het onbegrijpelijk dat de urenbeperking die in 2016 en 2021 wel was opgenomen in de FML bij deze beoordeling verwijderd is.
12. Het betoog van eiseres slaagt niet. Voor het aanhouden van een urenbeperking is geen aanvullende medische informatie overgelegd. De rechtbank heeft gekeken naar de beoordeling van de urenbeperking door de verzekeringsartsen en is van oordeel dat het niet langer handhaven van de urenbeperking duidelijk genoeg is onderbouwd.
13. Eiseres voert verder aan dat er bij de hoorzitting geen verzekeringsarts aanwezig was, terwijl eiseres een grote hoeveelheid medische informatie had ingebracht. Eiseres voelde zich daardoor onvoldoende gehoord. Om dit argument te ondersteunen verwijst zij naar Hoofdstuk 6C van de Richtlijnen Bezwaarproces van verweerder. Hierin staat dat het uitgangspunt is dat, indien de klant dit wenst, persoonlijk contact met de verzekeringsarts bezwaar en beroep plaatsvindt. Eiseres vindt dat er geen sprake is van de genoemde uitzonderingen die onder punt 3 worden genoemd en dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet heeft gemotiveerd waarom hij niet aanwezig was bij de hoorzitting.
14. In Hoofdstuk 6C van de Richtlijnen Bezwaarproces van verweerder staat het persoonlijk contact met de verzekeringsarts bezwaar en beroep centraal. Onder punt 3 wordt er gesproken over situaties waarin persoonlijk contact met de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen toegevoegde waarde kan hebben. De rechtbank stelt vast dat de beschreven situaties niet limitatief zijn. De rechtbank overweegt verder dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport van 17 januari 2024 deugdelijk heeft onderbouwd, waarom hij vond dat hij niet aanwezig hoefde te zijn bij de hoorzitting. Het betoog van eiseres slaagt daarom niet.
15. Eiseres heeft ter zitting aangevoerd dat de Maatregel Praktisch Beoordelen toegepast moet worden op haar situatie. Volgens eiseres is zij slachtoffer geworden van het onvermogen van verweerder om een goede medische beoordeling te doen.
16. De rechtbank gaat niet mee in het betoog van eiseres, alleen al omdat de bedoelde Maatregel van toepassing is op WIA-beoordelingen op of na 1 juli 2024. De beoordeling van eiseres heeft plaatsgevonden voor 1 juli 2024. Zij kan dus geen aanspraak maken op deze maatregel.
17. Tot slot verzoekt eiseres om een deskundige te benoemen, zodat deze op basis van het dossier én een persoonlijk contact een beoordeling kan geven over haar arbeidsmogelijkheden.
18. Voor het benoemen van een deskundige moet er sprake zijn van voldoende twijfel dat de rapporten van de verzekeringsartsen en de arbeidsdeskundigen niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen. [2] De bewijslast ligt hier bij eiseres. De rechtbank is van oordeel dat de medische informatie van de bedrijfsarts en de huisarts, die eiseres heeft overgelegd, onvoldoende twijfel zaait. Deels omdat de informatie van de bedrijfsarts over de urenbeperking gaat waarover de verzekeringsarts bezwaar en beroep een gemotiveerd standpunt heeft ingenomen en deels omdat de informatie van de huisarts deels ziet op een andere periode dan de periode in geding. Daardoor is er geen aanleiding om een deskundige te benoemen.
De arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
19. Eiseres geeft verder ook aan dat er een aantal verborgen beperkingen zijn opgenomen in de FML van 9 juni 2023. Hierdoor overschrijden bepaalde functies de belastbaarheid van eiseres. Volgens eiseres heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep deze overschrijdingen niet gemotiveerd.
20. Het betoog van eiseres kan niet slagen. Bij alle functies is een duidelijke toelichting gegeven waarom de functie wel geschikt is voor eiseres. In de gevallen dat er wel sprake is van een overschrijding, bijvoorbeeld bij de functie productiemedewerker industrie (SBC-code 111180), wordt er duidelijk toegelicht dat de overschrijding gecompenseerd wordt door bijvoorbeeld de kortere duur van een bepaalde belasting. De rechtbank is van oordeel dat deze onderbouwing duidelijk en logisch is.

Conclusie en gevolgen

21. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Eiseres krijgt geen gelijk. Hierdoor krijgt zij haar griffierecht niet terug. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.F. de Lemos Benvindo, rechter, in aanwezigheid van mr. J.Y. Exterkate, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 september 2024.
griffier rechter is verhinderd te tekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen.
2.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 1 december 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:4016.