In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 september 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. E.J. Dennekamp, en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door mr. E. Kok. De zaak betreft de beëindiging van de WIA-uitkering van eiseres, die minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Eiseres had eerder recht op een WIA-uitkering, maar deze werd per 28 augustus 2023 beëindigd op basis van een medisch onderzoek dat concludeerde dat zij slechts 27,98% arbeidsongeschikt was. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van verweerder, waarin haar bezwaren ongegrond werden verklaard.
Tijdens de zitting op 8 augustus 2024 heeft de rechtbank de argumenten van eiseres gehoord, waaronder haar bezorgdheid over het ontbreken van toestemming voor het delen van medische informatie met haar werkgever en de afwezigheid van een verzekeringsarts tijdens de hoorzitting. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat de rapportages van de verzekeringsartsen geen tegenstrijdigheden vertonen. Eiseres heeft geen overtuigende argumenten aangedragen die de conclusie van de verzekeringsartsen ondermijnen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de besluiten van verweerder op zorgvuldige wijze zijn genomen en dat de medische en arbeidskundige beoordelingen adequaat zijn onderbouwd. Eiseres heeft geen recht op een deskundige, omdat er onvoldoende twijfel is gerezen over de rapporten van de verzekeringsartsen. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat eiseres haar griffierecht niet terugkrijgt en er geen aanleiding is voor een proceskostenvergoeding.