ECLI:NL:RBAMS:2024:5940

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 september 2024
Publicatiedatum
26 september 2024
Zaaknummer
C/13/743894 / HA ZA 23-1141
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in geschil tussen hoofdaannemer en onderaannemer met betrekking tot arbitragebeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 september 2024 uitspraak gedaan in een incident waarbij de rechtbank zich onbevoegd verklaarde op grond van een overeengekomen arbitragebeding. De zaak betreft een geschil tussen de vennootschap onder firma [naam vof], de besloten vennootschap Schiphol Nederland B.V., en de besloten vennootschap Metal Yapi NL B.V. [naam vof] was hoofdaannemer voor de bouw van een nieuwe A-Pier op de luchthaven Schiphol en had een subcontract gesloten met Metal Yapi voor gevelwerk. Na beëindiging van de hoofdovereenkomst door Schiphol, heeft [naam vof] het subcontract met Metal Yapi beëindigd. Metal Yapi vorderde tussenkomst in de hoofdzaak, maar de rechtbank oordeelde dat het arbitragebeding in het subcontract de mogelijkheid tot tussenkomst uitsloot. De rechtbank concludeerde dat zij op grond van artikel 1022 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) onbevoegd was om van het geschil kennis te nemen. De proceskosten werden toegewezen aan de in het ongelijk gestelde partij, Metal Yapi.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/743894 / HA ZA 23-1141
Vonnis in incident van 25 september 2024
in de zaak van
de vennootschap onder firma
[naam vof],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres in conventie in de hoofdzaak,
verweerster in reconventie in de hoofdzaak,
verweerster in het incident tot tussenkomst,
eiseres in het bevoegdheidsincident,
advocaat mr. I. de Groot te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SCHIPHOL NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Schiphol,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiseres in reconventie in de hoofdzaak,
verweerster in het incident tot tussenkomst,
advocaat mr. G.W. van der Bend te Amsterdam,
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
METAL YAPI NL B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in het incident tot tussenkomst,
verweerster in het bevoegdheidsincident,
advocaat mr. S. Hossaini te Haarlem.
Partijen zullen hierna [naam vof] , Schiphol en Metal Yapi genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het incidentele vonnis van 22 mei 2024 met de daarin genoemde stukken,
  • de incidentele conclusie tot tussenkomst van Metal Yapi, met producties,
  • de incidentele conclusie van antwoord in het incident tot tussenkomst van [naam vof] , tevens bevoegdheidsincident, met producties,
  • de incidentele conclusie van antwoord in het incident tot tussenkomst van Schiphol,
  • de conclusie van antwoord in het onbevoegdheidsincident van Metal Yapi.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten (voor zover van belang voor deze incidenten)

2.1.
Schiphol heeft in 2018 aan [naam vof] als hoofdaannemer opdracht gegeven voor de bouw van een nieuwe A-Pier op de luchthaven Schiphol. Hiertoe is tussen Schiphol en [naam vof] een aanneemovereenkomst gesloten (hierna: de hoofdovereenkomst).
2.2.
Ten behoeve van dit project heeft [naam vof] met vele onderaannemers (circa 140) aparte opdrachtovereenkomsten gesloten, waaronder in oktober 2018 met Metal Yapi (hierna: het subcontract) voor het door Metal Yapi uit te voeren gevelwerk.
2.3.
Het subcontract bevat onder meer de volgende bepalingen:
“27.3
Dispute Resolution
27.3.1
All disputes, also including a dispute that is considered to be a dispute by only one of the Parties, which may arise as a result of the Subcontract or any other agreements arising therefrom, and that cannot
be resolved amicably, will be settled at the Contractors solely choice and discretion by means of either
i) arbitration in accordance with the rules as laid down in the Articles of Association of the Arbitration
Board for the Building Industry as these read three months before the date that the Subcontract has
been concluded or ii) the competent civil court.
27.3.2
Any disputes in which Contractor and Employer become involved and for which Contractor and/or
Employer wish to institute legal proceedings against or implead the Subcontractor shall not be covered
by
clause 27.3.1. In such events, the Contractor and the Subcontractor shall adhere to and follow the
dispute resolution procedure as stated in the Contract, attached in Schedule 31 (Contract’s clauses on
Amicable Settlement, Mediation and Jurisdiction).
27.3.3
Clauses 27.3.1 and 27.3.2are without prejudice to the possibility of requesting an injunction or taking precautionary measures
27.3.4
The occurrence of any disputes shall not entitle the Subcontractor to suspend or alter its performance of the Agreement.”
2.4.
Schiphol heeft bij brief van 28 november 2021 de hoofdovereenkomst tussen haar en [naam vof] beëindigd met ingang van 29 november 2021.
2.5.
[naam vof] heeft vervolgens bij brief van 5 januari 2022 het subcontract tussen haar en Metal Yapi beëindigd op grond van artikel 22.2 van het subcontract (subcontractors default).
2.6.
Bij brief van 4 mei 2024 heeft [naam vof] onder meer aan Metal Yapi kenbaar gemaakt dat zij met een beroep op artikel 27.3.1 van het subcontract kiest voor geschillenbeslechting door de Raad van Arbitrage indien partijen niet tot overeenstemming komen en Metal Yapi een procedure aanhangig wil maken.

3.Het geschil

In de hoofdzaak
3.1.
Het geschil in de hoofdzaak spitst zich onder meer toe op de vraag of Schiphol de hoofdovereenkomst heeft mogen beëindigen.
In het incident
3.2.
In het incident vordert Metal Yapi bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. Metal Yapi als partij tussen te laten komen in deze tussen [naam vof] en Schiphol aanhangige hoofdzaak;
II. [naam vof] en Schiphol te bevelen om een afschrift van hun tot nu toe in de hoofdzaak genomen processtukken aan Metal Yapi toe te zenden binnen veertien dagen na datum van de uitspraak dan wel binnen een goede justitie te bepalen termijn;
III. Metal Yapi een termijn van minstens drie maanden te geven voor het nemen van een conclusie van eis;
IV. de kosten van dit incident tussen partijen te compenseren, althans de beslissing omtrent deze kosten aan te houden tot aan het in de hoofdzaak te wijzen eindvonnis;
V. indien het incidenteel gevorderde wordt afgewezen hoger beroep tegen het vonnis open te stellen.
3.3.
Metal Yapi stelt hiertoe, samengevat weergegeven, dat zij voldoende belang bij de gevorderde tussenkomst heeft en dat de goede procesorde zich niet verzet tegen haar tussenkomst. Tussen Metal Yapi en [naam vof] is onder meer de grond voor het kunnen opzeggen van het subcontract (op grond van subcontractors default (artikel 22.2) dan wel op grond van contractors convenience (artikel 22.6)) in geschil en de gevolgen die dit heeft voor de wijze waarop tussen partijen dient te worden afgerekend. Metal Yapi wil aanzienlijke vorderingen instellen jegens [naam vof] . [naam vof] heeft bij de opzegging van het subcontract een viertal opzeggingsgronden genoemd die Schiphol mede ten grondslag heeft gelegd aan de opzegging van de hoofdovereenkomst. Door tussen te komen, zal er duidelijkheid komen over de opzeggingsgronden. Ook heeft Metal Yapi er belang bij om duidelijkheid te verkrijgen over hoe het standpunt van Schiphol jegens [naam vof] zich verhoudt tot het standpunt van [naam vof] jegens Metal Yapi met betrekking tot, onder meer, de vertragingsschade en welke vergoeding [naam vof] daarvoor van Schiphol zal ontvangen. Metal Yapi heeft dan ook voldoende belang bij haar vordering tot tussenkomst en er bestaat bovendien voldoende samenhang met de vordering in de hoofdzaak. De uitkomst van de hoofdzaak is mede bepalend voor de vorderingen van Metal Yapi op [naam vof] .
3.4.
Schiphol voert verweer tegen de gevorderde tussenkomst en betwist dat Metal Yapi een (afdoende) belang heeft bij tussenkomst. Daarnaast verzet de goede procesorde zich tegen toewijzing van het incidenteel gevorderde. De hoofdzaak zou te veel worden gecompliceerd en vertraagd indien de tussenkomst zou worden toegestaan, aldus Schiphol.
Schiphol verzoekt de rechtbank verder om, ingeval van afwijzing van het incidenteel gevorderde, het gehele vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren zodat een eventueel hoger beroep tegen het incidentele vonnis geen schorsende werking van de hoofdzaak tot gevolg heeft en verdere vertraging van de zaak kan worden voorkomen.
3.5.
[naam vof] voert eveneens gemotiveerd verweer tegen de gevorderde tussenkomst. Zij beroept zich allereerst op de onbevoegdheid van de rechtbank om van vorderingen van Metal Yapi jegens haar kennis te nemen. In het subcontract is een geschillenbeslechtingsregeling opgenomen. Uit de tekst van die regeling en de uitdrukkelijke ook aan Metal Yapi kenbaar gemaakte keuze van [naam vof] voor arbitrage volgt dat uitsluitend de Raad van Arbitrage bevoegd is om te oordelen over een vermeende vordering van Metal Yapi op [naam vof] . De rechtbank dient zich om die reden op grond van artikel 1022 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) onbevoegd te verklaren. Een incidentele vordering tot tussenkomst leidt niet tot een uitzondering op het bepaalde in artikel 1022 Rv.
Daarnaast heeft Metal Yapi onvoldoende belang bij het incidenteel gevorderde dan wel is de gevorderde tussenkomst in strijd met de goede procesorde, aldus steeds [naam vof] .
3.6.
In reactie op het onbevoegdheidsincident van [naam vof] voert Metal Yapi aan dat de rechtbank wel degelijk bevoegd is om van het incidenteel gevorderde en van haar nog in te stellen vordering op [naam vof] kennis te nemen. Er is inderdaad in het subcontract een geschillenbeslechtingsregeling opgenomen. Daaruit kan echter niet worden afgeleid dat het haar niet is toegestaan om in deze procedure tussenkomst te vorderen. Volgens Metal Yapi heeft ingevolge artikel 217 Rv een ieder het recht om tussenkomst in een procedure te vorderen mits er wordt voldaan aan de daarvoor geldende vereisten zoals door de Hoge Raad geformuleerd. De overeengekomen geschillenbeslechtingsregeling sluit deze mogelijkheid niet uit, aldus Metal Yapi.

4.De beoordeling

In de incidenten
Ten aanzien van de bevoegdheid
4.1.
Kern van het geschil betreft de vraag of het Metal Yapi is toegestaan om in de hoofdzaak tussen te komen en een eigen vordering jegens [naam vof] in te stellen, ondanks de in het subcontract opgenomen geschillenbeslechtingsregeling en de keuze van [naam vof] voor arbitrage in plaats van voor de burgerlijk rechter.
4.2.
Anders dan Metal Yapi betoogt kan een geldig overeengekomen arbitragebeding wel degelijk aan een geslaagd verzoek tot tussenkomst in de weg staan. De in artikel 217 Rv verwoorde mogelijkheid om in een procedure tussen te kunnen komen, indien aan de vereisen daarvoor is voldaan, vormt geen uitzondering op- dan wel gaat niet vóór op het bepaalde in artikel 1022 Rv. Daarvoor biedt de wet onvoldoende steun. De regeling van de tussenkomst doorbreekt in beginsel slechts de regels van de relatieve competentie, maar niet die van de absolute competentie.
4.3.
Allereerst dient derhalve te worden beoordeeld of partijen inderdaad in de in het subcontract opgenomen geschillenbeslechtingsregeling een arbitragebeding zijn overeengekomen als bedoeld in artikel 1020 Rv die de mogelijkheid tot tussenkomst in de hoofdprocedure en bevoegdheid om van deze vordering kennis te nemen door rechtbank in de weg staat. Pas als de rechtbank wel bevoegd is, wordt vervolgens toegekomen aan de vraag of Metal Yapi ook voldoende belang heeft bij tussenkomst alsmede aan de vraag in hoeverre de goede procesorde zich in dit geval verzet tegen de gevorderde tussenkomst.
4.4.
Op grond van artikel 42 Wet op de Rechterlijke Organisatie (RO) is de rechtbank absoluut bevoegd kennis te nemen van alle burgerlijke vorderingen in eerste aanleg, behoudens bij de wet bepaalde uitzonderingen. Partijen kunnen op grond van artikel 1020 Rv bij overeenkomst geschillen die tussen hen uit een bepaalde, al dan niet uit een overeenkomst voortvloeiende, rechtsbetrekking zijn ontstaan dan wel zouden kunnen ontstaan, aan arbitrage onderwerpen. Artikel 1022 Rv bepaalt dat de rechter, bij wie een geschil aanhangig is gemaakt waarover een overeenkomst tot arbitrage is gesloten, zich onbevoegd verklaart, indien een partij zich voor alle weren op het bestaan van deze overeenkomst beroept, tenzij de overeenkomst ongeldig is. Een overeenkomst tot arbitrage impliceert verder afstand van het recht om naar de overheidsrechter te gaan. Een dergelijke afstand moet vrijwillig en ondubbelzinnig geschieden.
4.5.
Tussen partijen is niet in geschil dat zij in het subcontract een geschillenbeslechtingsregeling zijn overeengekomen. In geschil is wel de reikwijdte van de overeengekomen geschillenbeslechtingsregeling en in hoeverre het recht om in een andere procedure te mogen tussenkomen van deze afspraak is uitgezonderd.
Voor de beoordeling van dit geschilpunt komt het aan op een uitleg van de tussen partijen overeengekomen geschillenbeslechtingsregeling aan de hand van de zogenaamde
Haviltex-maatstaf. Die maatstaf houdt (in dit geval) in dat het bij de uitleg van de afspraken omtrent geschilbeslechting tussen Metal Yapi en [naam vof] niet alleen gaat om de taalkundige betekenis van de bewoordingen die bij het maken van de afspraak zijn gebruikt, maar dat het ook aankomt op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden daaraan redelijkerwijs mochten toekennen en op hetgeen ze te dien aanzien over en weer redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Bij deze uitleg dient rekening te worden gehouden met alle omstandigheden van het geval.
4.6.
Daarbij wordt voorop gesteld dat het subcontract tot stand is gekomen tussen professionele partijen en dat niet is gebleken dat over de tekst van de geschillenbeslechtingsregeling is onderhandeld. Dat betekent dat de taalkundige betekenis van de tekst van de regeling van groot belang is.
4.7.
Uit een redelijke uitleg van het bepaalde in de artikelen 27.3.1 volgt dat partijen daarin in beginsel een keuzebevoegdheid voor [naam vof] hebben afgesproken om te mogen bepalen of een geschil wordt voorgelegd aan de Raad van Arbitrage dan wel aan de burgerlijk rechter. Hiermee wordt Metal Yapi geacht uitdrukkelijk en vrijwillig akkoord te zijn gegaan. Vaststaat verder dat [naam vof] in dit geval heeft gekozen voor arbitrage en dit bij brief van 4 mei 2024 aan Metal Yapi kenbaar heeft gemaakt (zie hiervoor onder 2.6).
In artikel 27.3.2 van het subcontract is vervolgens een extra mogelijkheid opgenomen voor het geval [naam vof] dan wel Schiphol Metal Yapi in een al lopende procedure wil betrekken. Dat voor die specifieke situatie een uitzondering op het in 27.3.1 bepaalde is afgesproken, betekent nog niet dat er ook een uitzondering op het bepaalde in artikel 27.3.1 moet worden aangenomen voor het geval dat Metal Yapi in een procedure wenst tussen te komen. Dat is nergens expliciet bepaald. Kern van de afgesproken geschillenbeslechtingsregeling vormt het recht van [naam vof] om te mogen kiezen tussen beslechting van een eventueel geschil door de Raad van Arbitrage dan wel door de rechter. Deze expliciet afgesproken keuzebevoegdheid zou teniet worden gedaan indien Metal Yapi via tussenkomst haar vordering desondanks toch aan de burgerlijk rechter zou kunnen voorleggen. Metal Yapi heeft onvoldoende gesteld om aan te nemen dat het wel de bedoeling is geweest om de keuzebevoegdheid van [naam vof] op die wijze in te perken. Ook de omstandigheid dat er, anders dan in geval van een vrijwaringsprocedure, bij voeging of tussenkomst sprake zou zijn van een vrijwillige interventie door Metal Yapi doet niet af aan het voorgaande.
4.8.
Nu [naam vof] daadwerkelijk gebruik heeft gemaakt van haar keuzebevoegdheid om het geschil niet aan de burgerlijk rechter maar aan de Raad van Arbitrage voor te leggen, is dat in beginsel ook de te volgen weg en concludeert de rechtbank dat zij onbevoegd is om van het geschil tussen [naam vof] en Metal Yapi kennis te nemen.
Slotsom
4.9.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank zich onbevoegd om van het (incidenteel) gevorderde van Metal Yapi kennis te nemen. De rechtbank zal zich op grond van artikel 1022 Rv onbevoegd verklaren.
Proceskosten in het incident
4.10.
Metal Yapi zal als de in het ongelijk gestelde partij in de incidenten in de proceskosten (inclusief nakosten) van de incidenten worden veroordeeld. De proceskosten van [naam vof] en van Schiphol worden voor ieder van hen tot op heden begroot op:
- salaris advocaat
614,-
(1 punt × € 614,-)
- nakosten
178,-
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
792,-
Ten aanzien van de nevenvorderingen (in het incident)
4.11.
Aan de eveneens gevorderde overlegging van processtukken wordt bij deze stand van zaken niet toegekomen.
4.12.
Het expliciet openstellen van hoger beroep tegen dit vonnis wordt niet nodig geacht, nu daartegen voor Metal Yapi al hoger beroep openstaat. Dit incidentele vonnis behelst voor Metal Yapi immers een eindoordeel over het incidenteel gevorderde. Indien Metal Yapi hoger beroep instelt zal behandeling van de hoofdzaak niet worden geschorst.
In de hoofdzaak
4.13.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden, in afwachting van de op de rol te nemen conclusie van antwoord in reconventie op 20 november 2024.

5.De beslissing

De rechtbank
In het incident
5.1.
verklaart zich onbevoegd om van het incidenteel gevorderde kennis te nemen;
5.2.
veroordeelt Metal Yapi in de proceskosten van [naam vof] van € 792,- te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Metal Yapi niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend dan moet Metal Yapi € 92,- extra betalen plus de kosten van betekening;
5.3.
veroordeelt Metal Yapi in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan [naam vof] zijn voldaan;
5.4.
veroordeelt Metal Yapi in de proceskosten van Schiphol van € 792,- te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Metal Yapi niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend dan moet Metal Yapi € 92,- extra betalen plus de kosten van betekening;
5.5.
veroordeelt Metal Yapi in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan Schiphol zijn voldaan;
In de hoofdzaak
5.6.
verwijst de zaak naar de rol van 20 november 2024 voor het nemen van de conclusie van antwoord in reconventie;
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan;
In het incident en in de hoofdzaak
5.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Voetelink, rechter, bijgestaan door mr. C.L. de Rijke, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 25 september 2024. [1]

Voetnoten

1.type: CLdR