ECLI:NL:RBAMS:2024:5907

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 september 2024
Publicatiedatum
24 september 2024
Zaaknummer
13/208510-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om aanvullende toestemming voor vervolging op basis van Europees arrestatiebevel

Op 25 september 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam, in de persoon van de sole judge Marta Kubalíková, een beslissing genomen op een verzoek tot aanvullende toestemming voor vervolging van een overgeleverde persoon, afkomstig uit Tsjechië. Dit verzoek was ingediend door de officier van justitie op basis van artikel 14 van de Overleveringswet (OLW). Het verzoek was gericht op de vervolging van feiten die vóór de overlevering aan Tsjechië waren begaan, maar waarvoor de overgeleverde persoon niet was overgeleverd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek niet voldeed aan de vereisten zoals gesteld in het Kaderbesluit 2002/584/JBZ, omdat er geen nationaal aanhoudingsbevel was uitgevaardigd door de Tsjechische autoriteiten. De rechtbank heeft navraag gedaan bij de uitvaardigende justitiële autoriteit, die bevestigde dat er geen nationaal aanhoudingsbevel was en dat er ook geen plannen waren om dit alsnog uit te vaardigen. Gezien deze tekortkoming heeft de rechtbank het verzoek afgewezen. De beslissing werd genomen door de rechters R. Godthelp, B.M. Vroom-Cramer en A.L. op ‘t Hoog, in tegenwoordigheid van de griffiers R.R. Eijsten en L.P. van Kessel.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/208510-24
Datum beslissing: 25 september 2024
BESLISSING
op de vordering op grond van artikel 14, derde lid, van de Overleveringswet (hierna: OLW) van 27 juni 2024, ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. De vordering strekt tot het in behandeling nemen van een verzoek van
sole judge Marta Kubalíková(verbonden aan
the District Court in Rokycany, Tsjechië) van 18 juni 2024. Dit verzoek strekt ertoe toestemming te krijgen na te noemen persoon te vervolgen voor feiten die vóór het tijdstip van zijn overlevering aan Tsjechië zijn begaan en waarvoor hij niet is overgeleverd. Een en ander is geregeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onder f, van de OLW. Het verzoek betreft:
[opgeëiste persoon],
geboren op [geboortedag] 1975 te [geboorteplaats] (Tsjechië),
nu gedetineerd in Tsjechië,
hierna te noemen: de overgeleverde persoon.

1.Beoordeling

Het verzoek moet de gegevens bevatten als bedoeld in artikel 27, vierde lid, in samenhang met artikel 8, eerste lid, van Kaderbesluit 2002/584/JBZ. Nu het verzoek ziet op de vervolging van de overgeleverde persoon moet het verzoek onder meer een nationaal aanhoudingsbevel bevatten. [1]
De rechtbank heeft geconstateerd dat het verzoek geen melding maakt van een nationaal aanhoudingsbevel en heeft daar, onder verwijzing naar de hiervoor genoemde bepaling in het Kaderbesluit, navraag over gedaan bij de uitvaardigende justitiële autoriteit.
Hierop heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit bij brief van 16 augustus 2024 het volgende geantwoord:
“The Request for extension of consent is not based on any national arrest warrant issued in the present proceedings, i.e. under file ref.: 3 T 65/2022. This is because Mr [opgeëiste persoon] had already been surrendered on the basis of a European arrest warrant issued in a different case; since Mr [opgeëiste persoon] is currently serving his prison sentence in the Czech Republic, there has been no need to issue another national arrest warrant in the case at hand.”
Uit deze informatie blijkt dat de uitvaardigende justitiële autoriteit geen nationaal aanhoudingsbevel heeft uitgevaardigd ten aanzien van de feiten waarop het verzoek ziet. De rechtbank begrijpt dat de uitvaardigende justitiële autoriteit ook niet voornemens is dat alsnog te doen. Gelet hierop is niet voldaan aan de vereisten als bedoeld in artikel 27, vierde lid, juncto artikel 8, eerste lid, van Kaderbesluit 2002/584/JBZ.
De rechtbank wijst het verzoek daarom af.

2.Beslissing

De rechtbank:
WEIGERTde toestemming als bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onder f, en derde lid, van de OLW te verlenen voor de vervolging van
[opgeëiste persoon]voor de feiten zoals vermeld in het verzoek (referentie: 3 T 65/2022).
Deze beslissing is genomen op 25 september 2024 door
mr. R. Godthelp, voorzitter,
mrs. B.M. Vroom-Cramer en A.L. op ‘t Hoog, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten en L.P. van Kessel, griffiers,

Voetnoten

1.Zie artikel 8, eerste lid, onder c, van Kaderbesluit 2002/584/JBZ.