5.2Ten aanzien van de zaak II K 507/16
Uit de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit bij brief van
27 augustus 2024 blijkt dat tegen het vonnis van
the District Court in Zlotówvan
28 juni 2017 beroep is ingesteld en dat
the Regional Court in Poznanop 26 oktober 2017 arrest in beroep heeft gewezen. Het kenmerk van deze procedure is IV Ka 957/17. De bij het vonnis van 28 juni 2017 opgelegde straf van
limitation of freedomvoor de duur van één jaar en twee maanden is gehandhaafd bij het arrest van 26 oktober 2017. Enkele jaren later, bij beslissing van
the District Court in Torunvan 9 juni 2022 (met kenmerk IX Ko 1199/22) werd deze straf omgezet (“changed”) in een gevangenisstraf van 212 dagen. Uit het feit dat bij deze straf de reclassering betrokken was én deze bij een latere beslissing werd omgezet in gevangenisstraf, leidt de rechtbank af dat het aanvankelijk om een voorwaardelijk opgelegde straf ging, waarbij de opgeëiste persoon reclasseringscontact opgelegd had gekregen. De opgeëiste persoon heeft hier zelf over gezegd dat hij – toen hij in detentie zat vanwege de strafzaak II K 37/18 - een oproep kreeg om een taakstraf te doen, maar dat hij die niet kón uitvoeren omdat hij toen vast zat. Hij zegt geen weet te hebben gehad van de procedure in eerste aanleg of hoger beroep noch van de omzettingsbeslissing.
Arrest vanthe Regional Court in Poznanvan 26 oktober 2017 met kenmerk IV Ka 957/17.
In het licht van het voorgaande moet in ieder geval de procedure in beroep aan artikel 12 OLW worden getoetst. Ten aanzien van die procedure stelt de rechtbank vast:
- dat het arrest is gewezen, terwijl de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot het arrest heeft geleid;
- dat het arrest – kort gezegd – is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, onder a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan;
- dat ook geen garantie als bedoeld in artikel 12, onder d, OLW is verstrekt,
en dat gelet daarop de overlevering op grond van artikel 12 OLW kan worden geweigerd.
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht niet af te zien van het toepassen van deze weigeringsgrond en de officier van justitie heeft de rechtbank verzocht dat juist wel te doen.
Uit de aanvullende informatie blijkt dat de opgeëiste persoon niet aanwezig was bij de (vier) zittingen die voorafgingen aan het vonnis in eerste aanleg van 28 juni 2017. De oproepen zijn gegaan naar het adres dat hij voorafgaand aan de procedure (“during the pre-trial proceedings”) op 31 augustus 2015 had opgegeven. Er was in eerste aanleg wel een door de staat aangewezen advocaat aanwezig. Deze advocaat heeft op 1 augustus 2017 hoger beroep ingesteld. Hij was niet gemachtigd door de opgeëiste persoon. Hij was aan hem toegewezen omdat de opgeëiste persoon ten tijde van het feit nog niet de leeftijd van 18 jaar had bereikt.
De opgeëiste persoon is in deze zaak op 31 augustus 2015 (op 17- jarige leeftijd) gewezen op zijn verplichting adreswijzigingen door te geven en op de consequenties als hij dit zou nalaten. De oproeping voor de zitting in hoger beroep werd naar hetzelfde adres gestuurd als het adres waarnaar de oproepen in eerste aanleg werden verzonden.
Het is de rechtbank onvoldoende duidelijk of de opgeëiste persoon al dan niet in zijn verdedigingsrechten is geschaad. Zo kan niet worden vastgesteld of hij op de hoogte kon of moest zijn dat de in 2015 aan hem verstrekte adresinstructie zich ook uitstrekte over de procedure in hoger beroep. Weliswaar staat in de aanvullende informatie dat de adresinstructie van kracht is tot het einde van de zaak, maar niet is gebleken of de opgeëiste persoon dit ook zo had moeten begrijpen.
De rechtbank ziet daarom aanleiding het onderzoek te heropenen om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de volgende vragen ter beantwoording aan de uitvaardigende justitiële autoriteit voor te leggen:
- Op hoeveel momenten en op welke data is aan de opgeëiste persoon in de procedure die heeft geleid tot de uitspraken onder kenmerk II K 507/16 en IV Ka 957/17 een adresinstructie verstrekt?
- Uit eerdere aanvullende informatie blijkt dat de opgeëiste persoon op 31 augustus 2015 in ieder geval een adresinstructie heeft gekregen. Voor zover deze instructie ook van toepassing was op een eventueel hoger beroep en een eventuele omzettingsprocedure:
o hoe heeft de opgeëiste persoon moeten begrijpen dat de instructie ook zag op die eventuele procedures?
o hoe is hem dat kenbaar gemaakt?”
Beslissing vanthe District Court in Torunvan 9 juni 2022 met kenmerk Ko 1199/22
In onderdeel F van het EAB is het volgende vermeld:
“In case II K 507/16 the District Court in Zlotów adjudicated the cumulative penalty of 1 year and 2 months of limitation of freedom towards [de opgeëiste persoon], however, due to the convict's failure to appear when summoned by the probation officer and due to the probation officer receiving the information that the convict had been staying in the territory of the Netherlands and had no intention to fulfil the penalty of limitation of freedom the District Court in Torun, pursuant to the decision of 9th June 2022 in case file reference IX Ko 1199/22 changed the penalty of limitation of freedom adjudicated towards [de opgeëiste persoon] into the replacement penalty of 212 days of imprisonment .”
De rechtbank begrijpt uit het voorgaande dat de
limitation of freedomvoor de duur van één jaar en twee maanden bij beslissing van 9 juni 2022 van
the District Court in Torunis omgezet naar een vrijheidsbenemende straf van 212 dagen en dat aan die omzetting ten grondslag ligt dat de opgeëiste persoon zich niet heeft gehouden aan hem opgelegde verplichtingen in het kader van de
limitation of freedom.
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft – kort samengevat – betoogd dat (ook) de omzettingsbeslissing aan artikel 12 OLW moet worden getoetst nu geen sprake is van een ‘kale omzetting’ en dat ten aanzien van die beslissing niet kan worden afgezien van weigering. Juist ook wat betreft deze beslissing uit 2022 kan er niet van worden uitgegaan dat de opgeëiste persoon nog aan een adresinstructie uit 2015 gebonden is.
Standpunt van de officier van justitie
De omzettingsbeslissing valt niet onder de reikwijdte van artikel 12 OLW, nu duidelijk is dat de straf is omgezet vanwege het niet naleven van bijzondere voorwaarden.
De rechtbank stelt vast dat na het arrest van 26 oktober 2017 nog een beslissing van
9 juni 2022 van
the District Court in Torunis gevolgd, waarbij de eerder opgelegde
limitation of freedomis omgezet naar een vrijheidsstraf.
Uit de verstrekte informatie volgt dat de reden voor de omzetting niet is gelegen in het plegen van een nieuw strafbaar feit door de opgeëiste persoon. Er is dus geen sprake van een veroordeling voor een nieuw strafbaar feit dat ten grondslag ligt aan de omzetting.
Voor de rechtbank is om te beginnen niet duidelijk wat deze ‘limitation of freedom’ inhoudt Verder is niet duidelijk of de beslissing tot omzetting daarvan in dit geval onder de reikwijdte van artikel 12 OLW valt. Uit de verstrekte informatie volgt namelijk niet of de aard of de maat van de aanvankelijk opgelegde ‘limitation of freedom’ is gewijzigd.Zo blijkt uit de stukken niet of bij de aanvankelijke ‘strafoplegging’ al is bepaald dat bij niet opvolging van de voorwaarden verbonden daaraan deze ‘limitation of freedom’ zou worden vervangen door een vrijheidsstraf van 212 dagen én dat de
District Court in Torunnog beoordelingsruimte bij de omzetting had. En in dat laatste geval, of de opgeëiste persoon in die omzettingsprocedure al dan niet aanwezig was. De rechtbank komt tot de conclusie nadere informatie nodig te hebben met het oog op de toetsing aan artikel 12 OLW.
De rechtbank ziet daarom aanleiding het onderzoek te heropenen om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de volgende vragen ter beantwoording aan de uitvaardigende justitiële autoriteit voor te leggen:
1. “Is in de procedures met kenmerk II K 507/16 en IV Ka 957/17, waarbij de ‘limitation of freedom’ is opgelegd ook al vervangende vrijheidsstraf opgelegd voor het geval niet aan de voorwaarden zou worden voldaan die verbonden zijn aan de ‘limitation of freedom’?“Zo nee, had
the District Court in Toruneen zekere mate van beoordelingsvrijheid bij de beslissing (kenmerk Ko 1199/22) tot het opleggen van de vrijheidsbenemende straf?
2. Indien de vorige vragen bevestigend worden beantwoord; kunt u alsnog onderdeel D) van het EAB - invullen voor de omzettingsprocedure?