7.3Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een (geladen) revolver met munitie. Vuurwapens vormen een groot gevaar voor de samenleving. Het onbevoegd voorhanden hebben daarvan maakt een ernstige inbreuk op de rechtsorde en leidt tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Met het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen heeft verdachte een potentieel gevaarlijke situatie gecreëerd, omdat bezit van vuurwapens maar al te vaak leidt tot het gebruik daarvan, met alle mogelijke gevolgen van dien. Dit rechtvaardigt in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van Reclassering Nederland van 31 juli 2023, opgemaakt door reclasseringsmedewerkster [persoon 3]. Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Omdat betrokkene het ten laste gelegde ontkent, is niet duidelijk geworden wat eventuele risicofactoren zijn. Zijn sociale netwerk zou een risicofactor kunnen zijn. De politie is hem op het spoor gekomen terwijl ze bij hem thuis kwamen om zijn jongere broer aan te houden. Het is echter niet duidelijk of betrokkene zich in negatieve zin laat beïnvloeden. Betrokkene heeft geen dagbesteding, wat een risicofactor is in algemene zin. Positief is dat betrokkene maatschappelijk geaccepteerde doelen nastreeft, zoals studie en werk. Hij zet zich daar actief voor in en accepteert daarin hulp van de [naam stichting], waar hij op eigen initiatief wekelijks contact mee heeft. Betrokkene heeft een schuld in de zin dat hij nog twee boetes moet betalen. Hij zou daar een regeling voor getroffen hebben. Gezien het bovenstaande vindt de reclassering interventies in een gedwongen kader vooralsnog niet geïndiceerd. De reclassering kan de kans op recidive niet inschatten. Betrokkene wil over de verdenkingen niets zeggen of zegt het zich niet te kunnen herinneren, waardoor niet duidelijk is wat de eventuele achterliggende problematiek is. De reclassering adviseert het volwassenen-strafrecht toe te passen. Uit het wegingskader dat de reclassering hanteert, komt naar voren dat betrokkene over voldoende handelingsvaardigheden beschikt. Hij oogt conform zijn leeftijd, er lijkt geen sprake te zijn van impulsiviteit en hij kan zijn gedrag organiseren, dan wel daarbij hulp inschakelen van in dit geval de [naam stichting]. Voor wat betreft de pedagogische mogelijkheden kan gesteld worden dat hij nog beperkt actief deel uitmaakt van het gezin. Er zijn geen aanwijzingen dat gezinsgerichte hulpverlening nodig is. Evenmin zijn er signalen dat betrokkene een groepsgericht leefklimaat nodig heeft. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een straf zonder bijzondere voorwaarden. Voor de uitvoering van een werkstraf zijn geen contra-indicaties.
Gelet op het advies van de reclassering is de rechtbank – met de officier van justitie en de raadsvrouw – van oordeel dat het volwassenenstrafrecht moet worden toegepast.
Mede gelet op bovenstaand rapport neemt de rechtbank in strafmatigende zin mee dat verdachte maatschappelijk geaccepteerde doelen nastreeft. Daarbij neemt de rechtbank mee dat verdachte in september is begonnen aan een opleiding en op 1 januari 2024 ook zal beginnen met een nieuwe baan die samenhangt met zijn opleiding.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 7 november 2023, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, maar niet voor soortgelijke feiten.
Overige relevante omstandigheden
Bij het bepalen van de straf is ook gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting (LOVS) die de rechtbanken hebben vastgesteld. Het oriëntatiepunt voor het voorhanden hebben van een revolver in een woning is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden. Strafvermeerderend wordt meegewogen dat het vuurwapen geladen was en gereed voor onmiddellijk gebruik.
Bij het opleggen van een straf wordt ook bekeken of de zaak van een verdachte tijdig wordt afgedaan. Een verdachte heeft namelijk recht op berechting van zijn zaak binnen een redelijke termijn. Als uitgangspunt geldt dat binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn in eerste aanleg moet zijn beslist, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Deze termijn is aangevangen op 1 november 2021, de dag waarop verdachte in verzekering is gesteld. Dit betekent dat de zaak in november 2023 had moeten zijn afgewikkeld. De zaak was aanvankelijk gepland op een zitting op 14 september 2023. Op verzoek van verdachte is de behandeling van de zaak aangehouden. Het Openbaar Ministerie heeft de zaak vervolgens aangebracht op de zitting van 21 december 2023, waarna uitspraak is gedaan op 4 januari 2024. Nu het Openbaar Ministerie de zaak binnen twee jaar op zitting heeft aangebracht en de zaak vervolgens snel heeft doorgepland na het door verdachte gedane aanhoudingsverzoek is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van een schending van de redelijke termijn. Hoewel geen sprake is van een schending van de redelijke termijn, houdt de rechtbank in het voordeel van verdachte wel rekening met het tijdsverloop van de zaak en de toepassing van artikel 63 Sr.
De straf
Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en de LOVS-oriëntatiepunten had een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 á 5 maanden in de rede gelegen, maar vanwege het tijdsverloop en de overige strafmatigende omstandigheden vindt de rechtbank dat een andere strafmodaliteit in onvoorwaardelijke vorm op zijn plaats is en dat de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm moet worden opgelegd. Aan verdachte wordt daarom een taakstraf voor de duur van 150 uur, met aftrek van voorarrest, opgelegd en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaar. Het voorwaardelijke deel van de straf strekt ertoe verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst weer aan (soortgelijke) strafbare feiten schuldig te maken.