ECLI:NL:RBAMS:2024:5893

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 september 2024
Publicatiedatum
24 september 2024
Zaaknummer
13/177085-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens onvoldoende bewijs bij diefstal in vereniging

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 september 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal in vereniging door middel van braak. De tenlastelegging betrof een inbraak in een bedrijf te Amstelveen, waarbij een grote hoeveelheid laptops was weggenomen. Tijdens de zitting op 5 september 2024 was de verdachte aanwezig, samen met zijn raadsvrouw, mr. J.H.W. van der Lee. De officier van justitie, mr. A. Bouwman, stelde dat de verdachte op camerabeelden door twee verbalisanten was herkend als een van de daders. De verdediging betwistte echter de betrouwbaarheid van deze herkenningen, wijzend op de slechte kwaliteit van de beelden en het gebrek aan onderscheidende kenmerken.

De rechtbank oordeelde dat de herkenningen van de verdachte op de camerabeelden onvoldoende betrouwbaar waren om als bewijs te dienen. De beelden toonden geen duidelijke en specifieke kenmerken van de verdachte, waardoor de rechtbank niet kon concluderen dat de verdachte betrokken was bij de inbraak. Aangezien er verder geen ander bewijs was dat de betrokkenheid van de verdachte kon aantonen, werd hij vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.

Daarnaast werd de benadeelde partij, het bedrijf dat aangifte had gedaan, niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat de verdachte was vrijgesproken. De rechtbank bepaalde dat zowel de benadeelde partij als de verdachte hun eigen kosten moesten dragen. Tevens werd het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven, met ingang van 5 september 2024.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/177085-24
Datum uitspraak: 19 september 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1978 te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 september 2024. Verdachte was daarbij aanwezig, evenals zijn raadsvrouw, mr. J.H.W. van der Lee.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A. Bouwman, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij, in of omstreeks de periode van 27 tot en met 28 september 2023, samen met anderen een bedrijfsinbraak heeft gepleegd bij [bedrijf] te Amstelveen, waarbij een grote hoeveelheid laptops is weggenomen.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat kan worden bewezen dat verdachte samen met anderen betrokken is geweest bij de inbraak, waarbij opgemerkt dat moet worden uitgegaan van de pleegdata 26 en 27 september 2023.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat verdachte door twee verbalisanten op de camerabeelden is herkend als een van de daders. De beelden zijn van goede kwaliteit en er zijn voldoende onderscheidende persoonskenmerken op waar te nemen. Het betreffen onafhankelijke en specifieke herkenningen, en een van de verbalisanten kent verdachte ambtshalve. Deze herkenningen zijn betrouwbaar en kunnen dus worden gebruikt voor het bewijs.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat niet bewezen kan worden dat verdachte de ten laste gelegde inbraak heeft gepleegd en dus moet worden vrijgesproken. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat verdachte betrokkenheid bij de inbraak heeft ontkend en het bewijs daarvan enkel is gebaseerd op de herkenning van verdachte op stills, terwijl die herkenningen onbetrouwbaar zijn. De herkenningen zijn gebaseerd op stills die van onvoldoende kwaliteit zijn en waarop nauwelijks onderscheidende gezichtskenmerken waarneembaar zijn, enkel de neus en de mond van de persoon die als verdachte is herkend zijn te zien. Dat is onvoldoende om een herkenning op te kunnen baseren. Verder blijkt niet dat de huidskleur en de stand van de ogen van verdachte overeenkomt met de huidskleur en oogstand van de betreffende persoon op de stills.
3.3
Vrijspraak van het ten laste gelegde
[persoon 1] heeft namens [bedrijf] aangifte gedaan van diefstal uit het bedrijfspand, gelegen aan de [adres] . Aangever heeft verklaard dat er op 26 en 27 september 2023 een grote hoeveelheid laptops is weggenomen. Van de diefstal zijn camerabeelden beschikbaar. In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] waarin de camerabeelden van 26 september 2023 worden beschreven, is genoteerd dat drie personen het pand binnenkomen via de nooduitgang. In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] waarin de camerabeelden van 27 september 2023 worden beschreven, is genoteerd dat vier personen via dezelfde deur het pand binnenkomen. Verbalisant [verbalisant 2] heeft ook de camerabeelden van 27 september 2023 beschreven. Er wordt telkens beschreven dat de personen meerdere keren met stapels laptopdozen het pand verlaten.
Verdachte is op stills van de camerabeelden van 27 september 2023 door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] herkend als één van de daders van de inbraak, te weten NN4. De herkenning van verdachte door deze twee verbalisanten wordt echter betwist door de raadsvrouw en verdachte ontkent enige betrokkenheid bij deze inbraak.
De rechtbank stelt voorop dat behoedzaam moet worden omgegaan met herkenningen en de bewijskracht daarvan. Dit geldt te meer, indien herkenningen de enige bewijsmiddelen zijn die de betrokkenheid van een verdachte bij het ten laste gelegde feit kunnen aantonen, zoals in deze zaak het geval is.
De rechtbank is van oordeel dat in dit geval op de gebruikte stills onvoldoende duidelijke, specifieke en onderscheidende kenmerken zichtbaar zijn van de persoon die door de verbalisanten is herkend als verdachte (NN4). Op de stills is immers het gezicht van NN4 nooit volledig in beeld en de stills zijn bovendien niet scherp. De rechtbank vindt de herkenningen van de verbalisanten daarom onvoldoende betrouwbaar om als bewijs te kunnen gebruiken.
Nu er verder geen ander bewijs in het dossier zit op grond waarvan verdachte als dader kan worden aangemerkt, wordt verdachte vrijgesproken

4.De vordering van de benadeelde partij [bedrijf]

De benadeelde partij zal in haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de verdachte wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.
De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.

5.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Vrijspraak
Verklaart het ten laste gelegde feit niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
De vordering van de benadeelde partij [bedrijf]
Verklaart [bedrijf] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Voorlopige hechtenis
Heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, met ingang van 5 september 2024.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.M.R. Vastenburg, voorzitter,
mrs. E.G.M.M. van Gessel en R.J. Bartels, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.K. Raspoort, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 september 2024.
[…]
[…]
[…]