ECLI:NL:RBAMS:2024:5892

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 september 2024
Publicatiedatum
24 september 2024
Zaaknummer
13/177084-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betrouwbaarheid van herkenning op camerabeelden bij bedrijfsinbraak met laptops

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 september 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal in vereniging door middel van braak. De tenlastelegging betrof een bedrijfsinbraak bij een bedrijf in Amstelveen, waarbij een grote hoeveelheid laptops werd gestolen. De rechtbank heeft het bewijs beoordeeld, waarbij de herkenning van de verdachte op camerabeelden door drie verbalisanten centraal stond. De officier van justitie stelde dat de herkenningen betrouwbaar waren, terwijl de verdediging betoogde dat deze onbetrouwbaar waren vanwege de kwaliteit van de beelden en de omstandigheden van de herkenning. De rechtbank oordeelde dat de camerabeelden voldoende duidelijk waren en dat de herkenningen, gebaseerd op zowel gezicht als postuur, betrouwbaar waren. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte samen met anderen de inbraak had gepleegd en legde een gevangenisstraf van vier dagen en een taakstraf van 170 uren op, waarvan 20 uren voorwaardelijk. Daarnaast werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat niet was vastgesteld dat de schade niet door de verzekering zou worden vergoed.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/177084-24
Datum uitspraak: 19 september 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1971 te [geboorteplaats] ,
wonende op het adres [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 september 2024. Verdachte was daarbij aanwezig, evenals zijn raadsman, mr. C.T. Pittau.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A. Bouwman, en van wat verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij, in of omstreeks de periode van 27 tot en met 28 september 2023, samen met anderen een bedrijfsinbraak heeft gepleegd bij [bedrijf] te Amstelveen, waarbij een grote hoeveelheid laptops is weggenomen.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat kan worden bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij de inbraak, waarbij opgemerkt dat moet worden uitgegaan van de pleegdata 26 en 27 september 2023.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat verdachte door drie verbalisanten op camerabeelden is herkend als een van de daders, waarvan twee verbalisanten verdachte bovendien ambtshalve kennen. De beelden zijn van goede kwaliteit en er zijn voldoende onderscheidende persoonskenmerken op waar te nemen. Deze herkenningen zijn daarom betrouwbaar en kunnen worden gebruikt voor het bewijs.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat niet bewezen kan worden dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd en hij dus moet worden vrijgesproken. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat het bewijs enkel is gebaseerd op de herkenning van verdachte door drie verbalisanten, terwijl die herkenningen onbetrouwbaar zijn. In de processen-verbaal van herkenning zijn stills bijgevoegd, waarop de verbalisanten verdachte zouden hebben herkend. Deze stills zijn echter van slechte kwaliteit. Daarnaast is het gezicht van de persoon op de stills bedekt. Ook daarom is een deugdelijke herkenning niet mogelijk. Verder hebben verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] alleen algemene persoonskenmerken genoemd, op grond waarvan zij verdachte hebben herkend. Om te kunnen spreken van een betrouwbare herkenning is het echter van belang dat specifieke persoonskenmerken worden genoemd op grond waarvan een persoon wordt herkend. De raadsman merkt hierbij nog op dat verbalisant [verbalisant 3] in het proces-verbaal heeft geverbaliseerd dat hij verdachte heeft herkend aan zijn haarlijn, terwijl deze – door de gezichtsbedekking – niet zichtbaar is. Deze herkenning moet daarom ook om die reden onbetrouwbaar worden geacht. Het dossier biedt naast de herkenningen door de verbalisanten geen andere bewijs dat verdachte betrokken is geweest bij de inbraak.
3.3
Oordeel van de rechtbank [1]
[persoon 1] heeft namens [bedrijf] aangifte gedaan van diefstal uit het bedrijfspand, gelegen aan de [adres 2] . Aangever heeft verklaard dat er op 26 en 27 september 2023 een grote hoeveelheid laptops is weggenomen. [2] Van de diefstal zijn camerabeelden beschikbaar. In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] waarin de camerabeelden van 26 september 2023 worden beschreven, is genoteerd dat drie personen het pand binnenkomen via de nooduitgang. [3] In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] waarin de camerabeelden van 27 september 2023 worden beschreven, is genoteerd dat vier personen via dezelfde deur het pand binnenkomen. [4] Verbalisant [verbalisant 5] heeft ook de camerabeelden van 27 september 2023 beschreven. [5] Er wordt telkens beschreven dat de personen meerdere keren met stapels laptopdozen het pand verlaten.
De persoon die te zien is op de camerabeelden en is aangeduid als NN2 in de processen-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] en in het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] als NN1 (hierna: NN1/NN2), is door drie verbalisanten herkend als verdachte.
De rechtbank stelt voorop dat behoedzaam moet worden omgegaan met herkenningen en de bewijskracht daarvan. Dit geldt te meer, indien herkenningen de enige bewijsmiddelen zijn die de betrokkenheid van een verdachte bij het ten laste gelegde feit kunnen aantonen, zoals in deze zaak het geval is.
Beoordeling van de herkenningen
Voor een beoordeling van de betrouwbaarheid van een herkenning aan de hand van camerabeelden dient eerst te worden onderzocht wat de kwaliteit van de afbeeldingen of bewegende beelden is en de mate waarin persoonskenmerken zichtbaar zijn. De rechtbank is van oordeel dat de camerabeelden voldoende duidelijk en helder zijn om daarop een persoon te kunnen herkennen.
De vraag is vervolgens in hoeverre op de beelden voldoende duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken zichtbaar zijn. De herkenning van een persoon op beeld kan plaatsvinden op basis van diens gezicht, kleding en accessoires en/of postuur, houding en – wanneer het bewegend beeld betreft – de manier van bewegen. Een mogelijke gezichtsherkenning heeft daarbij de hoogste diagnostische waarde. De verbalisanten [verbalisant 1] [6] , [verbalisant 2] [7] en [verbalisant 3] [8] hebben geverbaliseerd dat zij verdachte (onder andere) aan de hand van zijn gezicht hebben herkend. De rechtbank hecht bij haar beoordeling van deze herkenningen minder belang aan de algemene beschrijving die de verbalisanten hebben gegeven van hun herkenning van het gezicht van verdachte. Gezichten worden namelijk als één geheel, dat wil zeggen holistisch, in het geheugen opgeslagen. Dit is ook de wijze waarop de herkenning van gezichten door verbalisanten plaatsvindt. Dit heeft onder andere tot gevolg dat het lastig is om een concrete beschrijving van gezichtskenmerken te geven. Deze omstandigheid doet op zichzelf niet af aan de betrouwbaarheid van de herkenningen. De rechtbank vindt daarbij ook van belang dat verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 3] verdachte niet alleen zijn gezicht, maar ook aan zijn postuur hebben herkend en dat alle drie de verbalisanten, behalve de stills, ook de bewegende camerabeelden van de inbraak hebben bekeken. Dat versterkt de betrouwbaarheid van de herkenningen.
Verder is van belang hoe goed de verbalisanten de betreffende persoon kennen. Daarbij geldt dat een herkenning waardevoller is als deze is gebaseerd op een ontmoeting in levenden lijve dan wanneer deze is gebaseerd op een foto of andersoortige beelden. Daarbij is ook de aard, frequentie en het tijdsverloop sinds de ontmoeting(en) van belang.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft geverbaliseerd dat hij verdachte zeer recent gezien heeft en hem geregeld tegenkomt tijdens zijn politiewerkzaamheden. Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] hebben geverbaliseerd dat ook zij ambtshalve bekend zijn met verdachte. De rechtbank vindt het daarnaast van belang dat niet één, maar drie verbalisanten, onafhankelijk van elkaar, verdachte hebben herkend.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de door de verbalisanten gedane herkenningen betrouwbaar zijn en voor het bewijs dat verdachte één van daders van de inbraak is geweest, kunnen worden gebruikt.
In vereniging
Uit de processen-verbaal van bevindingen waarin de camerabeelden zijn beschreven, volgt dat op 26 september 2023 drie personen en op 27 september 2023 vier personen meerdere keren naar binnen en buiten lopen met laptopdozen. Verder wordt beschreven dat er steeds een of twee personen het pand binnenlopen en de laptopdozen overdragen aan de personen die bij de deur op hen wachten. Hieruit blijkt de nauwe en bewuste samenwerking. Hun rollen waren hierbij vergelijkbaar en inwisselbaar. De rechtbank vindt daarom medeplegen bewezen.
Conclusie
De rechtbank komt op grond van het bovenstaande, in onderlinge samenhang bezien, tot de conclusie dat verdachte op 26 en 27 september 2023 samen met anderen de inbraak bij [bedrijf] in Amstelveen heeft gepleegd.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank vindt bewezen dat verdachte:
omstreeks de periode van 27 september 2023 tot en met 28 september 2023 te Amstelveen, tezamen en in vereniging met anderen, laptops die geheel aan [bedrijf] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen laptops onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf en maatregel

7.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, waarvan 30 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
7.2
Strafmaatverweer van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om rekening te houden met het reclasseringsadvies van 29 augustus 2024 en een taakstraf op te leggen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan een bedrijfsinbraak. Zij hebben hierbij 449 laptops weggenomen. Verdachte heeft hierdoor laten zien geen enkel respect te hebben voor het eigendomsrecht van een ander. De rechtbank neemt dat verdachte kwalijk. Bedrijfsinbraken zijn hinderlijke feiten, waardoor de benadeelden schade en overlast ondervinden. Dat is ook hier het geval. Uit de schadevergoedingsvordering van [bedrijf] blijkt dat verdachte, samen met zijn mededaders, laptops heeft weggenomen met een totale waarde van maar liefst € 400.000,-. Naast deze schade, heeft [bedrijf] ook haar sloten moeten vervangen.
Persoon van verdachte
Uit het strafblad van verdachte van 5 augustus 2024 volgt dat hij eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten, waaronder voor een inbraak in vereniging in 2021. De rechtbank weegt dit in strafverzwarende zin mee.
In het reclasseringsadvies van 29 augustus 2024 is te lezen dat de reclassering het recidiverisico van verdachte als gemiddeld inschat. De reclassering heeft daarnaast opgeschreven dat verdachte niet gemotiveerd lijkt voor gedragsverandering en dat hij aan de reclassering heeft laten weten ook geen hulpvraag te hebben. De reclassering denkt daarom dat interventies of een reclasseringstoezicht niet tot vermindering van de risico’s dan wel gedragsverandering zullen leiden. De reclassering adviseert om een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden.
Oriëntatiepunten
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf ook gekeken naar de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS) vastgestelde oriëntatiepunten. Hieruit volgt dat het uitgangspunt bij een bewezenverklaring van een bedrijfsinbraak een taakstraf voor de duur van 120 uren is. De rechtbank is van oordeel dat de grote hoeveelheid gestolen goederen en forse omvang van de schade een strafverzwarende omstandigheid is.
De op te leggen straffen
Op grond van het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 170 uren, waarvan twintig uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden is.
Daarnaast zal de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van vier dagen. Omdat verdachte reeds vier dagen in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, is deze straf feitelijk al ten uitvoer gelegd.

8.De vordering van de benadeelde partij [bedrijf]

De benadeelde partij [persoon 1] vordert namens [bedrijf] € 392.135,84 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De materiële schade bestaat uit kosten voor de installatie van nieuwe sloten, te weten € 3.624,84, en kosten van de ontnomen laptops, te weten € 388.511,-.
8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de gevraagde materiële schadevergoeding ten aanzien van de kosten voor de installatie van nieuwe sloten in zijn geheel moet worden toegewezen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat deze schadepost voldoende is onderbouwd en redelijk voorkomt. De schadepost van de weggenomen laptops dient volgens haar niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu de benadeelde partij heeft medegedeeld dat deze schadepost mogelijk door de verzekering wordt vergoed.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering gelet op de primair bepleite vrijspraak.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de vordering op een onjuiste wijze is ingediend. Er zijn geen stukken (zoals een Kamer van Koophandel uittreksel) bijgevoegd waaruit blijkt dat [persoon 1] bevoegd is tot het indienen van een vordering namens [bedrijf] . Om die reden verzoekt hij de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering.
Meer subsidiair heeft hij zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering, omdat niet alleen de kosten van de weggenomen laptops, maar ook de kosten voor de installatie van nieuwe sloten mogelijk door de verzekering zullen worden vergoed.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft vastgesteld dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte de inbraak bij [bedrijf] heeft gepleegd. Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van [persoon 1] merkt de rechtbank op dat uit jurisprudentie volgt dat de rechtbank onderzoek moet verrichten naar de bevoegdheid van iemand die namens de rechtspersoon optreedt, indien het verweer van de verdediging duidelijk maakt welk concreet bezwaar bestaat tegen de vertegenwoordigingsbevoegdheid van degene die namens de rechtspersoon optreedt. Dat houdt in dat er pas stukken overgelegd dienen te worden, indien er aanwijzingen zijn dat de betreffende persoon geen vertegenwoordigingsbevoegdheid heeft. De rechtbank is van oordeel dat de raadsman onvoldoende heeft aangevoerd waarom [persoon 1] niet bevoegd zou zijn. Gelet daarop, en de omstandigheid dat [persoon 1] aangifte heeft gedaan namens de benadeelde partij, vindt de rechtbank hem ontvankelijk om een vordering namens de benadeelde partij in te dienen.
De benadeelde partij heeft op voorhand medegedeeld dat de verzekering mogelijk de kosten van de weggenomen laptops zal vergoeden. Met betrekking tot de kosten van de installatie van nieuwe sloten heeft de raadsman betwist dat de benadeelde partij deze kosten zal dragen, omdat deze kosten mogelijk ook onder de verzekering vallen. De rechtbank is – met de raadsman – van oordeel dat onvoldoende is gebleken welke kosten al dan niet door de verzekering zijn of zullen worden vergoed. Er is zodoende niet vast komen te staan dat de benadeelde partij de kosten van de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd, zal dragen. De benadeelde partij zal daarom in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen proceskosten dragen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22b, 22c, 22d, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
4 (vier) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
170 uren.
Beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 85 dagen.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
20 (twintig) uren, van deze taakstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Beveelt dat, als de verdachte het voorwaardelijk deel van de taakstraf bij tenuitvoerlegging niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 10 (tien) dagen.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [bedrijf] :
Verklaart [bedrijf] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Voorlopige hechtenis
Heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.M.R. Vastenburg, voorzitter,
mrs. E.G.M.M. van Gessel en R.J. Bartels, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.K. Raspoort, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 september 2024.
[…]
[…]
[…]

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van aangifte (met bijlage) met nummer PL1300-2023219652-2 van 5 oktober 2023, doorgenummerde pagina’s 26-150 van het procesdossier (VGL).
3.Een proces-verbaal van bevindingen van 11 maart 2024, doorgenummerde pagina’s 151-157 van het procesdossier (VGL).
4.Een proces-verbaal van bevindingen van 11 maart 2024, doorgenummerde pagina’s 158-168 van het procesdossier (VGL).
5.Een proces-verbaal van bevindingen van 11 maart 2024, doorgenummerde pagina’s 169-175 van het procesdossier (VGL).
6.Een proces-verbaal van bevindingen van 18 oktober 2023 met nummer PL1300-2023219652-3, doorgenummerde pagina’s 176-180 van het procesdossier (VGL).
7.Een proces-verbaal van herkenning persoon door opsporingsambtenaar van 16 oktober 2023 met nummer PL1300_BVH_202319652, doorgenummerde pagina’s 181-183 van het procesdossier (VGL).
8.Een proces-verbaal van 13 oktober 2023, doorgenummerde pagina’s 184-186 van het procesdossier (VGL).