In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 september 2024 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van twee diefstallen in vereniging door middel van braak. De tenlastelegging betrof een bedrijfsinbraak op 26 en 27 september 2023 in Amstelveen, waarbij laptops werden gestolen, en een inbraak op 20 december 2023 in Amsterdam. Tijdens de zitting op 5 september 2024 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. D. Simo, en de officier van justitie, mr. A. Bouwman, heeft de vordering gedaan om de verdachte te veroordelen.
De rechtbank heeft de bewijsvoering van het openbaar ministerie kritisch beoordeeld, waarbij de herkenning van de verdachte op camerabeelden door verbalisanten centraal stond. De officier van justitie stelde dat de beelden van goede kwaliteit waren en dat de herkenningen betrouwbaar waren. Echter, de verdediging betwistte de betrouwbaarheid van deze herkenningen en voerde aan dat de beelden onvoldoende onderscheidende persoonskenmerken vertoonden. De rechtbank concludeerde dat de herkenningen niet betrouwbaar genoeg waren om als bewijs te dienen, mede omdat het gezicht van de verdachte niet volledig zichtbaar was op de beelden.
Daarnaast werd er een pet aangetroffen bij de aanhouding van de verdachte, waarop zijn DNA was aangetroffen. De rechtbank oordeelde echter dat de gelijkenis tussen de pet en die op de camerabeelden niet voldoende was om de betrokkenheid van de verdachte bij de inbraken vast te stellen. Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van beide ten laste gelegde feiten, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij betrokken was bij de inbraken. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, en de teruggave van de in beslag genomen pet werd gelast.