ECLI:NL:RBAMS:2024:5890

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 september 2024
Publicatiedatum
24 september 2024
Zaaknummer
13/177082-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betrouwbaarheid van herkenning op camerabeelden bij diefstal in vereniging

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 september 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal in vereniging door middel van braak. De verdachte werd ervan beschuldigd samen met anderen inbraken te hebben gepleegd bij twee bedrijven, waarbij laptops werden gestolen. De rechtbank heeft het bewijs tegen de verdachte beoordeeld, waarbij de herkenning van de verdachte op camerabeelden door verbalisanten centraal stond. De rechtbank oordeelde dat de herkenning betrouwbaar was, ondanks de verdediging die aanvoerde dat de herkenning onbetrouwbaar was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de camerabeelden van goede kwaliteit waren en dat de herkenningen door verschillende verbalisanten onafhankelijk van elkaar waren gedaan. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk werd gesteld voor de schade.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/177082-24
Datum uitspraak: 19 september 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1981 te [geboorteplaats] ,
wonende op het adres [woonadres] ,
thans gedetineerd in het [detentieadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 september 2024. Verdachte was daarbij aanwezig, evenals zijn raadsman, mr. B.C.M. Sprenger.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A. Bouwman, en van wat verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij:
in of omstreeks de periode van 27 tot en met 28 september 2023 samen met anderen een bedrijfsinbraak heeft gepleegd bij [bedrijf 1/benadeelde partij] te Amstelveen, waarbij een grote hoeveelheid laptops is weggenomen;
op 20 december 2023 samen met een ander een bedrijfsinbraak heeft gepleegd bij [bedrijf 2] te Amsterdam, waarbij een grote hoeveelheid laptops is weggenomen.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de aan verdachte ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen, waarbij opgemerkt dat ten aanzien van feit 1, moet worden uitgegaan van de pleegdata 26 en 27 september 2023.
Ten aanzien van beide inbraken heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte door verschillende verbalisanten op camerabeelden is herkend als een van de daders. Deze beelden zijn van goede kwaliteit. Op de beelden van de inbraak op 26 en 27 september 2023 zijn voldoende persoonskenmerken waar te nemen. Dat geldt ook voor de beelden van de inbraak op 20 december 2023, ondanks dat daar wellicht niet het gezicht van verdachte volledig zichtbaar is. De herkenningen zijn betrouwbaar en kunnen dus worden gebruikt voor het bewijs.
Naast de herkenningen, heeft de officier van justitie gewezen op de resultaten van het onderzoek naar de telefoon van het neefje van verdachte, [neefje verdachte] . In deze telefoon zijn afbeeldingen van laptops aangetroffen. De serienummers van deze laptops komen overeen met de serienummers van de laptops die op 26 en 27 september zijn weggenomen bij [bedrijf 1/benadeelde partij] en van de laptops die op 20 december 2023 zijn weggenomen bij [bedrijf 2] . Daarnaast is op de telefoon een video aangetroffen, waarop de ingang van een kelderbox zichtbaar is met meerdere laptopdozen. Uit vergelijkend onderzoek bleek dat deze kelderbox hoort bij de woning van verdachte.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat niet bewezen kan worden dat verdachte de inbraken heeft gepleegd en hij dus moet worden vrijgesproken. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte betrokkenheid bij de inbraken heeft ontkend en het bewijs voornamelijk is gebaseerd op de herkenning van verdachte op beelden van de inbraken door verbalisanten, terwijl die herkenningen onbetrouwbaar zijn.
De raadsman heeft meer specifiek ten aanzien van de beelden van de inbraak op 26 en 27 september 2023 aangevoerd dat een van de verbalisanten, namelijk verbalisant [verbalisant 1] , verdachte aanvankelijk daarop niet herkende. Pas toen aan deze verbalisant een aandachtsvestiging werd getoond en hij daarop een medeverdachte herkende, meende hij verdachte te herkennen als een van de daders van de inbraak op 26 en 27 september 2023. Een van de andere verbalisanten heeft verdachte ruim zes maanden na de inbraak herkend op de beelden daarvan. Dit alles doet verder afbreuk aan de betrouwbaarheid van de herkenningen.
Ten aanzien van de inbraak op 20 december 2023 heeft de raadsman aangevoerd dat de verbalisanten verdachte herkennen aan de hand van gezichtskenmerken die niet zichtbaar zijn op de beelden, omdat de persoon gezicht bedekkende kleding draagt. Daarnaast is verdachte in het verleden vaker foutief herkend door verbalisant [verbalisant 1] .
De raadsman heeft tot slot ten aanzien van beide inbraken er op gewezen dat het goed mogelijk is dat de broer van verdachte een van de daders is geweest, en niet verdachte. Verdachte en zijn broer lijken op elkaar, terwijl hij bovendien de vader is van [neefje verdachte] , in wiens telefoon afbeeldingen van de laptopdozen zijn aangetroffen. De eveneens op zijn telefoon aangetroffen video wordt gekoppeld aan verdachte, nu daarop de kelderbox van verdachte zou zijn herkend. Echter, de betreffende kelderbox kan evengoed horen bij een andere woning nu er in die buurt meerdere soortgelijke kelderboxen zijn. Zelfs als het wel de kelderbox van verdachte zou betreffen, dan zou dit geen bewijs zijn voor de betrokkenheid van verdachte bij de inbraken.
3.3
Oordeel van de rechtbank [1]
3.3.1
Oordeel over het onder 1 ten laste gelegde
[naam 1] heeft namens [bedrijf 1/benadeelde partij] aangifte gedaan van diefstal uit het bedrijfspand, gelegen aan de [adres 1] te Amstelveen. Aangever heeft verklaard dat er op 26 en 27 september 2023 een grote hoeveelheid laptops is weggenomen. [2] Van de diefstal zijn camerabeelden beschikbaar. In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] waarin de camerabeelden van 26 september 2023 worden beschreven, is genoteerd dat drie personen het pand binnenkomen via de nooduitgang. [3] In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] waarin de camerabeelden van 27 september 2023 worden beschreven, is genoteerd dat vier personen via dezelfde deur het pand binnenkomen. [4] Verbalisant [verbalisant 3] heeft ook de camerabeelden van 27 september 2023 beschreven. [5] Er wordt telkens beschreven dat de personen meerdere keren met stapels laptopdozen het pand verlaten.
De persoon die in de processen-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] als NN3 en in het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] als NN2 wordt aangeduid, (hierna: NN3/NN2) is op stills door meerdere verbalisanten herkend als verdachte.
De rechtbank staat voor de vraag of deze herkenningen voldoende betrouwbaar zijn om te kunnen dienen als bewijs van betrokkenheid van verdachte bij de inbraak. In dat kader stelt de rechtbank voorop dat behoedzaam moet worden omgegaan met herkenningen en de bewijskracht daarvan.
Beoordeling van de herkenningen
Uit de processen-verbaal van herkenning blijkt dat de verbalisanten NN3/NN2 op stills van de camerabeelden hebben herkend als verdachte. Voor een beoordeling van de betrouwbaarheid van een herkenning aan de hand van stills dient eerst te worden onderzocht wat de kwaliteit van de afbeeldingen is en de mate waarin persoonskenmerken zichtbaar zijn. De rechtbank overweegt dat de gebruikte stills van voldoende kwaliteit zijn om daar onderscheidende persoonskenmerken op waar te kunnen nemen.
De vraag is vervolgens in hoeverre op de stills voldoende duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken zichtbaar zijn. Een mogelijke gezichtsherkenning heeft daarbij de hoogste diagnostische waarde. Verbalisanten [verbalisant 1] [6] en [verbalisant 4] [7] hebben geverbaliseerd dat zij verdachte (onder andere) aan zijn gezicht hebben herkend. De rechtbank hecht bij haar beoordeling van deze herkenningen minder belang aan de algemene beschrijving die de verbalisanten hebben gegeven van hun herkenning van het gezicht van verdachte. Gezichten worden namelijk als één geheel, dat wil zeggen holistisch, in het geheugen opgeslagen. Dit is ook de wijze waarop de herkenning van gezichten door verbalisanten plaatsvindt. Dit heeft onder andere tot gevolg dat het lastig is om een concrete beschrijving van gezichtskenmerken te geven. Deze omstandigheid doet dus op zichzelf niet af aan de betrouwbaarheid van de herkenningen. De rechtbank vindt verder van belang dat verbalisant [verbalisant 1] verdachte – naast zijn gezicht – ook aan zijn postuur heeft herkend.
Verder is van belang hoe goed de verbalisanten de persoon kennen. Daarbij geldt dat een herkenning waardevoller is als deze is gebaseerd op een ontmoeting met de betreffende persoon in levenden lijve dan wanneer deze herkenning is gebaseerd op een foto of op andersoortige beelden. Daarbij is ook de aard, frequentie en het tijdsverloop sinds de ontmoeting(en) van belang.
Verbalisant [verbalisant 4] heeft verdachte zeer kort voor de herkenning gezien. Verbalisant [verbalisant 4] heeft verdachte namelijk in november 2023 verhoord. Dit versterkt de betrouwbaarheid van de herkenningen.
Dit is anders voor de herkenning door verbalisant [verbalisant 1] . Hij beschrijft in zijn proces-verbaal van bevindingen, dat hij verdachte nooit in het echt heeft gezien. Hij kreeg een foto van verdachte te zien in een briefing en herkende hem toen als NN1/NN3 op beelden van de inbraak die hij enkele maanden eerder vanwege een aandachtsvestiging had bekeken. Een vergelijking tussen een foto van verdachte en de bewegende beelden van de inbraak bevestigde hem in de gedachte dat het om dezelfde persoon ging.
Met name wanneer er sprake is van een herkenning waarbij de verbalisant de verdachte niet in het echt gezien heeft, dient hier voorzichtig mee te worden omgegaan. De rechtbank is echter van oordeel dat deze herkenning, in samenhang met het andere bewijs, wel redengevend kan worden geacht.
De rechtbank is daarmee van oordeel dat deze twee, onafhankelijk van elkaar gedane, herkenningen dus voor het bewijs dat verdachte één van daders van de inbraak is geweest, kunnen worden gebruikt.
Dat het hierbij, zoals gesteld door de verdediging, zou gaan om de broer van verdachte, en niet om verdachte, vindt de rechtbank niet aannemelijk. Verbalisant [verbalisant 5] heeft namelijk vastgesteld dat sprake is van dusdanig uiterlijke verschillen tussen verdachte en zijn broer, [broer] , dat niet gezegd kan worden dat zij op elkaar lijken.
De omstandigheden dat twee verbalisanten NN3/NN2 hebben herkend als verdachte, in combinatie met de uiterlijke verschillen tussen verdachte en zijn broer, weerleggen het alternatieve scenario van de raadsman dat de broer van verdachte mogelijk betrokken is geweest bij de inbraak.
Beoordeling van de chats
In de telefoon van het neefje van verdachte zijn chatberichten aangetroffen, verstuurd op 28 september 2023, waarin verschillende laptops worden aangeboden. [8] In de chatberichten zijn ook afbeeldingen te zien van laptops. De serienummers van deze laptops komen overeen met de serienummers van de laptops die bij [bedrijf 1/benadeelde partij] zijn weggenomen. Dit sterkt de rechtbank in haar overtuiging dat verdachte een van de daders van de inbraak is geweest.
In vereniging
Uit de processen-verbaal van bevindingen waarin de camerabeelden zijn beschreven, volgt dat op 26 september 2023 drie personen en op 27 september 2023 vier personen meerdere keren naar binnen en buiten lopen met laptopdozen. Verder wordt beschreven dat er steeds een of twee personen het pand binnenlopen en de laptopdozen overdragen aan de personen die bij de deur op hen wachten. Hieruit blijkt de nauwe en bewuste samenwerking. Hun rollen waren hierbij vergelijkbaar en inwisselbaar. De rechtbank vindt daarom medeplegen bewezen.
Conclusie
De rechtbank komt op grond van het bovenstaande, in onderlinge samenhang bezien, tot de conclusie dat het niet anders kan dan dat verdachte op 26 en 27 september 2023 samen met anderen de inbraak bij [bedrijf 1/benadeelde partij] in Amstelveen heeft gepleegd.
3.3.2
Oordeel over het onder 2 ten laste gelegde
[naam 2] heeft namens [bedrijf 2] aangifte gedaan van diefstal uit het bedrijfspand, gelegen aan de [adres 2] te Amsterdam. Aangever heeft verklaard dat er op 20 december 2023 een grote hoeveelheid laptops is weggenomen. [9] Van de diefstal zijn camerabeelden beschikbaar. In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] , waarin de camerabeelden worden beschreven, is genoteerd dat twee personen het pand binnenkomen. [10] Er wordt beschreven dat de personen een deur hebben geforceerd door middel van een koevoet. Verder blijkt dat zij meerdere keren de ruimte in en uit lopen, diverse laptopdozen op een steekkar stapelen en deze uit het pand rollen.
Twee verbalisanten hebben één van de daders, te weten NN2, herkend als verdachte.
Zoals benoemd in rubriek 3.3.1 stelt de rechtbank voorop dat behoedzaam moet worden omgegaan met herkenningen en de bewijskracht daarvan.
Beoordeling van de herkenningen
Voor een beoordeling van de betrouwbaarheid van een herkenning aan de hand van camerabeelden dient eerst te worden onderzocht wat de kwaliteit van de afbeeldingen of bewegende beelden is. De rechtbank is van oordeel dat de camerabeelden voldoende duidelijk en helder zijn om daarop een persoon te kunnen herkennen, ondanks dat zij van minder goede kwaliteit zijn dan de camerabeelden zoals besproken bij feit 1. De rechtbank gaat, vanwege deze omstandigheden, behoedzamer om met de herkenningen op basis van deze camerabeelden.
De vraag is vervolgens in hoeverre op de beelden voldoende duidelijke, specifieke en onderscheidende persoonskenmerken zichtbaar zijn. De rechtbank verwijst voor dit kader naar hetgeen uiteengezet in rubriek 3.3.1.
Uit de processen-verbaal van herkenning van de verbalisanten [verbalisant 1] [11] en [verbalisant 4] [12] blijkt dat zij de bewegende camerabeelden van de inbraak hebben bekeken, wat de betrouwbaarheid van de herkenningen versterkt. Zij hebben allebei geverbaliseerd dat ze verdachte, ondanks de gezicht bedekkende kleding, hebben herkend aan de hand van (onder meer) zijn gezicht. Zij hebben hierbij de algemene gezichtskenmerken genoemd. De rechtbank houdt rekening met de holistische wijze waarop de herkenningen hebben plaatsgevonden, waardoor de algemene beschrijving van het gezicht niet afdoet aan de betrouwbaarheid van de herkenningen. Ook vindt de rechtbank het van belang dat beide verbalisanten verdachte niet alleen zijn gezicht, maar ook aan zijn postuur hebben herkend.
Tot slot is van belang hoe goed de verbalisant de persoon op de beelden kent. Voor dit kader verwijst de rechtbank eveneens naar rubriek 3.3.1.
Uit het proces-verbaal van herkenning van verbalisant [verbalisant 4] blijkt dat hij verdachte zeer recent heeft verhoord, wat de bewijskracht versterkt. Dit is anders voor de herkenning door verbalisant [verbalisant 1] . Hij heeft in zijn proces-verbaal van bevindingen [13] aangegeven dat hij verdachte nooit in het echt heeft gezien, maar wel eerder zijn politiefoto heeft gezien. Naar aanleiding van een verzoek om personen te herkennen op camerabeelden van de inbraak, heeft hij NN2 herkend als verdachte.
Met name wanneer sprake is van een herkenning waarbij de verbalisant de verdachte niet ambtshalve kent, dient hier voorzichtig mee te worden omgegaan. De rechtbank is echter van oordeel dat deze herkenning, in samenhang met het andere bewijs, wel redengevend kan worden geacht.
De rechtbank is daarmee van oordeel dat deze twee, onafhankelijk van elkaar gedane, herkenningen voor het bewijs dat verdachte één van daders van de inbraak is geweest, kunnen worden gebruikt.
Beoordeling van de chats
Zoals beschreven in rubriek 3.3.1 zijn er in de telefoon van het neefje van verdachte chatberichten aangetroffen waarin verschillende laptops worden aangeboden. In de chatberichten zijn ook afbeeldingen aangetroffen van laptops. Uit onderzoek naar deze afbeeldingen is gebleken dat de serienummers niet alleen overeenkomen met de laptops die zijn weggenomen bij [bedrijf 1/benadeelde partij] , maar ook overeenkomen met de serienummers van de laptops die bij [bedrijf 2] zijn weggenomen.
In de telefoon is ook een video aangetroffen van een stapel laptopdozen in de gang van een kelderbox. Verbalisant [verbalisant 7] is wijkagent in de wijk waar verdachte woont. Bij het zien van de video herkende hij de gang als de gang behorende bij de kelderbox van verdachte. [14] Hij heeft een foto gemaakt van de vloer van deze gang. Verbalisant [verbalisant 8] heeft deze foto vergeleken met de video. Hij constateert dat op allebei de beelden witte verfvlekken te zien zijn, met een gelijk patroon. Daarnaast zijn op beide beelden cirkelvormige afdrukken zichtbaar, gelijkend op een autovelg. Ten slotte is de muur op beide beelden wit, in de vorm van bakstenen. [15] Gelet op deze uiterst specifieke kenmerken, stelt de rechtbank vast dat het de boxgang van verdachte is, die is te zien op de video, en verdachte dus kennelijk een grote hoeveelheid laptops in zijn kelderbox had staan. Verdachte heeft hier desgevraagd geen verklaring voor gegeven. Deze bevindingen sterken de rechtbank in haar overtuiging dat verdachte een van de daders van de inbraak is geweest.
In vereniging
Uit het proces-verbaal van bevindingen waarin de camerabeelden zijn beschreven, volgt dat de twee personen allebei meerdere keren in en uit de ruimte zijn gelopen met laptopdozen. Ook volgt uit de beschrijving van de camerabeelden dat er laptopdozen op een steekkar zijn gezet en dat er een container uit de ruimte wordt gerold. Vervolgens hebben beide personen de steekkar en de container naar buiten toe gebracht. Hieruit blijkt de nauwe en bewuste samenwerking. Hun rollen waren hierbij vergelijkbaar en inwisselbaar. De rechtbank acht daarom medeplegen bewezen.
Conclusie
De rechtbank komt op grond van het bovenstaande, in onderlinge samenhang bezien, tot de conclusie dat het niet anders kan dat verdachte op 20 december 2023 samen met een ander de inbraak bij [bedrijf 2] in Amsterdam heeft gepleegd.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank vindt bewezen dat verdachte:
ten aanzien van feit 1:
omstreeks de periode van 27 september 2023 tot en met 28 september 2023 te Amstelveen, tezamen en in vereniging met anderen, laptops die geheel aan [bedrijf 1/benadeelde partij] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen laptops onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
ten aanzien van feit 2:
op 20 december 2023 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een anderen, laptops die geheel aan [bedrijf 2] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen laptops onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf en maatregel

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met aftrek van voorarrest.
7.2.
Strafmaatverweer van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht om aansluiting te zoeken bij de eis van de officier van justitie en subsidiair om daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met bijzondere voorwaarden, mocht de rechtbank de eis van de officier van justitie te laag vinden.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich, samen met anderen, in een periode van vijf maanden schuldig gemaakt aan twee bedrijfsinbraken. Verdachte heeft hierdoor laten zien geen enkel respect te hebben voor het eigendomsrecht van anderen. De rechtbank neemt dat verdachte kwalijk. Bedrijfsinbraken zijn hinderlijke feiten, waardoor de benadeelden schade en overlast ondervinden. Dat is ook hier het geval. Uit de schadevergoedingsvordering van [bedrijf 1/benadeelde partij] blijkt dat verdachte, samen met zijn mededaders, laptops heeft weggenomen met een totale waarde van maar liefst € 400.000,-. Naast deze schade, heeft [bedrijf 1/benadeelde partij] ook haar sloten moeten vervangen.
Persoon van verdachte
Uit het strafblad van verdachte van 5 augustus 2024 volgt dat hij in de afgelopen vijf jaren niet is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Wel blijkt uit zijn strafblad dat artikel 63 Sr van toepassing is.
In het reclasseringsadvies van 13 mei 2024 is te lezen dat de reclassering het recidiverisico van verdachte als gemiddeld inschat. Vanwege de gesloten en ontkennende houding van verdachte, ziet de reclassering echter geen mogelijkheden om dit risico te beperken door middel van voorwaarden of een reclasseringstoezicht.
Oriëntatiepunten
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf ook gekeken naar de door het LOVS vastgestelde oriëntatiepunten. Hieruit volgt dat het uitgangspunt bij een bewezenverklaring van een bedrijfsinbraak een taakstraf voor de duur van 120 uren is. De rechtbank is van oordeel dat de grote hoeveelheid gestolen goederen en de forse omvang van de daaruit voortvloeiende schade een dusdanig strafverzwarende omstandigheid is dat in dit geval niet met een taakstraf kan worden volstaan.
De op te leggen straf
Op grond van het voorgaande is de rechtbank – met de officier van justitie – van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden is.

8.De vordering van de benadeelde partij [bedrijf 1/benadeelde partij]

De benadeelde partij [naam 1] vordert namens [bedrijf 1/benadeelde partij] € 392.135,84 aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De materiële schade bestaat uit kosten voor de installatie van nieuwe sloten, te weten € 3.624,84, en kosten van de weggenomen laptops, te weten € 388.511,-.
8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de gevraagde materiële schadevergoeding ten aanzien van de kosten voor de installatie van nieuwe sloten in zijn geheel moet worden toegewezen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat deze schadepost voldoende is onderbouwd en redelijk voorkomt. De schadepost van de ontnomen laptops moet volgens haar niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu de benadeelde partij heeft medegedeeld dat deze schadepost mogelijk door de verzekering wordt vergoed.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering gelet op de primair bepleite vrijspraak.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de vordering op een onjuiste wijze is ingediend. Er zijn geen stukken (zoals een Kamer van Koophandel uittreksel) bijgevoegd waaruit blijkt dat [naam 1] bevoegd is tot het indienen van een vordering namens [bedrijf 1/benadeelde partij] . Om die reden verzoekt hij de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering.
Meer subsidiair heeft hij zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering, omdat de weggenomen laptops mogelijk door de verzekering worden vergoed. Ten aanzien van de kosten van de installatie van nieuwe sloten heeft de raadsman aangevoerd dat de bijgevoegde offerte is opgemaakt in ponden, terwijl vergoeding van de schade wordt gevraagd in euro’s. Ook dit moet leiden tot niet-ontvankelijkheid. De raadsman verwijst hierbij naar het arrest van de Hoge Raad van 9 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:536).
Nog meer subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat er enkel een offerte van de nieuwe sloten is bijgevoegd en geen daadwerkelijke (betaalde) factuur. Ook daarom zou de benadeelde partij niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in haar vordering.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft vastgesteld dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte de inbraak bij [bedrijf 1/benadeelde partij] heeft gepleegd. Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van [naam 1] merkt de rechtbank op dat uit jurisprudentie volgt dat de rechtbank onderzoek moet verrichten naar de bevoegdheid van iemand die namens de rechtspersoon optreedt, indien het verweer van de verdediging duidelijk maakt welk concreet bezwaar bestaat tegen de vertegenwoordigingsbevoegdheid van degene die namens de rechtspersoon optreedt. Dat houdt in dat er pas stukken overgelegd dienen te worden, indien er aanwijzingen zijn dat de betreffende persoon geen vertegenwoordigingsbevoegdheid heeft. De rechtbank is van oordeel dat de raadsman onvoldoende heeft aangevoerd waarom [naam 1] niet bevoegd zou zijn. Gelet daarop en de omstandigheid dat [naam 1] aangifte heeft gedaan namens de benadeelde partij, acht de rechtbank hem ontvankelijk om een vordering namens de benadeelde partij in te dienen.
De benadeelde partij heeft op voorhand medegedeeld dat de verzekering mogelijkerwijs de kosten van de ontnomen laptops zal vergoeden. De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van deze schadepost daarom niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Met betrekking tot de kosten van de installatie van nieuwe sloten is de rechtbank van oordeel dat deze schadepost een rechtstreeks gevolg is van de inbraak. In het schadevergoedingsformulier wordt verzocht om vergoeding van € 3.624,84. Op de offerte is een bedrag van £ 3.052,38 genoemd. Het gevorderde bedrag is aldus onvoldoende onderbouwd, althans is de gevorderde schade slechts onderbouwd tot een bedrag van £ 3.052,38. De rechtbank wijst dit bedrag als zodanig – in Britse ponden – toe, met dien verstande dat de tegenwaarde daarvan in euro’s nooit meer mag zijn dan € 3.624,84.
De rechtbank zal de vordering gedeeltelijk toewijzen tot een bedrag van £ 3.052,38, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de inbraak bij [bedrijf 1/benadeelde partij] plaats heeft gevonden, te weten 26 september 2023.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.
De rechtbank is van oordeel dat de toegewezen vordering hoofdelijk dient te worden toegewezen nu verdachte de feiten samen met anderen heeft gepleegd. Verdachte en zijn mededaders zijn, als zij worden aangesproken door de benadeelde partij, ieder afzonderlijk verplicht om het totale bedrag aan de benadeelde te betalen, tenzij (een) ander(en) het hele bedrag al heeft/hebben betaald.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd. De rechtbank legt de schadevergoedingsmaatregel niet op. Als onderdeel van een internationaal beursgenoteerd bedrijf, kan [bedrijf 1/benadeelde partij] zeer wel in staat worden geacht om het toegewezen bedrag aan schadevergoeding zelf op verdachte te verhalen.
De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen proceskosten dragen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd.
ten aanzien van feit 2:diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
T.a.v. feit 1: Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [bedrijf 1/benadeelde partij] :
De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij
[bedrijf 1/benadeelde partij]toe tot een bedrag van
£ 3.052,38(drieduizend tweeënvijftig Britse pond en achtendertig Britse pence) bestaande uit materiële schade, met dien verstande dat de tegenwaarde daarvan in euro’s nooit meer mag zijn dan € 3.624,84, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (
26 september 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verdachte is met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk voor het gehele bedrag. Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij of zijn mededaders heeft/hebben voldaan aan een van de hem/hen opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering.
Voorlopige hechtenis
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan de duur van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.M.R. Vastenburg, voorzitter,
mrs. E.G.M.M. van Gessel en R.J. Bartels, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.K. Raspoort, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 september 2024.
[--]
[--]
[--]

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van aangifte (met bijlage) met nummer PL1300-2023219652-2 van 5 oktober 2023, doorgenummerde pagina’s 26-150 van het procesdossier (VGL).
3.Een proces-verbaal van bevindingen van 11 maart 2024, doorgenummerde pagina’s 151-157 van het procesdossier (VGL).
4.Een proces-verbaal van bevindingen van 11 maart 2024, doorgenummerde pagina’s 158-168 van het procesdossier (VGL).
5.Een proces-verbaal van bevindingen van 11 maart 2024, doorgenummerde pagina’s 169-175 van het procesdossier (VGL).
6.Een proces-verbaal van bevindingen van 14 november 2023, doorgenummerde pagina’s 187-190 van het procesdossier (VGL).
7.Een proces-verbaal van bevindingen van 14 november 2023, doorgenummerde pagina’s 191 van het procesdossier (VGL).
8.Een proces-verbaal van onderzoek chatgesprekken van 23 april 2024 met nummer PL1300-2023219652-8, doorgenummerde pagina’s 212-222 van het procesdossier (VGL).
9.Een proces-verbaal van aangifte (met bijlage) met nummer PL1300-2023287770-2 van 15 januari 2024, doorgenummerde pagina’s 231-246 van het procesdossier (VGL).
10.Een proces-verbaal van bevindingen van 14 mei 2024 met nummer PL1300-2023287770-5, doorgenummerde pagina’s 247-266 van het procesdossier (VGL).
11.Een proces-verbaal van bevindingen van 21 mei 2024, doorgenummerde pagina’s 267 van het procesdossier (VGL).
12.Een proces-verbaal van bevindingen van 7 mei 2024, doorgenummerde pagina’s 268-van het procesdossier (VGL).
13.Een proces-verbaal van bevindingen van 21 mei 2024, doorgenummerde pagina’s 267 van het procesdossier (VGL).
14.Een proces-verbaal van bevindingen van 6 mei 2024 (met bijlage) met nummer PL1300-2023287770-3, doorgenummerde pagina’s 278-280 van het procesdossier (VGL).
15.Een proces-verbaal van bevindingen van 9 mei 2024 met nummer PL 1300-2023287770-4, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 8] , doorgenummerde pagina’s 281-282 van het procesdossier (VGL).