Op 10 september 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een ontbindingszaak met parketnummer 13/237414-23, waarbij de rechtbank de vordering van de officier van justitie heeft toegewezen. De vordering was gericht op het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde, die was veroordeeld voor het telen van hennep op 5 december 2022. De officier van justitie stelde dat het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat moest worden op € 397.237,68, gebaseerd op een rapport van 11 juli 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde in de periode van 28 mei 2020 tot 5 december 2022 een hennepplantage heeft geëxploiteerd, wat resulteerde in een aanzienlijk financieel voordeel. De rechtbank heeft de conclusies van het ontnemingsrapport overgenomen en vastgesteld dat de veroordeelde voldoende voordeel heeft genoten uit andere strafbare feiten. De rechtbank heeft de betalingsverplichting van de veroordeelde vastgesteld op € 390.037,68, na aftrek van reeds betaalde bedragen aan Liander voor schadevergoeding. De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.