7.3.Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing. Verdachte is met gezichtsbedekkende kleding de Kruidvat binnengegaan en heeft daar onder dreiging met een mes de kassamedewerkster gedwongen hem geld te geven. Afpersing is een zeer ernstig feit, waarbij het gevoel van veiligheid voor de direct betrokkenen in ernstige mate wordt aangetast. Verdachte heeft zich bij het plegen van het strafbare feit enkel laten leiden door financieel gewin en heeft zich op geen enkele manier bekommerd om de medewerkers en bezoekers van de winkel. De rechtbank neemt dat verdachte kwalijk en is van oordeel dat de ernst van dit feit de oplegging van een gevangenisstraf rechtvaardigt.
Het strafblad
Bij de straftoemeting houdt de rechtbank rekening met het uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 9 augustus 2024. Hieruit volgt dat hij eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder voor diefstal met geweld in oktober 2023. De rechtbank weegt dit in strafverzwarende zin mee.
Toerekeningsvatbaarheid
De rechtbank heeft kennisgenomen van het Pro Justitia rapport van 19 juni 2024, opgemaakt door psycholoog R.A. Sterk, en het Pro Justitia rapport van 18 juni 2024, opgemaakt door psychiater D.J. Vinkers.
De psycholoog heeft gerapporteerd – kort gezegd – dat verdachte lijdt aan schizofrenie en aan een stoornis in amfetaminegebruik. Het problematische en antisociale gedrag van verdachte dient bezien te worden binnen het beeld van de schizofrenie. Schizofrenie wordt namelijk niet alleen gekenmerkt door psychoses, maar ook door gedesorganiseerd gedrag. De psycholoog is van oordeel dat verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde in een realiteitsgestoorde belevingswereld verkeerde, waarbij hij het contact met de werkelijkheid in enigerlei mate was verloren. Daarnaast was er bij verdachte sprake van moreel verval en van oordeels- en kritiekstoornissen, waarbij hij zaken niet goed kon overzien en inschatten. De psycholoog concludeert dat de psychische stoornis de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte beïnvloedde en adviseert om het bewezenverklaarde in verminderde mate toe te rekenen.
De psychiater heeft vastgesteld – kort gezegd – dat er bij verdachte sprake is van ADHD, schizofrenie, antisociaal gedrag en ernstig misbruik van cannabis en amfetamines. Deze problematiek heeft verdachte zijn gedragskeuzes ten tijde van het bewezenverklaarde beïnvloed. Door de schizofrenie is verdachte namelijk niet goed in staat om de realiteit te toetsen en vertoont hij gedesoriënteerd gedrag. Daarom adviseert de psychiater, evenals de psycholoog, om het bewezenverklaarde in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank neemt de bevindingen en conclusies van de rapporteurs over. De rechtbank is van oordeel dat het bewezenverklaarde feit in verminderde mate aan verdachte dient te worden toegerekend.
De maatregel van terbeschikkingstelling
De Pro Justitia rapporteurs concluderen dat behandeling voor de psychische stoornis geïndiceerd is. Een behandeling vanuit een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden is niet haalbaar, omdat verdachte daarvoor onvoldoende intrinsieke behandelmotivatie heeft. Bovendien bestaat de mogelijkheid dat verdachte zich niet aan de voorwaarden houdt. Een zorgmachtiging is volgens beide rapporteurs evenmin geïndiceerd, omdat het onvoldoende duur en structuur biedt om het hoge recidiverisico te verminderen. De rapporteurs vinden oplegging van tbs met voorwaarden de meest passende maatregel. Binnen de tbs met voorwaarden kan verdachte in een gesloten kliniek voldoende behandeld worden en kan het risico op recidive worden verminderd.
De reclassering heeft naar aanleiding van de Pro Justitia rapportages gerapporteerd over de mogelijke invulling van de voorwaarden bij een op te leggen tbs met voorwaarden. Uit het rapport van GGZ Reclassering Inforsa Amsterdam van 16 augustus 2024, opgemaakt door [deskundige] , blijkt onder meer het volgende. Verdachte heeft een beperkt ziektebesef ten aanzien van zijn psychiatrische problematiek en zijn verslavingsproblematiek. Een behandeling voor deze problematiek is noodzakelijk om recidive in de toekomst te voorkomen. De reclassering schaart zich achter de conclusies van de Pro Justitia rapporteurs ten aanzien van het hoge recidiverisico en de noodzaak van de oplegging van tbs met voorwaarden. De voorwaarden die – naast de standaardvoorwaarden – kunnen worden opgelegd, zijn een opnameverplichting in Forensisch Psychiatrisch Kliniek (hierna: FPK) Inforsa of een soortgelijke instelling, meewerken aan een ambulante behandeling, een drugs- en alcoholverbod, verblijven in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang en meewerken aan dagbesteding en schuldhulpverlening.
Ter terechtzitting is [deskundige] als deskundige gehoord, zij heeft de informatie uit het rapport bevestigd en nader toegelicht. [deskundige] heeft ter terechtzitting verklaard dat een termijn van maximaal vier weken na de uitspraak nodig is om verdachte te kunnen plaatsen in een FPK.
Oordeel over de maatregel van terbeschikkingstelling
De rechtbank overweegt dat aan de voorwaarden voor oplegging van de tbs-maatregel is voldaan. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, te weten poging tot afpersing. Bij verdachte bestond tijdens het begaan van het bewezenverklaarde een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Voorts vereist de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, de oplegging van deze maatregel.
De rechtbank heeft overwogen of een bevel als bedoeld in artikel 37b van het Wetboek van Strafrecht moet worden gegeven, of dat kan worden volstaan met het stellen van voorwaarden. De psychiater heeft gerapporteerd dat tbs met dwangverpleging niet geïndiceerd is, omdat verdachte zich bereid heeft verklaard tot naleving van de voorwaarden.
Binnen een forensisch gesloten setting kan de geconstateerde psychische problematiek van verdachte langdurig behandeld worden. Op basis van de Pro Justitia rapporten is de rechtbank ook van oordeel dat een dergelijke behandeling noodzakelijk is om recidive te voorkomen. De rapporteurs hebben gemotiveerd uiteengezet waarom zij een tbs-maatregel met voorwaarden adviseren. Andere behandelkaders zijn minder passend gezien de mogelijkheid tot onttrekking aan de voorwaarden en de duur ervan. De rechtbank acht daarom oplegging van de maatregel tbs met voorwaarden noodzakelijk en proportioneel. De rechtbank stelt daarbij de voorwaarden zoals opgenomen in het door de reclassering uitgebrachte maatregelenrapport. Verdachte heeft zich bereid verklaard tot naleving van deze voorwaarden.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Aangezien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen vanwege zijn psychische gesteldheid, zal de rechtbank bevelen dat de gestelde voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
Ongemaximeerde tbs in geval van omzetting
De rechtbank overweegt dat de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten poging tot afpersing. Dit betreft het bewezen geachte feit. De maatregel kan daarom bij omzetting naar tbs met dwangverpleging langer duren dan vier jaar.
De op te leggen straf en maatregel
De rechtbank houdt bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, alsmede met het feit dat de rechtbank naast het opleggen van een gevangenisstraf ook komt tot de oplegging van de tbs-maatregel. Dat verdachte een mes heeft getoond werkt strafverzwarend. De verdediging heeft in dit verband met verwijzing naar de beelden en de vraag van een aanwezige medewerker toen en daar aan verdachte: “Ben je serieus?” nog wel aandacht gevraagd voor de – in de ogen van de verdediging – ‘knullige’ wijze waarop de poging tot afpersing is uitgevoerd. Voor zover de verdediging met deze stelling betoogd dat de wijze van uitvoering niet in strafverzwarende zin zou moeten meewegen, volgt de rechtbank dit niet. De omstandigheden dat verdachte gezichtsbedekking droeg en een mes heeft getoond, kunnen immers, ondanks een mogelijke knullige uitvoering, hevige angstgevoelens veroorzaken bij de slachtoffers waar zij nog lang last van kunnen hebben.
De rechtbank acht het van groot belang dat de tbs-maatregel zo spoedig mogelijk aanvangt. Een behandeling biedt naar het oordeel van de rechtbank de beste waarborg om recidive te voorkomen. Verdachte is op dit moment gemotiveerd om mee te werken aan de tbs-maatregel. Verdachte kan binnen een termijn van maximaal vier weken na de uitspraak worden opgenomen in de Forensisch Psychiatrisch Kliniek Inforsa. De rechtbank zal daarom aan verdachte een gevangenisstraf opleggen tot en met deze opnamedatum, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 302 dagen, met aftrek van voorarrest. Daarnaast legt de rechtbank de maatregel tbs met voorwaarden op. Het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte zal worden opgeheven met ingang van de datum waarop hij feitelijk is opgenomen in de kliniek.