ECLI:NL:RBAMS:2024:5888

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 september 2024
Publicatiedatum
24 september 2024
Zaaknummer
13/306595-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal met geweld en veroordeling voor poging tot afpersing met tbs-maatregel

Op 6 september 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die op 19 november 2023 te Amsterdam heeft geprobeerd de Kruidvat te overvallen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot diefstal met (bedreiging met) geweld, omdat niet is gebleken dat hij daadwerkelijk geld heeft geprobeerd weg te nemen. Echter, de rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan poging tot afpersing, omdat hij onder bedreiging met een mes de kassamedewerkster heeft gedwongen om geld af te geven. De rechtbank heeft de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 302 dagen opgelegd, met aftrek van voorarrest, en daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden opgelegd, die dadelijk uitvoerbaar is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, gezien zijn psychische stoornissen, waaronder schizofrenie en ADHD. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling afgewezen, omdat de tbs-maatregel met voorwaarden wordt opgelegd. De rechtbank heeft de beslissing gemotiveerd door te verwijzen naar de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de noodzaak van behandeling voor de psychische problematiek van de verdachte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/306595-23
Parketnummer vordering tul: 13/158010-23
Datum uitspraak: 6 september 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres van het [detentieadres] , waar hij thans gedetineerd is.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 augustus 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R.W. van Zanten, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M.A.C. de Bruijn, naar voren hebben gebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank ter terechtzitting [deskundige] (reclasseringswerker bij GGZ Inforsa Amsterdam) als deskundige gehoord.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij op 19 november 2023 te Amsterdam geprobeerd heeft de Kruidvat te overvallen. Dit is onder feit 1 ten laste gelegd als een poging tot diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld tegen [persoon 1] en/of [persoon 2] . Onder feit 2 is deze gedraging ten laste gelegd als een poging tot afpersing.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de poging tot diefstal met (bedreiging met) geweld. De officier van justitie acht de poging tot afpersing wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat hij ten aanzien van de bewoordingen bewezen acht dat verdachte enkel heeft gezegd ‘Geef me geld.’.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman volgt de redenering van de officier van justitie wat betreft de kwalificatie van het strafbare feit en verzoekt om vrijspraak van feit 1.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 19 november 2023 met gezichtsbedekking en met een mes naar de Kruidvat toe is gegaan en bij de balie om geld heeft gevraagd. Zijn motief betrof financieel gewin.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of het handelen van verdachte moet worden gekwalificeerd als een poging tot diefstal met (bedreiging met) geweld of een poging tot afpersing.
3.3.1
Vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier niet is gebleken dat verdachte zelf geprobeerd heeft geld weg te nemen. Dit leidt ertoe dat de tenlastegelegde poging tot diefstal met (bedreiging met) geweld niet bewezen kan worden. Daarom zal verdachte hiervan worden vrijgesproken.
3.3.2
Het oordeel over het onder 2 ten laste gelegde
Uit de bekennende verklaring van verdachte en de overige bewijsmiddelen blijkt dat verdachte, zowel verbaal als door middel van het tonen van een mes, aangeefster [persoon 1] heeft geprobeerd te dwingen tot afgifte van geld. Uit de verklaring van aangeefster blijkt immers dat verdachte ‘Geef me geld.’ heeft gezegd en haar een mes heeft getoond. Naar het oordeel van de rechtbank is het handelen van verdachte dan ook aan te merken als een poging tot afpersing. Verdachte zal partieel worden vrijgesproken van de overige ten laste gelegde bewoordingen.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich op 19 november 2023 in Amsterdam schuldig heeft gemaakt aan een poging tot afpersing.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
ten aanzien van feit 2:
op 19 november 2023 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [persoon 1] te dwingen tot de afgifte van een onbekend gebleven geldbedrag dat de Kruidvat toebehoorde, immers heeft verdachte
- met gezichtsbedekkende kleding het filiaal van de Kruidvat aan de [adres] betreden, en
- op de balie en richting die [persoon 1] geleund en
- vervolgens tegen die [persoon 1] gezegd ‘geef me geld’ en
- daarbij aan die [persoon 1] een mes getoond,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Omdat verdachte heeft bekend, wordt op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met een opsomming van de gebruikte bewijsmiddelen. Die bewijsmiddelen zijn opgesomd in
bijlage IIbij dit vonnis.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar. In rubriek 7.3 zal besproken worden of verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden verklaard.

7.Motivering van de straf en maatregel

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem onder feit 2 bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden, met aftrek van voorarrest. Deze straf betreft de duur van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en de termijn van vier weken tot er plek is voor verdachte in een kliniek. Daarnaast heeft hij gevorderd dat verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met voorwaarden zal worden opgelegd. De op te leggen voorwaarden kunnen worden ontleend aan het door de reclassering uitgebrachte maatregelenrapport. De officier van justitie heeft verzocht om de dadelijke uitvoerbaarheid hiervan te bevelen.
7.2.
Strafmaatverweer van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht om aan verdachte geen tbs met voorwaarden op te leggen, omdat verdachte heeft verklaard dat hij het strafbare feit niet onder invloed van zijn psychische stoornis heeft gepleegd. Volstaan zou kunnen worden met een gevangenisstraf. Subsidiair heeft de raadsman verzocht aan verdachte tbs met voorwaarden op te leggen. Hij heeft benadrukt dat verdachte gemotiveerd is hieraan mee te werken.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing. Verdachte is met gezichtsbedekkende kleding de Kruidvat binnengegaan en heeft daar onder dreiging met een mes de kassamedewerkster gedwongen hem geld te geven. Afpersing is een zeer ernstig feit, waarbij het gevoel van veiligheid voor de direct betrokkenen in ernstige mate wordt aangetast. Verdachte heeft zich bij het plegen van het strafbare feit enkel laten leiden door financieel gewin en heeft zich op geen enkele manier bekommerd om de medewerkers en bezoekers van de winkel. De rechtbank neemt dat verdachte kwalijk en is van oordeel dat de ernst van dit feit de oplegging van een gevangenisstraf rechtvaardigt.
Het strafblad
Bij de straftoemeting houdt de rechtbank rekening met het uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 9 augustus 2024. Hieruit volgt dat hij eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder voor diefstal met geweld in oktober 2023. De rechtbank weegt dit in strafverzwarende zin mee.
Toerekeningsvatbaarheid
De rechtbank heeft kennisgenomen van het Pro Justitia rapport van 19 juni 2024, opgemaakt door psycholoog R.A. Sterk, en het Pro Justitia rapport van 18 juni 2024, opgemaakt door psychiater D.J. Vinkers.
De psycholoog heeft gerapporteerd – kort gezegd – dat verdachte lijdt aan schizofrenie en aan een stoornis in amfetaminegebruik. Het problematische en antisociale gedrag van verdachte dient bezien te worden binnen het beeld van de schizofrenie. Schizofrenie wordt namelijk niet alleen gekenmerkt door psychoses, maar ook door gedesorganiseerd gedrag. De psycholoog is van oordeel dat verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde in een realiteitsgestoorde belevingswereld verkeerde, waarbij hij het contact met de werkelijkheid in enigerlei mate was verloren. Daarnaast was er bij verdachte sprake van moreel verval en van oordeels- en kritiekstoornissen, waarbij hij zaken niet goed kon overzien en inschatten. De psycholoog concludeert dat de psychische stoornis de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte beïnvloedde en adviseert om het bewezenverklaarde in verminderde mate toe te rekenen.
De psychiater heeft vastgesteld – kort gezegd – dat er bij verdachte sprake is van ADHD, schizofrenie, antisociaal gedrag en ernstig misbruik van cannabis en amfetamines. Deze problematiek heeft verdachte zijn gedragskeuzes ten tijde van het bewezenverklaarde beïnvloed. Door de schizofrenie is verdachte namelijk niet goed in staat om de realiteit te toetsen en vertoont hij gedesoriënteerd gedrag. Daarom adviseert de psychiater, evenals de psycholoog, om het bewezenverklaarde in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank neemt de bevindingen en conclusies van de rapporteurs over. De rechtbank is van oordeel dat het bewezenverklaarde feit in verminderde mate aan verdachte dient te worden toegerekend.
De maatregel van terbeschikkingstelling
De Pro Justitia rapporteurs concluderen dat behandeling voor de psychische stoornis geïndiceerd is. Een behandeling vanuit een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden is niet haalbaar, omdat verdachte daarvoor onvoldoende intrinsieke behandelmotivatie heeft. Bovendien bestaat de mogelijkheid dat verdachte zich niet aan de voorwaarden houdt. Een zorgmachtiging is volgens beide rapporteurs evenmin geïndiceerd, omdat het onvoldoende duur en structuur biedt om het hoge recidiverisico te verminderen. De rapporteurs vinden oplegging van tbs met voorwaarden de meest passende maatregel. Binnen de tbs met voorwaarden kan verdachte in een gesloten kliniek voldoende behandeld worden en kan het risico op recidive worden verminderd.
De reclassering heeft naar aanleiding van de Pro Justitia rapportages gerapporteerd over de mogelijke invulling van de voorwaarden bij een op te leggen tbs met voorwaarden. Uit het rapport van GGZ Reclassering Inforsa Amsterdam van 16 augustus 2024, opgemaakt door [deskundige] , blijkt onder meer het volgende. Verdachte heeft een beperkt ziektebesef ten aanzien van zijn psychiatrische problematiek en zijn verslavingsproblematiek. Een behandeling voor deze problematiek is noodzakelijk om recidive in de toekomst te voorkomen. De reclassering schaart zich achter de conclusies van de Pro Justitia rapporteurs ten aanzien van het hoge recidiverisico en de noodzaak van de oplegging van tbs met voorwaarden. De voorwaarden die – naast de standaardvoorwaarden – kunnen worden opgelegd, zijn een opnameverplichting in Forensisch Psychiatrisch Kliniek (hierna: FPK) Inforsa of een soortgelijke instelling, meewerken aan een ambulante behandeling, een drugs- en alcoholverbod, verblijven in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang en meewerken aan dagbesteding en schuldhulpverlening.
Ter terechtzitting is [deskundige] als deskundige gehoord, zij heeft de informatie uit het rapport bevestigd en nader toegelicht. [deskundige] heeft ter terechtzitting verklaard dat een termijn van maximaal vier weken na de uitspraak nodig is om verdachte te kunnen plaatsen in een FPK.
Oordeel over de maatregel van terbeschikkingstelling
De rechtbank overweegt dat aan de voorwaarden voor oplegging van de tbs-maatregel is voldaan. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, te weten poging tot afpersing. Bij verdachte bestond tijdens het begaan van het bewezenverklaarde een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Voorts vereist de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, de oplegging van deze maatregel.
De rechtbank heeft overwogen of een bevel als bedoeld in artikel 37b van het Wetboek van Strafrecht moet worden gegeven, of dat kan worden volstaan met het stellen van voorwaarden. De psychiater heeft gerapporteerd dat tbs met dwangverpleging niet geïndiceerd is, omdat verdachte zich bereid heeft verklaard tot naleving van de voorwaarden.
Binnen een forensisch gesloten setting kan de geconstateerde psychische problematiek van verdachte langdurig behandeld worden. Op basis van de Pro Justitia rapporten is de rechtbank ook van oordeel dat een dergelijke behandeling noodzakelijk is om recidive te voorkomen. De rapporteurs hebben gemotiveerd uiteengezet waarom zij een tbs-maatregel met voorwaarden adviseren. Andere behandelkaders zijn minder passend gezien de mogelijkheid tot onttrekking aan de voorwaarden en de duur ervan. De rechtbank acht daarom oplegging van de maatregel tbs met voorwaarden noodzakelijk en proportioneel. De rechtbank stelt daarbij de voorwaarden zoals opgenomen in het door de reclassering uitgebrachte maatregelenrapport. Verdachte heeft zich bereid verklaard tot naleving van deze voorwaarden.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Aangezien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen vanwege zijn psychische gesteldheid, zal de rechtbank bevelen dat de gestelde voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
Ongemaximeerde tbs in geval van omzetting
De rechtbank overweegt dat de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten poging tot afpersing. Dit betreft het bewezen geachte feit. De maatregel kan daarom bij omzetting naar tbs met dwangverpleging langer duren dan vier jaar.
De op te leggen straf en maatregel
De rechtbank houdt bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, alsmede met het feit dat de rechtbank naast het opleggen van een gevangenisstraf ook komt tot de oplegging van de tbs-maatregel. Dat verdachte een mes heeft getoond werkt strafverzwarend. De verdediging heeft in dit verband met verwijzing naar de beelden en de vraag van een aanwezige medewerker toen en daar aan verdachte: “Ben je serieus?” nog wel aandacht gevraagd voor de – in de ogen van de verdediging – ‘knullige’ wijze waarop de poging tot afpersing is uitgevoerd. Voor zover de verdediging met deze stelling betoogd dat de wijze van uitvoering niet in strafverzwarende zin zou moeten meewegen, volgt de rechtbank dit niet. De omstandigheden dat verdachte gezichtsbedekking droeg en een mes heeft getoond, kunnen immers, ondanks een mogelijke knullige uitvoering, hevige angstgevoelens veroorzaken bij de slachtoffers waar zij nog lang last van kunnen hebben.
De rechtbank acht het van groot belang dat de tbs-maatregel zo spoedig mogelijk aanvangt. Een behandeling biedt naar het oordeel van de rechtbank de beste waarborg om recidive te voorkomen. Verdachte is op dit moment gemotiveerd om mee te werken aan de tbs-maatregel. Verdachte kan binnen een termijn van maximaal vier weken na de uitspraak worden opgenomen in de Forensisch Psychiatrisch Kliniek Inforsa. De rechtbank zal daarom aan verdachte een gevangenisstraf opleggen tot en met deze opnamedatum, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 302 dagen, met aftrek van voorarrest. Daarnaast legt de rechtbank de maatregel tbs met voorwaarden op. Het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte zal worden opgeheven met ingang van de datum waarop hij feitelijk is opgenomen in de kliniek.

8.De vordering tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling 13/158010-23

De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 13/158010-23 afwijzen, omdat aan verdachte de maatregel tbs met voorwaarden wordt opgelegd. Toewijzing van de vordering vindt de rechtbank daarom niet opportuun.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 38, 38a, 45 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 2:poging tot afpersing.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
302 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast dat verdachte
ter beschikking zal worden gestelden stelt daarbij de volgende
voorwaarden:
Standaard voorwaarden bij toezicht tbs:
1.
Geen strafbaar feit plegen
Veroordeelde maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit.
2.
Meewerken aan reclasseringstoezicht
Veroordeelde werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
  • Veroordeelde meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is.
  • Veroordeelde laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van veroordeelde vast te stellen.
  • Veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om veroordeelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden.
  • Veroordeelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid.
  • Veroordeelde werkt mee aan huisbezoeken.
  • Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners.
  • Veroordeelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering.
  • Veroordeelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met veroordeelde, als dat van belang is voor het toezicht.
3.
Meewerken aan time-out
Als de reclassering dat nodig vindt en veroordeelde daarmee instemt, kan veroordeelde voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of veroordeelde deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar.
4.
Niet naar het buitenland
Veroordeelde gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering.
Aanvullende voorwaarden:
5.
Opname in een zorginstelling
Veroordeelde laat zich opnemen in Forensisch Psychiatrisch Kliniek Inforsa, of een soortgelijke instelling, bepaald door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start zodra er een plaatsing mogelijk is. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
6.
Ambulante behandeling
Veroordeelde laat zich behandelen door een nader te bepalen zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
7.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Veroordeelde verblijft in een nader te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zodra er een plaatsingsplek en -datum is. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
8.
Drugsverbod
Veroordeelde gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
9.
Alcoholverbod
Veroordeelde gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
10.
Dagbesteding
Veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur.
11.
Meewerken aan schuldhulpverlening
Veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
Bepaalt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden
dadelijk uitvoerbaaris.
Vordering tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling 13/158010-23
Wijst af de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 13/158010-23, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 80 (tachtig) dagen.
Voorlopige hechtenis
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van veroordeelde met ingang van de datum waarop veroordeelde feitelijk is opgenomen in de Forensisch Psychiatrisch Kliniek Inforsa, of een soortgelijke instelling, te weten omstreeks begin oktober 2024.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.A. Overbosch, voorzitter,
mrs. A.R.P.J. Davids en A.R. Vlierhuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.K. Raspoort, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 september 2024.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
[…]
[…]
[…]
[…]