In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 juli 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 5 april 2024 te Amsterdam werd aangehouden. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen, te weten een pistoolmitrailleur, en van munitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de politie op die datum een melding ontving over asociaal rijgedrag van snorscooters. Bij het aanhouden van de verdachte, die met hoge snelheid wegreed, werd de snorscooter met het kenteken [kenteken] aangetroffen, met de sleutels in het contact. Bij het doorzoeken van de buddyseat van de snorscooter werd een zwart handvuurwapen aangetroffen. Na verder onderzoek in de woning van de verdachte werden ook kogelpatronen aangetroffen.
De verdediging voerde aan dat de doorzoeking van de snorscooter onrechtmatig was, omdat er geen sprake zou zijn van een redelijk vermoeden van schuld aan een misdrijf. De rechtbank oordeelde echter dat er voldoende aanwijzingen waren voor een verdenking van diefstal, waardoor de doorzoeking rechtmatig was. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging en concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren begaan, evenals de recidive van de verdachte.